De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1933 19 augustus pagina 19

19 augustus 1933 – pagina 19

Dit is een ingescande tekst.

?"$ De Groene Amsterdammer van 26 Augustus 1933 19 f. WIOSCOPY L. J. Jordaan Een verlies ? Bij het ter perse gaan van dit nummer ontvan gen wij berieht van bet plotselinge overlijden van Mr. C. J. Oraadt van Eoggen, in leven redacteur .der N. Kott. Ct. Behalve een uiterst bekwaam en ?veelzijdig journalist, verliest de jonge filmkunst in hem een geestdriftig en overtuigd aanhanger. Hij was een der weinigen, die in de film van den aan' vang af de grobte maatschappelijke en cultureele beweging zagen en er met hart en ziel voorheeft gestreden. . Ben eerbiedige groet aan het graf van dezen jonggestorven pionnier l Hohe C-lichkeit JToéMay: ,,Eh» Med «Ir »ich" Bembrandt Ieder kent het antwoord op de vraag, waarom een operazanger altijd een bont kraag draagt ,Weil 's kalt is tauf der Menschheit Höhen!" Voorzoover noodig teekent deze aar digheid de ietwat bedenke lijke appreciatie, waarin het ras der Fausten, Bigoletto's ? ? en . Lohengrin's zich van ? oudsher mag verheugen ?dat curieuse mengsel van ?vulgairheid, stupiditeit en ? eigenwaan, hetwelk ons uit alle Witzblatter bekend is. Hetgeen niet wegneemt, dat tatloozen zich aan zulk een zingenden bontkraag verslin geren en in aanbidding voor stem en individu geknield liggen. Zoo wÜhet tenminste de legende. Persoon lijk kan ik over de waarheid niet oordeelen aan gezien ik niet de eer heb een operazanger van dichtbij te kennen. Alleen door de f ilnTben ik wat meer in de diverse opera-heroieke levens doorgedrongen en op recht gesproken: de kennismaking was niet onvermengd plezierig. Erkend dient te worden, dat het met de stupiditeit nogal losloopt: de uitingen der ILH. heldentenoren en barytons wijken niet merk baar af van het gebruikelijk niveau der conversatie in dat soort films. Ook de eigenwaan is er-behoorlijk gecamoufleerd onder een bescheidenheid en wel willendheid, die niet meer van deze aarde zijn. .Best de vulgairheid en op dit punt klopt het volksgeloof als een bus. De Tauber's, Kiepura's en hoe zij meer beeten mogen, vertoonen onveranderlijk een tikje teveel heerachtigheid om heer te zijn en een tikje teveel zwier om beschaafd te mogen heeten. Er is op beslissende oogenblikken altijd een misplaatste monocle of een paar verblindende slobkousen er is altijd een pijnlijk contrast tusschen physionomie en rokcostuum.... enfin, u begrijpt mij wel, de bontkraag! Maar wat ik in het bijzonder op den operazanger tegen heb, is de ontstellende monotonie van zijn reactie op al wat het leven ons arme stervelingen zooal bereidt in de film althans. De man kent in den regel slechts 'én repliek, slechts n gebaar tegenover welke situatie dan ook: hij barst in zingen uit! De deurwaarder verschijnt.... hij zingt. Zijn moeder sterft hij zingt. Hij is ver liefd hij zuigt. In de opera is dit nog tot daar aan toe wo alles singt kann Karl allein nicht vernünftig sein. Maar temidden van normaal optredende menschen doet deze chronische zingerij toch wel wat zonderling en weinig variabel aan. hij barst in zingen uit . , Immers de gewone filmheld* hoe brillant zijn uiterlijk ook moge zijn, heeft tenminste nog voor zq'n triomfen te vechten, of te lijden, of te zwem men, of te race'n, of al is hét dan maar virtuoos te kussen; De film-operahéld echter komt, zingt en overwint hetgeen ongetwijfeld zijn voordeelen heeft, doch van 's ma|s persoonlijke eigen schappen geen bijster hoogen dunk nalaat. Nee alles saamgenomer^ kan ik niet zeggen, dat het ras (op het projecliedoek althans) zich bijzónder interessant en onderhoudend voordoet. Bovendien geeft zoo'n steeddf wijdgeopende mond een onbedwingbare neiging n>t geeuwen. **-** De waarheid gebiedt mij echter op te biechten, dat ik hier tot het eind toe ben ge bleven en mij alleszins vol doende geamuseerd heb. In derdaad een verwonderlijk geval, dat ik niet mag nalaten te vermelden. Gij allen, die nog een film wilt zienen niet enkel maar hooren laat u niet door den bontkraag afschrikken. De geroutineerde ouwe rot die Joe May is, heeft het klaar gespeeld iets ZOQ afgezaagds en banaals als den zingenden veroveraar in een alleraar digste comedie te verwik kelen. Hij heeft daarbij de j 7 j,?./ intelligentie en den goeden ae gmaen siem smaak gehad hefc heele geval «iet au sérieux te nemen. De ' roem, de onweerstaanbaarheid, de popu lariteit van den held.... het is alles met een grapje en wat ironie genietbaar gemaakt. De man is beroemd, natuurlijk maar zijn secretaris-huisknecht houdt in zijn plaats voor de microfoon een daverend-onzinnige rede en het devote publiek merkt er niets van. Hij is onweerstaanbaar maar hij is het op een ver makelijke wijze, wanneer hu het heelèverkeer in een drukke straat stopzet door uit het raam een liefdes-aria te bulken. Hij heeft temperament aha, en hoe l maar hij verspilt het midden in een hartstochtelijke solo ongegeneerd aan een bordje Wiener Würstchen. Zoo zorgt een ver standige zin voor humor, dat het met de heroworship en de liefde niet de spuigaten uitloopt. In hoofdzaak dankt de film dit aan het manus cript en de regie. Beide instanties hebben ervoor gezorgd, dat in deze heldentenorfilm de nadruk niet op den tenor, doch op de film valt. Een voorbeeld: Natuurlijk is het critieke oogenblik niet te vermijden, waarop de ingénue voor het eerst de gulden stem van den held hoort penibele affaire, die rechtstreeks pleegt te voeren naar den allerergsten kitsch. In deze film ontstaat echter juist daar een van de aardigste situaties. De zaak speelt zich n.l. af tijdens de generale repetitie van Verdi's Aïda" en in plaats van den blinkenden heros in de akelige opera nimbus, zien we de opera-en-pantoufles-. ... de opera die hier zichzelf parodieert: helden, slaven, priesters en soldaten in colbertjes slavinnen en bayadères in jumpers en tailleurs. .. . het is alles van een vermakelijkheid, die gezond en verfrisschend werkt. Vooral en dit ia een zeer belangrijk punt door zijn onopzettelijkheid ! Niemand hoeft hier n.l. komiek ie wezen de situatie spreekt voor zichzelf. De camera glijdt in vol maakte onschuld van den wijdgeopenden mond des zangers naar de formidabele snuit van een olifant, vandaar naar het mystieke afgodsbeeld, dat blind en ernstig voor zich uitstaart, waarna het camera-oog peinzend blijft -rusten op het bolhoedje van een slaaf". Ziehier de filmhumor in haar zuiversten. en oorspronkelijksten vorm: geen komieke acteur, geen geestige tekst, geen aanstekelijke lach alleen de lakonieke obser vaties van het apparaat. Toegegeven dat wij nog geen acteurs kunnen missen zoomin als de pointe van het gesproken woord. .. . toch zal ieder, die filmintuïtie heeft, aan dergelijke momen ten eerst de ware kracht der film herkennen^ Maar voorloopig zal dit wel ketterij blijven voor de meerderheid der toeschouwers, die hun hart ophalen aan een (opzichzelf verdienste lijken) komiek als Paul Kemp. Zonder zich van de wijs te laten brengen, door lieden welke zijn , sketch voor de microfoon met al die omvallende boeken juist iets te geforceerd vinden in de nuch tere vis comica der film. Laat ons dus van deze kwestie afstappen en constateeren, dat over het geheel genomen een vaardige, geroutineerde regie filmhumor en acteurshumor in evenwicht houdt. Zoo wordt Paul Hörbiger wiens alomtegenwoor digheid anders wat hinderlijk begint te worden als de oberkellner in een restaurant-met-chambres-separées een voortreffelijke creatie van frap pante raakheid en prachtige soberheid. Ook de overige rollen van Ida Wüst als Tante Ida" en Balph Arthur Boberte als Intendant Kleeberg" blijven binnen de perken van het zoo uiterst moeilijke, gereserveerde filmspel. Om tenslotte nog een greep te doen uit de vele aantrekkelijk heden van deze amusante film: er is een ontknooping in de burleske scène van het zwembadconcert, die opvallend goed en aardig gevonden is.... en die de lezer zelf moet zien. een onbedwingbare neiging tot geeuwen ... a/ die omvallende boeken Blijven de heldentenor en het fameuse meisje. Wat dit laatste betreft Jenny Jugo, een krui sing van Dita Parlo en Lya de Putti, is niet beter en niet slechter dan haar tallooze voorgang sters. En Jan Kiepura. . .. tja, hij zingt adorabel en velen zullen hem deswege den onzichtbaren bontkraag vergeven, die als een soort astraal raskenmerk op zijn schouders blijft rusten. Frau Schmeling Karl IJamac Die Regimentstochter" met Anny Ondra. Tuschinski Wie nog niet door de film gedegenereerd is en van de echte, hartige tooneelvroolijkheid houdt, die ga Anny Ondra zien in Die Begimentstochter". Hier geen malle fratsen over een gedempten lach of de ironie der feiten, maar duidelijke, tastbare, onomwonden, grappigheid. Een spel", dat den. meest klassieken theaterrecensent in verrukking brengt door zijn prijzenswaardigen ijver om komiek te zijn en bovendien uitmunt door een rijke variatie van uitdrukking: Anny Ondra met stijve knieën, Anny Ondra mank loopend, Anny Ondra schuddend met zeker lichaamsdeel. ... neen, de vaudeville is goddank niet dood zij leeft! Overigens zal het velen genoegen doen te ver nemen, dat Anny Ondra sinds eenigen tijd gehuwd is met den bokser Schmeling. Een der vele voor beelden, waarin geest en kracht elkaar vonden.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl