Historisch Archief 1877-1940
De Groene Amsterdammer van 26 Augustus 1933
No. 2834
Engelsche en
Fransche boeken!
G. J. Renwr, Oscar Wilde,
Londen, Peter Davis Ltd. 1933
Oppervlakkig beschouwd is het
vreemd, dat een tijd, die korzelig de
litteratuur opeischt voor zijn maat
schappelijke problemen en
preoccupatie^met louter vormkwesties ver
doemt als klaplooperij ten koste
der gemeenschap, tegelijk bizondere
belangstelling toont voor leven en
werken van den prins aller estheten,
Oscar Wilde. In 1928 werd Frank
Harris' biographie door een Fransche
vertaling in -ruimen kring bekend;
hét boek werd verslonden. In 1929
'kwam de autobiographie van Lord
Alfred Douglass; Ricketts,
Rothenstein en Sturge Moore volgden met
''?herinneringen", een Life of Lord
Carson" van B. Marjoribanks bracht
het definitieve verslag van het Queens
berry-proces en xle studie van Symons,
die in i030 nogmaals trachtte, Wilde's
?plaats- in de Engelsche letteren te
Tbepalen, bewijst, dat het niet
uit«luitend om, onthullingen, anecdoten
?en het schandaal" te doen was.
Dr. Benier, een Hollander, sluit thans
voorloopig de rij met een voor het
'Engelsche publiek .geschreven bio
graphie, waarin het nieuwe materiaal
zorgvuldig is verwerkt.
Vanwaar deze blijkbaar algemeene
?belangstelling in Wilde's kunst en
jlevenswandel? Is het geen ketterij,
in een tijd, dat de schoonheid
ont;maskerd is, . het humanisme dood
?verklaard en het individu gereduceerd
tot een kruimel van de heilige gemeen
schap, zich bezig te houden met een
onsosialen amoreelcn estheet, die vorm
boven inhoud stelde, de maatschappij
vriendelijk hoonde en zich zelf nog
'een born antinomian" noemde toen
;de, gemeenschap, het collectief met
hem had afgerekend? Ik waag het
niet, dévraag volledig te beant
woorden. Ik wil slechts schuchter de
mogelijkheid , opperen, dat wij allen
misschien eenige malen meer esthe
tisch" zijn dan we wel willen weten.
Onze essayisten foeteren (een beetje
laat) tegen de estheten in keurig
gedrukte en nog keuriger gestyleerde
bladzijden. Onze nieuwe zakelijkheid
verheft het naakte object en de
'strikte nuttigheid tot kunst maar
. produceert sierlijk gebogen, blinkende
stalen meubels, waarover de indo
lente Oscar verrukt zou zijn geweest.
Onze architecten, stedebouwkundigen,
ontwerpers van
gemeento-vuinisbakken, auto-, vulpen-,
sonnettenfabrikantsn zij allen vrijen stiekum
maar hartstochtelijk met de
schoon* heid. En de vraag mag worden
opgeworpen, of de* Russische revo
lutie' in haar expansie over
Westropa niet zwaar is gehandicapt,
doordat geluiden als Kolchos", koe5
laki", komzomol", agitprop" en
' dergelijke ons esthetisch oor meer
kwetsen dan streelen. Om van
Totalitatsstaat" niet te sprokon.... met
' alliteraties was Wilde bepaald zuinig.
ZIN
(jQEPINTMiMNENAf
Het boek van Dr. Renier is als
biographie uitstekend. In eenvoudige
taal registreert hij Wilde's levensloop,
zijn vette en magere jaren, zijn expej
rimenten op velerlei gebied. De hoofd
stukken over het Queensberry-proces
munten uit door duidelijkheid, en
meesterlijk mogen de bladzijden hee*
ten, die Renier, writing in Englarid
for Anrjlo-Saxon readers",- over Wilde's
homosexualiteit schrijft. Het boek
wemelt van scherpzinnige opmerkin
gen; menig geslepen aphorisme be
wijst, dat Renier het werk van zijn
sajet met vrucht heeft bestudeerd*
zonder dat zijn proza overigens door
Oscar's zoo besmettelijke manier is
aangetast. Hij weerlegt gemakkelijk
de meening, dat Wilde een verwijfd
manneken was; ,,he was po werf ui,
robust and Irish"; maar glashelder
toont hij de karakterzwakte van dezen
levenskunstenaar aan, die meer lef
dan moed had. Renier, die zooals hij
verklaart, in practice supports the
ethics based upon the recognition
of the absolute value of the human
individual", is natuurlijk scherp in
zijn critiek op het barbaarsche vonnis^
waarmee Engeland zijn enfant ter
rible" vernietigde; maar het is goed;
dat hij de feiten niet verdoezelt, de
naieve blunders die Wilde en Lord
Douglas met hun Queensberry-proces
en ook daarna begingen, nuchter
blootlegt en zeer aannemelijk maakt.
dat, gegeven het Britsche straf- en
procesrecht, geen jury anders had
kunnen handelen dan gebeurd is;
Ook Carson treft nauwelijks blaam i
de man deed zijn advocatenplicht.
In laatste instantie is voor Wilde's
vonnis, behalve Wilde zelf, Lord
Alfred verantwoordelijk, die, bewust
of onbewust, de roem van zijn vriend
heeft uitgespeeld tegen de tyrannie
van zijn vader.
. * * *
Helaas heeft Renier's boek n
groot gebrek.
Behalve een allermerkwaardigst
mensch, een persoonlijkheid, die ook
nog dertig jaren na zijn dood zijn
nuchterste biografen fascineert, was
Oscar Wilde kunstenaar en heeft
hij een oeuvre nagelaten. Of men.
in een kunstwerk allereerst de per
soonlijkheid van den maker zoekt,
dan wel aan dat werk een zelfstandig
leven toekent, doet bij Wilde al heel
weinig ter zake, omdat juist bij hem
werk en persoonlijkheid niet te schei
den zijn. Een biografie van Wilde
sluit mijns inziens de moeilijke taak
van een appreciatie van zijn kunst
in. In deze plicht schiet Renier schro
melijk tekort. Hij negeert de verzen,
Intentions", de vertellingen, eigen
lijk alles met uitzondering van The
Picture of DorianGray" en de
tooneelstukken. En wat hij over deze laatste
zegt is waardeloos. Wie The
Importance of Being Barnest" achterstelt
bij de andere comedies" omdat
,,it has not a spark of humanity in il"
heeft de quintessence van Wilde's
theaterkunst niet begrepen. Na in
drie stukken met valsche sentimenten
en quasi-menschelijke ontroeringen
het publiek ter wille te zijn geweest,
had Wilde den moed, alle aanstellen)
overboord te gooien en een gaaf stuk
a la Congreve te maken, een zuivere
intellectual comedy of manners"
(en niet of morals"), met menschen,
die niet goed of slecht, doch alleen
maar geestig zijn. The Importance of
Being Barnest" is uiterst artificieel,
cynisch en onmenschelijk" gelijk
eigenlijk alles wat echt is in Wilde,
en door en door on-Engelsch even
on-Engelsch als het werk van Con
greve. Maar het is een meesterwerk.
Benier, die Congreve niet noemt,
stelt het naast Twelfth's Night"
en The Comedy of Errors", wat
ronduit belachelijk is. Trouwens, Re
nier vindt Salome a great work of
art, an exquisite poem in exquisite
prose" .>. .. Hij heeft het over Pater's
Renaissance" maar zwijgt van
,,Marius the Epicurean" en Denys
l'Auxerrois". Al de andere peeten van
Wilde's kunst, Hazlitt, Lawrence
Sterne, Pope, de heele intellectueele
kant van de Engelsche litteratuur
die, meer Fransch dan Saxon",
al bij Chaucer is te vinden dat
wordt evenzeer genegeerd als de
Franscheh en Grieken, als Apuleius
en het Pervigilium Veneris. Wilde
heeft in die dingen geleefd, intenser
dan in een werkelijkheid, die hij
verachtte en nooit naliet te hoonen.
En geen biograaf kan zich veroor
loven, dezen merkwaardigsten kant
van den man met een paar zinnen
af te doen. E. STRAAT
Colette, La Chatte. Paris, B.
Grasset 1933.
Er zijn enkele boeken van mevrouw
Colette waar ik niet erg veel voor voel,
zonder dat ik daarom durf beweren
dat zij minderwaardig zijn. Het is een
kwestie van persoonlijken smaak en
ik ben overtuigd, dat de door mij min
der bewonderde werken volstrekt niet
onderdoen, wat de literaire waarde
betreft, voor de andere, die, naar
mijn bescheiden meening, tot de beste
behooren van de Fransche literatuur
in de laatste dertig jaar. In elk geval,
zelfs wanneer een of ander werk van
deze schrijfster mij minder interessant
lijkt, heb ik nooit den indruk van een
totale mislukking, zooals dit wel het
geval is met het jongste werk van A.
de Chateaubriant, Ld Réponse du.
Seigneur.
Welk ook het onderwerp zij dat
mevrouw Cülette kiest, zij weet er
altijd iets van te maken dat verder
reikt dan de grenzen van de meestal
zeer eenvoudige gebeurtenis die zij
vertelt. Als ik zeg dat liet meest
banale onderwerp onder haar pen een
wonder wordt van menschelijke ont
roering, heb ik niet te veel beweerd:
al haar werken zijn daar om dit te be
wijzen. Dit is een zeldzame gave en
zij die in mevrouw Colette niets mér
zien dan een knappe femme de
lettres" begaan een vergissing die
alleen te verklaren is door zekere
vooropgestelde esthetische principes.
Deze schrijfster leeft met haar tijd
mee, maar is nooit de dupe van de
mode, zooals zoovele jonge auteurs,
die meenen dat een bepaalde literaire
modetoon de eenig mogelijke vorm is
van de moderne mentaliteit.
Ik wil heel graag toegeven dat haar
jongste boek La Chatte als roman
niet zoo erg veel om het lijf heeft. Het
is eigenlijk niet veel meer dan een vrij
mager gevalletje". Alain en Camille
trouwen met elkaar, zonder dat daar
toe eenige andere reden bestaat dan
een zekere natuurlijke neiging. Van
sterkere band is geen sprake, nog min
der van een werkelijke liefde. Alain
bezit een kat Saha" genaamd, waar
hij dol veel van houdt en die hij in het
gezin meevoert. Camille die instinctief
jaloersch is op het dier vindt dit
heelemaal niet goed. Die jaloerschheid
gaat zoover dat zij op een mooien
dag de kat van de vijfde tage naar
beneden werkt, in de hoop dat het
dier aan de gevolgen van dien val
zal bezwijken. Die hoop wordt niet
vervuld (men weet dat katten taai
zijn) en Alain ontdekt het moorddadig
opzet zijner jonge vrouw. Hij komt
in opstand tegen die wreede daad en
verlaat voor immer zijn vrouw.
* *
*
Eenige critici hebben dit boek ver
oordeeld als een soort tendenzwerk,
als zou mevrouw Colette, in haar be
kende liefde voor de dieren, hebben
willen bewijzen dat de genegenheid
voor een dier eiken mensch liever
moet zijn dan welke band ook, zij het
die van het huwelijk. Een man die
meer van zijn kat houdt dan van zijn
vrouw, noemen zij principieel abnor
maal. Dit is, meen ik, een verkeerde
opvatting en het probleem is niet dat
gene wat die heeren zich voorstellen.
De anecdotische kant van La Chatte
heeft maar weinig belang. Alain had
evengoed zijn vrouw kunnen verlaten
om een mislukte tomatensoep. Er is
hier iets anders in het spel dan
een huishoudelijk of sentimenteel con
flict. Ook zonder de tegenwoordigheid
van Saha zou het evengoed
misgeloopeii zijn. Het eigenlijk onderwerp is:
het misverstand tusschen twee men
schen die nu eenmaal^niet bij elkaar
hooren en toevallig zijn getrouwd. Ik
weet het wel, dit is het onderwerp van
ontelbare romans in vele talen en de
originaliteit van La Chatte ligt dan
ook niet in het onderwerp, maar in
den toon en den stijl.
Hoe Colette met haar verfijnde
zinnen op alle aardsche phenomenen
reageert is een bestendig wonder. Haar
beeldspraak is even precies naturalis
tisch als die van Jules Benard en even
impressionnistisch als die van Proust,
maar met een persoonlijk accent dat
haar van beiden onderscheidt. De
ondergrond van haar stijl blijft steeds
de menschelijke, maar altijd ironisch
getinte ontroering. M^n hecht thans,
meen ik, niet veel waarde meer aan
de kunst van het schrijven" en men
luistert thans bij voorkeur naar iemand
die werkelijk iets te zeggen heeft",
zij het dan in een minder fraaien vorm.
Ik vind het best, maar het zou wel
eens kunnen blijken dat achter dien
mooien vorm van Colette. dien men zoo
gemakkelijk oppervlakkig noemt, meer
menschelijkheid zit dan achter de
dorre en vervelende preektoon van
zoogenaamde denkers.
J. VAN NIJLEN
Nieuwe uitgaven
Herinneringen door H. Baan
de la Faille-Wichers Hoeth.
r. (jorcum & Comp. N.V.,
Assen.
Deze herinneringen zijn volgens
de ondertitel gewijd aan 28 jaar in de
pastorie te Londen en daarbij opge
dragen aan de Kerkeraad der
Nederlandsche Hervormde Gemeente te
Londen.
Bij lezing wordt men al spoedig
gewaar, dat het voorwoord terecht
spreekt van ..huiselijke" tafereeltjes.
Trouwens het geheele boek draagt een
zeer intiem karakter. Het groot aantal
foto's zullen vooral door ingewijden
zeer gewaardeerd worden.
F" F. SI N EMU S
Leldschestraat 20-22
AMSTERDAM C.
Overhemden
naar maat vanaf f 8.5O
PRIMA COUPE
Eigen Atelier