De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1933 2 september pagina 1

2 september 1933 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

DE GROENE AMSTERDAMMER Weekblad vopr Nederland Onder hoofdredactie van A. C. Josephus Jitta Redacteuren: L. J. Jordaan, F. G. Scheltema en M. Kann. Secretaris der redactie: G. F. v. Dam Keizersgracht 355, Amsterdam G. - Telefoon 37964 - Postgiro 72880 - Gem. Giro G. 1000 Opgericht in 1877 No. 035 Zaterdag 2 September 1933 ivf. »' De corporatieve staatsgedachte in Itali -"*? 0e corporatieve staatsgedachte wordt in Italiëwel de grondslag van den nieuwen. staat genoemd, maar die gedachte geldt niet In -werkelijkheid en Is zelfs nog niet In theorie ontwikkeld Het origineelste en tevens feitelijk het eenige positieve leerstuk van het Italiaansche fascisme is de corporatieve staatsgedachte. Het fascisme is oorspronkelijk niet een leer, een theorie, maar een actie, een daad. Toen Mussolini tot zijn interventie besloot, zoo verklaart hij zelf in zijn bijdrage tot de leer en de instellingen van het fascisme in de groote Italiaansche Encyclopaedie, stond hem geen enkele leer voor oogen. Hij kwam in verzet tegen de gebreken van de bestaande maatschappelijke orde, die hij waarnam, zonder er zich rekenschap van te geven, hoe hij het zelf zou doen. Het fascisme was niet de vrucht van een ergens in een studeervertrek bedachte theorie; het vond zijn oorsprong in de behoefte aan een daad en was niet meer dan een daad". De spreuk, waaronder de fascistische militie naar Rome optrok en die men zelfs op de verbandmiddelen, waarmede de gewonden verbonden werden, aanbracht, luidde Me ne frego", dab volgens een officieele Fransche vertaling beteekent: ,,Je m'en fous" en dat ik onder vermijding van een al te plastische Nederlandsche vertaling, met de "woorden Het kan mij niet schelen" meen te mogen weergeven. De theorie en de practijk van het fascisme zijn gericht tegen het individualisme, het liberalisme, het socialisme, de democratie, het parlementaire stelsel en de beginselen van alle oude politieke partijen. Er zal in de critiek van het fascisme op alle -tot dusver aangehangen politieke denkbeelden allicht, wel een kern van juistheid steken er is in bijna iedere politieke theorie een element waarvan de juistheid door elkeen, ook door een tegenstander, moet worden toegegeven ??? belang rijker is te weten, hoe liet fascisme al deze fouten zal verbeteren. Wat zal in de plaats treden van de democratie, het algemeen kiesrecht en de bestaande politieke partijen ? Het positieve antwoord, dat het fascisme geeft, luidt: de corporatieve staatsgedachte. Het is goed zich van deze simpele waarheid duidelijk rekenschap te geven, omdat datgene, wat de meeste onzer landgenooten, die zich min of meer fascisten noemen of gevoelen, tot het fascisme trekt, is de versterking van het overheids gezag en van de nationale gedachte. Het is een gebrek en misschien het eenige gebrek van het overigens voortreffelijke geschrift, dat Prof. Anema aan de Italiaansch-Pascistische staatsleer heeft gewijd, dat hij de gedachte, dat het overheidsgezag versterkt moet worden niet kenmerkend acht voor het fascisme. Zij, die zich in Nederland aanhangers van het fascisme noemen, beschouwen echter in den regel dit beginsel als ?de voornaamste deugd van deze nieuwe staat kundige theorie. Zij noemen zich fascisten, omdat ?zij de nationale gedachte en het overheidsgezag ?willen versterken. De Italiaansche corporaties, waarin de grondslag van de corporatieve staatsg^flachte is belichaamd, zijn niet organen, die uit eigen initiatief door de patroons- en arbeidersorganisaties zijn gevormd, maar het zijn overheidsorganen. De werkelijkheid van de corporatieve staatsgedachte in Itali beteekent niet: de staat in handen van de organi saties, maar: de organisaties in handen van den staat. Slechts een klein deel van de patroons en arbei ders is in die organisaties ^ vertegenwoordigd, in den regel slechts n tiende deel. Die corporaties worden slechts erkend, voorzoover zij fascistisch zijn. Wanneer hun besturen niet handelen, zooals de regeering wil, worden de besturen vervangen door vertegenwoordigers van de overheid. De centrale raad van de corporaties, die onder leiding staat van Mussolini of van den minister voor de corporaties, dient een voordracht van 800 candidaten in voor de volksvertegenwoordi ging. Sommige door de overheid erkende vereenigingen dienen een tweede voordracht in, waarop nog 200 namen voorkomen. De 400 leden van het parlement worden uit deze beide voordrachten, die 1000 namen bevatten, door het bestuur van de fascistische partij aangewezen, waarbij dat bestuur zelfs niet aan die voordrachten is gebonden. Over de aldus opgemaakte lijst in haar geheel, vindt een stemming door de kiezers plaats, waarop het practisch bijna niet andiers mogelijk is, dan^op deze nationale lijst te stemmen. Bij de op 24 Maart 1929 aldus gehouden stemming, stemde 98 pOt. van de kiezers op de nationale lijst. Bij de laatste vrije volksstemming echter voor de ondernemingsraden, die in 1925 was gehouden, werd het overgroote deel van de stemmen uit gebracht op de socialistische en communistische candidaten en slechts een klein deel op de fascis tische candidaten. En dit parlement, waarin de beginselen en be langen, die onder de bevolking leven, op zulk een gebrekkige wijze worden vertolkt, heeft in de practijk vrijwel uitsluiteud een adviseerende be voegdheid. Zelfs de wetgevende macht is voor een zeer groot deel gedelegeerd aan de regeering. De corporatieve staatsgedachte is in Itali ontsproten aan het geniale brein van d'Annunzio. Na zijn verovering van Piume in 1919 heeft hij een grondwet voor de stad ontworpen, die op de corporatieve vertegenwoordiging was gebouwd. De latere Italiaansche wetten zijn op dat voorbeeld geïnspireerd. De Italiaansche schrijvers over het fascisme zijn het er over eens, dat de corporatieve staats gedachte voorloopig nog slechts een ideaal is, dat in de huidige omstandigheden nog niet is en nog niet kan worden verwezenlijkt. Het is zelfs nog in het geheel niet duidelijk gemaakt, hoe die gedachte verwezenlijkt zou kunnen worden. Niemand heeft nog aandacht besteed aan de vragen, krachtens welke verhouding de vertegen woordigers van de verschillende groepen der Inhoud: i. Prof. Mr. A. C. Josephus Jitta, De cor poratieve staatsgedachte. 2. A. Plasschaert, Schilderkunst. J. W. F. Werumeus Buning, Over de poëzie. 3. L. J. Jordaan, Bewapeningswedloop. 4. Spreektaal. Melis Stoke, Een martelares van het geloof, teekeningen Harmsen van Beek. 5. B. van Vlijmen, Terug van vacantie. Top Naeff, Er is een vrouw gestorven. 6. Nico Rost, Boekbespreking. 7. Dr. Jac. P. Thijsse, Duinbeheer. Joh. C. P. Alberts, Kwatrijnen. f). Otto van Tussenbroek, Toegepaste kunst. 10?ii. L. J. Jordaan, Bioscopy. 12. M. Beckers-Zürcher, Onderwijsproblemen. 13. J. Bendien en A. Harrenstein-Schrader, Het surrealisme. 15. Ir. H. van Heyst, De Javasuikerindustrie. 17. Prof. Dr. I. Kolthoff, Wereldtentoon stelling te Chicago. 18. v. D. Nieuwe geluiden.?Uit het kladschrift van Jantje. 19. Jef Last, Groote Jaap, teekeningen J. F. Doeve. 20. Charivaria. Letterraadsel. Omslag: Spelproblemen. Viooltjes Voortreffelijk» chocolade in dan vorm van viooltjes. Een specialiteit. RINGER5 Let op den naam t bevolking, ingedeeld naar hun beroep, in de volks vertegenwoordiging moeten worden opgenomen, hoe uit deze vertegenwoordiging van speciale belangen het algemeen belang moet worden af geleid en hoe in een dergelijke vertegenwoordiging, die een optelsom is van speciale belangen, de algemeene beginselen van staatsbestuur, die de grondslag moeten zijn voor het beleid van wet gever en regeering, vertolkt zullen worden. De werkelijkheid in Italiëis deze, dat de regee ring, voorzoover zij zich geroepen acht in het maatschappelijk leven in te grijpen, de voorlich ting behoeft van belanghebbenden en deskundigen op dat speciale gebied. Zij kiest daartoe die belang hebbenden en deskundigen onder haar geest verwanten uit in wie zij vertrouwen heeft. Dat is haar recht en dat is een methode, die zelfs voor een dictator, die onmogelijk zelf alle belangen kan beoordeelen, onmisbaar is. Maar dat is niet de corporatieve staatsgedachte als grondslag van wetgeving en bestuur. Dat beginsel wordt in Italiëwel in redevoeringen en geschriften aanbevolen, maar het is er niet in practijk gebracht en zelfs nog niet in theorie ontwikkeld. A. C. JOSEPHUS JITTA

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl