Historisch Archief 1877-1940
*!? Ihadamittion.,"
k V
Ernst Iiubitsch,T ;Wor man~',Tau reg.
Stephen Roberts, \orninn Mcïjeod,
James Crnze, Wil Ham Setter en
Bruce Humoerstone: ..Als Ik een
millioen had. . : ." Tusehinsky
Wanneer wagen onze voorzichtig
aan - den
-loopenden-band-fabriceerende Europeesche studio's zich toch eens
aan een dergelijke plezierige absurdi
teit: de vervaardiging van een film
door niet minder dan zeven regisseurs ?
Of er geen crisis aan de lucht is of
er geen angst voor de recette bestaat....
Wynne Gibson als de prostituee
zoo amuseert de Paramount zich met
een dwazen inval, een gedurfde
carnavalsgrap ! Terwijl Babelsberg en
Parijs pijnlijk-benauwd hun
operettetroeven sorteeren. biedt Hollywood
plotseling dit gewaagde sans-atout.
O ja wij kunnen met onze ge
leerde gezichten en onze strenge
normen voor de gebruikelijke film
kunst wel thuis blijven. Het heele
geval werd hoe kon het anders !
een vrij bonte lappendeken van
Mariene Dietrich in "The Song of Songs'
REGISSEURSMariene Dietrich i
Zeven Regissen
klein-kunst, Grand-Guignol- en
gag-fragmenten. Een bric-a-brac van
stijlen en persoonlijkheden maar
daarbij tevens een tombola met
kostelijke surprises. De^ historie van
den multi-millionnair, die uit pure
recalcitantrie zijn vermogen verdeelt
onder acht willekeurige, uit net adres
boek blindelings opgezochte indivi
duen is de vette kluif, waarop de
regisseerende jachtkoppels zich stor
ten. Ieder maakt zich met een frag
ment uit de voeten en laat ons, toe
schouwers, de taak om uit te zoeken
..Who's Who" in dit barokke stukje
Filmland. Een listiglleidje, waar wij
gezien de onbekendheid der meeste
daders liever niet inloopen.
Men vindt er van alles:
Naast de zeer gerekte en nogal
zwakke burleske van het variété-paar,
slaat de zeer goede tragi-cornedie der
prostituee, waarin de felle, verbeten
persoonlijkheid van Wynne Gibsoii
voortreffelijk werk doet. Naast de
ietwat verbrokkelde mariniers-episode.
die Gary Cooper weinig gelegenheid
geeft op volle kracht te komen, slaat
de amusante historie van den winkel
bediende met een als altijd gave en
fijne rol van den komiek Charlie
Ruggles. T'it den toon valt de crue
scène in de doodencel. Dit fragment
herinnert op weinig kiesche wijze aan
de analoge episode in ,,Ladies of the
big house" en parafraseert het werk
van den regisseur Marion Gering, door
hetzelfde sujet, Gene Haymorid, tot
hoofdpersoon te kiezen. De nood
zakelijkheid om een der aangrijpend
ste scènes uit een goede film nog eens
dunnetjes over te doen, laat zich niet
zoo dadelijk inzien. De gangster-story
van den chèque-vervalscher daar
entegen, is weer een voortreffelijk
staaltje van spannende
film-kleinkunst.
Twee der sketches echter maken
deze caprice tot een zeldzame ge
beurtenis van groote waarde. De
eerste, de episode van den boekhouder,
die plotseling met het millioen' be
dacht, zijn congéneemt is een
chef d'oeuvre van beknoptheid'en
synthese. De eeuwig getrapte,
afgesnauwde en genegeerde kantoorslaaf
(de voortreffelijke Oharles Laughton)
is plotseling onafhankelijk geworden.
Een millioen dollars fladdert op zijn
BIOSCOPY
sclli'ijftafel|;(én uit de
honderd!) neer. Inspan
ning zien wij bem de
enveloppe opt ien, di
voor hem vrijheid, on
afhankelijkheid, heer
schappij inhoudt..., de
reactie is verbluffend
van soberheid en psy
chologische juistheid.
(i een tooneelgebaar van
exuberante vreugde
waartoe deze in de kan
toorroutine geperste ziel
niet meer in staat '\F.
Geen extatische blik,
die een glorieuse toe
komst tegemoet ziet
de benauwde horizon
van een jarenlang tred
molen-bes taanheef t zich
daartoe te eng en te
onverbiddelijk om deze
doft'eoogen gelegd. Even
een vluchtige
verbijstering iets als een
snelwegtrekkende duizeling
dan fixeert zich de
gedacht e van den fossielen
employéop het eenige.
wat hij omvatten kan: het kantoor.
den patroon. . . . het afscheid . . . .
levanche! Hij verrijst van zijn st
schrijdt door de kantoorruimte :
denzelfden afgemeten ambtenaarsg
van alledag.... hij zou niet ain
meer kunnen, al werd hij voor
laatste oordeel opgeroepen. En
bestijgt trap na trap het paffe
weeke kantoorgezicht in denzelf
onveranderlijken plooi van offici
wezenloosheid. Achter hem verzin
de eindelooze traptreden als de <
vormige jaren van een automai
bestaan. . . . hij let er niet op,
blik onafgewend gericht op het
mende moment van afrekening.
mer van den tweeden secretaris
den eersten secretaris. . . . steeds
posariter wordt de omgeving st<
ijler de lucht auf dieser Mensch
Hölien". Eindelijk: een deur
..President" de berg Horeb. v
het aangezicht van een zaken-Jeh
over de menschheid licht . Even we
kantOi
? fc