Historisch Archief 1877-1940
No. 2935
De Groene Amsterdammer van 2 September 1933
19
K:
De groote Jaap
Dat er bij ons aan boord geen knap
per zeeman is dan groote Jaap, staat
voor iedereen vast.
Dat er aan boord ook geenr knapper
jongen te vinden is dan hij, staat al
leen voor Jaap zelf vast.
Den laatsten tijd is deze overtuiging
echter op geniepige wijze aangetast
door den vetdot, dat wil zeggen de
machinist van onzen hulpmotor.
Sinds we, na Suez, voor den passaat
varen, en de wind eiken dag uit den
zelfden hoek in het zeil blaast, heeft de
vetdot niks meer te doen en probeert
zijn verveling te verdrijven door met
ons een voor een, de kachel aan te
maken.
Eerst heeft ie Willem naar den oue
toegestuurd om den spannenden
zeemansroman twee blanke deelen" ter
leen te vragen.
Toen kwam de onverwachte storm
bij Sokotra waarbij alles wat niet
zeevast stond tegen dek ging en^uithet
provisiekastje een mengsel van ge
smolten boter, busjes melk, stroop,
azijn, suiker en mosterd op mijn goed
neerdrupte in het kastje er onder. Ik
zat juist op dek, druipnat, met mijn
pannetje snert balanceerend tusschen
mijn knieën te schaften, toen die vetdot
van boven af een dot poetskatoen net
in m'n soep smeet.
Wit van drift hol ik naar boven en
geef daar, in het plotselinge tropische
donker, de eerste zwarte schaduw die
ik zie een paar oplawaaiers. De scha
duw schopt terug, slaat een puts over
mijn kop heen en een minuut later lig
ik vechtend over dek te rollen met den
eersten stuurman. Achter het luik
lacht onze vetdot zich een beroerte
maar als ik den volgenden morgen bij
den oue op het matje sta mag ik blij
zijn dat ik er met een berisping afkom.
En nu treitert dezelfde vetdot on
zen grooten Jaap weer door telkens
als hij hem tegenkomt meelijdend te
zeggen: ??Je word toch maar met
den dag leelijker, Japie ! ??Stik, vent!
antwoordt Jaap dan, maar je kunt an
z'n gezicht zien dat ie 't zich toch
aantrekt, £
i Terwijl ik met den vrijen wacht bene
den in m'n kooi lig, hoor ik den grooten
Jaap het trapje afkomen. Hij staat
stil voor den gebarsten spiegel die
tusJef Last
Teekeningen J. F. Doeve
schen een paar ansichtkaarten met
meisjesgezichten aan den wand hangt
en bekijkt zich zelfs kritisch.
Ik kuch eens.
Ben je wakker, Jef? En dan met
een blik naar Willem die rustig boven
mij in z'n kooi ligt te snurken: Jij
zal me toch zeker niet belazeren, is't
wel?
Hoe kom je d'r bij Jaap !
Gerustgesteld door mijn veront
waardiging maar toch met een zekere
slecht verborgen spanning, vraagt hij:
??Dat van die vetdot, dat ik eiken
dag lillijker word, dat bennen toch
zeker allemaal maar smoesjes?
- Nou Jaap, antwoord ik ernstig,
om je de waarheid te zeggen, mooier
word je d'r niet op. ...
Iedereen is onder den indruk van
het drama dat echter dadelijk door
een vroolijk Ayhee, ayhoy, opgevolgd
wordt.
Niemand zou eigenlijk deze
dagelijksche avondconcerten van Jaap
willen missen. Daarom was het des te
gemeener dat de vetdot in zijn
plaaglust ons ook hier tot een komplot tegen
Jaap wist te verleiden.
Op een keer dat de harmonika juist
een vroolijk Tipperary ten einde ge
bracht heef t vraagt Willem onschuldig:
??Wat was dat nou eigenlijk, Jaap,
dat je daar speelde.
Jaap, verwonderd: dat, da's im
mers Tipperary?
Hoe kom je d'r bij, 't lijkt meer op
Hinkey Pinkey Parlez vous.
Allen komen naar den bak
>
<$^
De eerste zwarte schaduw
Met een gesmoorde vloek bromt
Jaap: dat komt toch zeker alleen
dat je je hier nooit behoorlijk
kunt scheren. Dan klimt hij onge
troost weer naar boven. Een half uur
later hoor ik hem. voor op den bak,
luid op z'n harmonika spelen: Maar
onder m'n lompen, daar draag ik
nog wat, waar méik de wereld tart.
Daar klopt en daar suist, daar leeft,
en daar bruist mijn fiere schooiershart.
Als Jaap op de harmonika speelt
koint, vooral 's avonds, als door een
magneet aangetrokken, de geheele be
manning altijd naar den bak toe. Alleen
de oue doet of het hem niet kan schelen
en leunt, kwasi onverschillig, naast
het bakhok over de reeling. Maar
hij gaat pas naar beneden als de laatste
toon van Jaap's harmonika onherroe
pelijk verstild is.
Jaap speelt niet alleen op de har
monika, hij zingt er ook bij:
Plotseling grijpt een der bandie-ieten
't onschuldig dertien-jarig kind
houdt zijn hoofdje onder waater
tot hij daar zijn einde vindt.
Worstelt met hem op de baaren
martelt hem, zoo langzaam dood
moordenaar, uw straf komt la-ater
voor die laffe daad, in de roeiboot !
Jaap kijkt hem verbluft aan en
speelt: the Yanks are coming to
St. Naxaire ! zie je nou wel dat dat
heel anders is?
Welwillend antwoordt de kok:
Natuurlijk, is dat anders,dat is immers:
(ïeef me nog een dropje wat je
nou speelt?
Jaap snapt er niets van en begint
met engelengeduld: Geef me nog'
een dropje.
Hoera, juichen we allemaal,
nou speel je Tipperary !
Een oogenblik houdt Jaap midden
in de melodie op en kijkt om zich heen
met een verdwaasd gezicht, zich af
vragende of hijzelf of wij gek zijn ge:
worden. Dan echter ziet hij den vetdot
die zich de heupen vasthoudt van 't
lachen. Ziedend van drift smijt hij de
harmonika op dek neer en trapt haar
in elkander. Alles holt weg. De vetdot
klimt, als een aap, tot aan de reeling
het want in: het is slecht kersen eten
met Jaap als ie kwaad wordt.
Een goed uur later zitten we op
nieuw allemaal op den bak met een paar
lantarens. De stuurman heeft reepen
kaftpapier gebracht en de kok stijfsel.
We probeeren allemaal naar besto
krachten bij de reparatie van de har
monika te helpen.