Historisch Archief 1877-1940
De Groene Amsterdammer van 9 September 1933
No. 2938
Nieuwe denkbeelden over
onweerselectriciteit
Prof. dr. E. van Everdingen
l
Ctrootscne schouwspelen der natuur
Na een vrij drogen en warmen zomertijd, waarin
velen van hun vacantie volop konden genieten,
is half Augustus een weersomslag ingetreden,
-waarbij zich nogal wat onweer heeft voorgedaan.
. "Wie oog heeft voor het grootsche in de natuur
Ion ook daarbij genieten van het indrukwekkende
schouwspel van de zware, dreigende luchten,
4e opeengestapelde, bolle wolken, van boven
gesluierd of in rafels uiteengescheurd het doffe
?dreunen hooren van den verren donder, en dan
de bui zien naderen, totdat rukwinden uitschieten,
slagregens neerkletteren en felle bliksemschichten
door ratelende slagen worden gevolgd. Zoo schetsen
we het typische onweer, en zóó sterk is de over
tuiging, dat donder, zware wolken en regen
bijeenhooren, dat de donderslag uit helderen
hemel" de meest gebruikte term is om iets vol
komen onverwachts en onbegrijpeUjks weer te
geven. Er zyn echter allerlei variaties en graden
naast het geweldige electrische vuurwerk in hoogere
luchtlagen, waarbij soms geen druppel regen valt,
zooals bij het onweer van 3-4 September 1929,
'dat schrijver dezes indertijd onderzocht, staan
de zware stort- of slagregens, die zonder een enkel
zichtbaar electrisch verschijnsel verloopen. Er
is dus geen reden om een afzonderlijke verklaring
te zoeken voor den plotselingen zwaren regen,
die de flinke onweders vergezelt in het algemeen
groote verschillen in temperatuur of in windsnel
heid op korten afstand, bij groot vochtgehalte
van de atmosfeer; wat afzonderlijk verklaard
moet worden is de onweerselectriciteit.
Bjj de groote verscheidenheid, waarop we
boven wezen, is het een heugelijk feit, dat twee
moderne theorieën ter verklaring van het onweer
tot een lijnrecht tegengesteld resultaat komen ?
we worden zoo ervoor behoed te denken, dat we
er met de verklaring al geheel zijn.
We kunnen die beide theorieën aanduiden
met de namen der Engelschen Simpson (meteoro
loog) en Wilson (physicus), al willen we niet over
het hoofd zien, dat in beide theorieën veel steekt,
wat ook door vroegere onderzoekers, bijv. Lenard,
Ulster en Geitel in Duitschland is gevonden.
Simpson gaat uit van het proces, dat alleen
in staat is behoorlijke hoeveelheden regen te
?vormen, de opstijging tot groote hoogte van met
waterdamp beladen lucht. Bij de opstijging koelt
de lucht zich af, op een bepaald niveau wordt
ze verzadigd, daarboven scheidt zich de
water? damp af in zóó fijne druppels, dat ze door den
«tijgenden luchtstroom gemakkelijk omhoog ge
voerd worden, en zoo groeit de wolk tot de ge
weldige donderkoppen, waarvan we in het begin
spraken. Maar daarbij condenseert voortdurend
meer waterdamp, het wordt dus in die wolk een
gedrang van kleine druppeltjes, deze gaan meestal
samenvloeien, vergrooten daardoor de valsn
lheid en kunnen zoo als regen beneden komen
tenzij een al te krachtige opstijgende luchtstroom
dat belet. Immers er is een grens aan het aan
groeien der druppels gesteld boven de 5 mm.
doorsnede breken ze door den luchtweerstand
aan stukken meer dan 8 m. valsnelheid kan
daarom geen druppel hebben. Nieuwe onder
zoekingen van Macky hebben aangetoond, dat bij
aanwezigheid van electrische spanningen (zooals
in elke onweersbui voorkomen), het breken der
druppels reeds bij 3 mm. middellijn gebeurt, en
de valsnelheid dus niet boven 6 m. per sec. kan
stijgen. Opstijgende stroomen met diezelfde
stijgenelheid komen nu bij onweersachtig weer veel
voor, en dus kan een tijd lang al het water in de
wolk vastgehouden worden, de druppels telkens
aangroeiend tot 3 mm., gebroken, omhoog ge
worpen en weer vallende totdat, als de stijgende
stroom uitgeput is, de heele watermassa als een
.,,wolkbreuk" naar beneden komt.
Proefondervindelijk is door Lenard en Simpson
aangetoond, dat bij het breken dezer druppels
een electrische scheiding optreedt: de grootere
druppels zijn positief geladen, de lucht en de
kleinere verstoven druppels negatief. De op
stijgende stroom neemt die negatieve lading mee
naar boven, de druppels voeren de positieve naar
omlaag of houden die althans in de onderste
wolkenlagen en ziedaar de electriseer-machine
in de wolk, die, naar men kan berekenen, inder
daad in staat is de enorme
spanningsverschillen(millioenen volts) te scheppen, die voor de
bliksemontladingen noodig zijn.
Tot zoo ver is er tegen de redeneering van Simpson
weinig in te brengen. Hij meent daarom gerechtigd
te zijn het beeld van de onweerswolk zóó te ont
werpen, dat beneden een groote positieve lading,
boven en misschien achteraan een groote negatieve
lading zit. Elke ontlading er zijn er naar boven,
naar andere wolken (horizontaal) en naar beneden
zal een deel van den voorraad, hetzij van
negatieve of positieve lading verbruiken, maar
de fabriek blijft werken en vult het ontbrekende
weer spoedig aan. Ook dat wordt bevestigd door
het onderzoek speciaal van Wilson en zijn navol
gers. Bij iedere ontlading neemt het spannings
verschil met de aarde sterk af, maar onmiddellijk
daarna groeit het weer aan, eerst snel, daarna
langzaam, totdat weer een nieuwe ontlading
komt.
Nu komen de bedenkingen. In de eerste plaats
verklaart deze theorie niet de groote verscheiden
heid in electriciteits-ontwikkeling bij gelijke
regenintensiteit maar vooral: de onderzoekingen
naar het teeken van de lading in de onderste
gedeelten van de wolk kloppen niet met het beeld
van Simpson in de groote meerderheid van de
gevallen is de onderkant negatief.
Wiison's theorie heeft het nadeel, dat ze uitgaat
van het bestaan van een spanningsverschil in
de wolk, waarvan de oorsprong niet duidelijk
wordt aangegeven, maar waarvan het teeken
klopt met wat de onderzoekingen in de meerder
heid der gevallen voor het onderdeel van de wolk
hebben gegeven: een negatieve lading beneden,
een positieve hooger. Aangenomen, dat zulk een
veld eenmaal bestaat, weet men dus, dat de grootere
druppels door den invloed der ladingen boven en
onder in de wolk van boven negatief, van onder
positief geladen zijn. In de ruimte, waardoor ze
vallen, zijn behalve fijne waterdruppeltjes ook
ladingen (ionen) aanwezig, waarvan de negatieve
een veel grootere beweeglijkheid hebben onder
den invloed van een electrische kracht dan de
positieve, die aan déstof gebonden zijn.
De werking van d* positieve en negatieve la
dingen, aan weerskanten van groote druppels
aanwezig, is daardoor heel verschillend. De posi
tieve lading kan de beweeglijke negatieve deeltjes
'tot zich trekken en dus de druppels als geheel
negatief doen worden, de negatieve trekt de posi
tieve deeltjes wel aan, maar ontsnapt ze door de
valsnelheid van den druppel, vóór ze merkbaar
naderbij zijn gekomen. Zoo kunnen de vallende
druppels een vrij sterke negatieve lading ver
gaderen, terwijl ze een gelijkwaardige positieve
lading boven zich laten. Men ziet: volmaakt het
tegengestelde resultaat van Simpson. Het meten
van het teeken van de lading van het regenwater
geeft geen onweerlegbare beslissing beide
teekens komen voor, en bovendien kan door
ladingen op den weg van den druppel onder de
wolk het teeken wel vervalscht zijn. Vandaar
dat wij de Nederlandsche vrijwillige waarnemers
hebben opgewekt, mede te werken aan de oplossing
van de puzzle, door vooral te letten op den aard
van de ontladingen. Want men kan aan een blik
semstraal zien, of hij van een positieve of een
negatieve lading komt de van een negatieve
lading uitgaande stralen zijn buiten* de wolk
onvertakt, die van de positieve zijn vertakt, m
is het merkwaardig, dat een groote verzameling
van bliksemfoto's, door Simpson uit Engeland en
van elders bijeengebracht, een groote meerderheid
van vertakte ontladingen opleverde, wat hij als
bewijs voor zijn inzicht beschouwde ? en dat
dit toch in het geheel niet klopt met het teeken
van de lading onder in de wolk, ook niet in Ned.
Indië, zooals blijkt uit het onderzoek, waarop dr.
de Kruyff onlangs in Amsterdam promoveerde.
Wij noemden daar straks deze tegenspraak
heugelijk. Er is dikwijls een neiging met een
theorie weg te loopen, omdat zij enkele groote
feiten goed verklaart, ook al laat zij ons in tal van
gevallen in bijzonderheden in den steek. Nu echter
op een zoo cardinaal punt tegenspraak komt, zal
men moeten voortgaan de verschillende werkingen,
die ongetwijfeld bij het onweer een rol spelen, in
hun gevolgen nader te bestudeeren. Zeker zal
daarbij niet vergeten worden, dat de begintoestand,
de hoeveelheid .en het teeken van de lading in de
luchtmassa's, die opstijgen, hemelsbreed kan ver
schillen. Sinds Franklin weet men al, dat ook bij
mooi weer groote electrische spanningen heerschen
tusschen punten, die enkele honderden meters
boven elkaar liggen; bij eiken weerstoestand
wisselen die spanningen, en tal van verschijnselen:
stof, rook, mist en wat niet al oefenen er grooten
invloed op uit.
De onderzoekingen van den te vroeg gestorven
Duitschen onderzoeker Wigand hebben aange
toond, waarom de eene wolk bij de geringste op
stijging regen geeft, een andere soms uren lang
kan dreigen zonder regen sterke ladingen op
de kleine druppeltjes verhinderen hun samen
vloeiing. Aan den anderen kant leeren wij, ook
door den nieuwen internationalen wolkenatlas,
die dezer dagen in volledigen vorm verschijnt,
de wolken en haar bewegingen beter kennen. Het
is vooral het onderzoek van hoozen, waaraan de
laatste jaren hier te lande zooveel aandacht is
besteed, dat tot het inzicht voert van wervel
achtige beweging om een horizontale as in de
wolk, waardoor de ladingen, die eerst boven waren,
later beneden kunnen komen. Zoo kwam'schrijver
dezes' tot de onderstelling, dat Simpson's beeld
moet worden aangevuld door de positieve lading
meer in het midden te denken, aan vele zijden
door negatieve ladingen omringd. Dan is aan de
onderzijde de toestand geschapen, dien Wilson
heeft aangenomen, terwjjl de bovenkant voor de
beginlading zorgen kan en het zal nu het doel
van nadere wetenschappelijke onderzoekingen
moeten zijn uit te rekenen, hoe de beide processen,
die Simpson en Wilson bestudeerd hebben, onder
die omstandigheden samenwerken, om zoo wellicht
te verklaren, hoe de lading steeds langzamer tot een
zekere grenswaarde aangroeit, terwijl de omstandig
heden vooraf wellicht kunnen verklaren, waarom op
bepaalde dagen de grenswaarde onder de maat
voor bliksemontladingen blijft en dus zware regen
zonder onweer valt, terwijl zij op andere dadelijk
die waarde bereikt en ieder buitje onweer
geeft.
Schrijver dezes betwijfelt echter, of zelfs met
deze beide theorieën een hevig onweer zonder
regen, zooals dat van 3 op 4 September 1929,
voldoende te verklaren is wellicht zal men voor
de hoogste atmosfeerlagen toch de condensatie
direct op electrische kernen, die Wilson eerst als
verklaring van alle onweer heeft aangenomen,
moeten te hulp roepen, al is deze verklaring terecht
voor de onderste lagen opgegeven. Door combinatie
van al deze beschouwingen mag men hopen, de
groote veelzijdigheid van de onweersverschijnselen
volledig te doorgronden.
Zijn naam is klein,
zijn roem is groot.
KLKJEN DAG N