De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1933 9 september pagina 15

9 september 1933 – pagina 15

Dit is een ingescande tekst.

Wo. 2936 De Groene Amsterdammer van 9 September 1933 De verbetering der suikerpositie Ir. H. van Heyst *. Combinatie van exporteurs > en producenten. In het vorige artikel bespraken wij den toestand in de Java-suikerindustrie en vermeldden wij verschillende bronnen, die bij het vaststellen van die positie waren geraadpleegd. Laat ons thans "bezien in hoeverre de toestand kan worden ver beterd en met welke middelen. Deze verbeteringsplannen hebben al heel wat pennen in beweging gezet. Een van deze pennen beveelt de invoering van de termijnmarkt op Java aan, zooals in het Alg. Handelsblad van 25 Mei '32 ook door den heer Ooider is geschied. Nu is dit zooals bekend, geen nieuw onderwerp. Reeds 28 November 1923 heeft de heer Th. G. B. Stibbe hierover geschreven in de Ee.St.Berichten; toen bestreden door den heer A. Volz, 12 December 1923 en 4 Februari 1931 Ee.St.Berichten is de heer G. A. P. Wever daarop teruggekomen en pok ?weer bestreden door- den heer Volz. Ik acht deze beschouwing van mit voor de risicoverdeeling, maar meer consumptie zie ik door een termijnmarkt niet ontstaan. Het is duidelijk, dat de prijzen zullen stijgen als de productie vermindert, maar ook zullen de prijzen stijgen, wanneer de consumptie toeneemt, zoodat deze dus moet worden gestimuleerd. Dit laatste nu is een omstandigheid, die door de Javafabrikanten niet voldoende in het oog is gehouden. Het Huishoudelijk Beglement van de V.I.S.P. heeft door haar voorschriften van afrekening van fSuperieur een zeer sterken invloed in een bepaalde richting uitgeoefend, waarin echter later veran dering is gebracht. De fabrikanten, die echter door .het prijsverschil aangelokt ? op welk prijsverschil de. schoonste rentabiliteitsberekeningen zijn opge.zet hun product hebben gewijzigd, zullen in de toekomst wel moeten ondervinden, dat hoe verder de productie is doorgevoerd, zooveel te gemakke lijker het product in idjn verkoop is te treffen. Ik ben van midden 1931 af in Indiëreeds be gonnen met het propageeren van een andere ver kooporganisatie en heb later in Holland ter bevoegder plaatse hierover gesproken. Ik wil hier nader op mijn plan terugkomen, temeer, daar ik het volkomen met den heer Baars eens ben, dat ook de N.I.V.A.S. geen goede oplossing zal brengen. Het gunstige resultaat van een der grootste outsiders van de V.I.S.P. met algeheele afzet van haar product tegen verhoudingsgewijze goede prijzen, wijst er tevens op, dat een andere verkoop organisatie op betere resultaten kan wijzen, dan een organisatie als de V.I.S.P. heeft kunnen doen of de N.I.V.A.S. zal kunnen. Een zeer belangrijk voorbeeld van -een dergelijke organisatie uit de Europeesche industrie is die van de staalindustrie en in het bijzonder de'industrie der walsproducten, dus der profielen welke in bepaalde lengten als walsijzer worden aangemaakt en verkocht. Ben centrale verkooporganisatie die deze walsproducten verhandelt bestond in Duitschland reeds lang voor den oorlog in den vorm van het z.g. Stahlwerksverband. Deze organisatie had tot taak aan lederen verbruiker van ijzer dit artikel te verkoopen, terwijl de verkoopprijs door dit Verband werd bepaald aan de hand van de Wereldmarkt prijzen. Een ontvangen bestelling werd dan door het Verband over verschillende walswerken verdeeld, m.a.w. tevens regeling der productie, bij welke verdeeling vele factoren, voor deze industrie van belang, een rol speelden. Plet Verband werkte voor Duitschland uitstekend tot den oorlog en viel toen, door omstandigheden gedwongen, uit elkander. De voornaamste oorzaak Tvas wel het door de Werken gaan produceeren van oorlogsmaterieel en producten voor oorlogsdoel einden. Maar door het uit elkaar vallen van deze orga nisatie kwam hiervan tevens een groote fout aan het licht. De groote walswerken stonden n.l. plotseling voor het feit, dat zij elke verkooporganisatie misten, omdat zij zich voor den verkoop steeds hadden bediend van het Verband. Men miste ieder voor zich de verkooproutine en -organisatie, der inlichtingendienst en de buitenlandsche organen om den verkoop te stimuleeren. Na afloop van den oorlog heeft men zich in Europa al spoedig zelfs internationaal, wederom vereenigd en heeft men in verband daarmede in Duitschland het Stahlwerksverband wederom opgericht. De fout van vóór den oorlog wilde men echter vanzelfsprekend niet meer maken en men schakelde daarom voor den verkoop nog een tusschen gele ding in n.l. de z.g. Werkshandler. Eenige der belang rijkste walswerken in Duitschland richtten elk een handelsorga.nis0.tie op, meestal in den vorm van een op zich zelf staande Vennootschap, we ke organisaties alleen gerechtigd zijn om bij het Verband te koopen en welke wederom hun waren aan kleinere handelaren en groote fabrieken ver koopen. Het Stahlwerksi;erband regelt dus slechts de distributie der opdrachten over de verschillende walswerken en de inkoop'prijs der Werkshandler, die hun verkoopprijs zelf bepalen. Het is duidelijk, dat de groote fabrieken deze Werkshandler hebben ingesteld, om niet bij een eventueel uiteenvallen van het Verband, wederom voor wat de verkooporganisatie betreft, op straat te staan. Er is in Duitschland dus geen koopers-tusschenhandel, maar een verkoopers-tusschenhandel. Om dat deze tusschenhandelaren aparte vennoot schappen zijn, die hun kapitaal rendabel moeten maken en door hun collega's worden beconcurreerd, bemerkt men bij deze lichanïen een geweldigen drang tot verkoopen, terwjjl zij ook, als lichaam in het leven geroepen door de producenten, de plicht tot transactie hebben. Men heeft dus in Duitschland eenige fouten van het oude Verband geëlimineerd, doordat men Werkshandler heeft ingesteld en daardoor ver schillende voordeeleii verkregen. Door het in stand houden van het Stahlwerks verband heeft de Duitsche walsindustrie een prijsregelend orgaan behouden, welk orgaan zich richt naar de wereldmarkt en naar de quote, die men heeft toegewezen gekregen door het Internationaal Verband en waaraan men zich zooveel.tmogelijk heeft te houden. Men heeft hier steeds ingezien, dat de producentverkooper in normale gevallen moet zorgen te verkoopen en niet dat de kooper moet zorgen te koopen. De verkooper doet dus aanbiedingen en niet de kooper biedingen en naar dezen voor de industrie geldenden regel, wordt de suikercultuur meer en meer gedrongen. (Zie ook het bekende boek van Dr. A. de Graaff). Het blijkt dan ook den laatsten tijd voldoende, dat het standpunt van het ontvangen van bie dingen, zooals dit tot'nu toe gold, onjuist is en ook zelfs een informatiereis van een expert is daarvoor onvoldoende gebleken. Er is voortdurend contact en informatie noodig door daarvoor bij uitstek goed ingerichte organisaties, welke organisaties zouden moeten worden uitgebouwd tot vele verkoop- en informatiekantoren in verschillende afzetgebieden. Het is wel dienstig er op te wijzen, dat hoewel deze organisatie in Duitschland reeds tientallen jaren in ouden en nieuwen vorm bestaat, ook het product walsijzer een nog nooit gekend laag prijs niveau heeft bereikt. Het was daarom ijdele/hoop te verwachten, dat het Chadbourne-plan de suikerprijs alleen te midden van alle wereldmarkt producten, omhoog zou kunnen halen. Het Chadbourne-plan heeft alleen in zooverre wellicht prijsregelend gewerkt, dat het het verder belangrijk afbrokkelen der prijs heeft tegengegaan, waarvoor toch steeds een groot gebaar bestond en ook nog bestaat, omdat een voorraad, waarvan ieder weet waar zij ligt, steeds eenjgevaar voor de markt vormt; ten minste van producenten-standpunt bezien. De vraag zou kunnen worden gesteld of daardoor niet is bewezen, dat elke prijsregelende organisatie geen uitwerking heeft. Dat men van de prijsrege lende organisatie ook niet al te veel moet ver wachten is duidelijk, maar daarom kan men wel den verkoop intensief regelen, waardoor men wellicht de consumptie kan stimuleeren en dichter bij de productie brengen, terwijl ^een Verband steeds dienstig blijft om de markt niet door onder linge concurrentie te laten bederven en om de productie en distributie van orders te regelen. Het Stahlwerksverband heeft dan ook bewezen veel nut voor die producenten te hebben gesticht, omdat de statistiek heeft aangetoond, dat de prijs voor walsijzer, in verhouding tot vroegere prijzen, het langst een hooger peil heeft gehandhaafd. Nu kan worden aangevoerd, zooals eigenlijk in het Soerabaiasch Handelsblad van IS Juni 1931 dan ook wordt gedaan, dat de exporteurs eenzelfde functie vervullen als de Werkshandler, maar deze exporteurs hebben geen koop- en veAoopplichl en zullen er niet alles op zetten om zooveel mogelijk suiker te verkoopen met zoo noodig geringe winst marge, wat de Werkshandler yv'el moet doen. Het groote voordeel, dat het exporteurs-instituut meende te brengen, was tevens, dat zij de risico van de producenten overnam. In den tijd, dat voorverkoopen mogelijk waren, was dit inderdaad zoo, maar de exporteurs kochten toen vooruit, omdat zij in deze transactie voordeel zagen. Toen de positie veranderde, bleven deze voor-verkoopen achterwege en het risico kwam toch weer bij de producenten terug. De V.I.S.P. is dikwijls ver weten, dat ze van het oude beproefde systeem van voor-verkoopen is afgeweken. Men had inder daad hiermede misschien wat langer kunnen doorgaan tegen lagere prijzen, maar in totaal is niet de V.I.S.P. van het oude beproefde systeem afgeweken, maar hebben de exporteurs, toen zij hier geen voordeel meer in zagen, hun hoog ge roemde functie met een gerust hart verwaarloosd. Het groote verschil tusschen exporteurs en Werkshandler zit hierin, dat de producent thans geheel afhankelijk is van wat een vreemde firma, de exporteur, wil of kan vertellen en hierin schuilt een zeer groot gevaar. Nu werd in het S.H. van 18 Juni 1931 betoogd dat de exporteurs in hun vak zeer bekwaam zijn en ik zal dit zeer zeker niet tegenspreken. Tevens, dat de exporteurs toch zoo buitengewoon wel willend zijn om van advies te dienen. Ook hiervan zou ik me zeer wel kunnen doen overtuigen, voor wat betreft kwaliteit en eigenaardigheden van de markt, maar toch zeker niet voor wat den prijs betreft, welke de V.J.P. en nu de N.I.V.A.S. aan de exporteurs moest berekenen. Het is door al deze overwegingen, dat ik de instelling van de Werkshandler" propageer en wel als combinatie van exporteurs en producent. Bovenstaande schreef ik grootendeels reeds midden 1931 en zond het naar Europa Januari 1932. Nu ik het voorpublicatie in 1933 bijwerk, blijkt er veel gebeurd, maar helaas, niet veel verbeterd te zijn, Veel plannen zijn ontwikkeld maar wanneer het productie-apparaat der Javasuikerindustrie zich niet aan haar afzetgebied aanpast, zal er niet veel verbeteren. Een stroefwerkende N.I.V.A.S. zal zeker ook geen ver betering brengen. Het plan Steuerwald is mij alleen bekend uit een bespreking in de Telegraaf van 7 December 1932. Mij is tegengeworpen, dat een samengaan met de exporteurs reeds vroeger is beproefd, en dit was mij ook bekend. Het samengaan is bij mijn voor stel dan ook niet primair. Primair is het oprichten van een Centraal orgaan ter distributie van orders en bepaling van den inkoopprijs voor de Werks handler en oprichting dezer Werkshandler zelf. Secundair is het oprichten van deze Werks handler in samenwerking met den exporteur. Dit dus geheel naar goeddunken van den betreffenden producentengroep en een exporteur. Ik zou dus alleen deze samenwerking willen aanraden, omdat toch in ieder geval de exporteur over groote ervaring beschikt. KUNSTZ AAL VAN LIER DOORLOOPEND TENTOONGESTELD ROKIN 126 = AMSTERDAM KUNSTWERKEN VAN J O N O E HOLLAND8CHK EN BUITENL. MEESTERS

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl