De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1933 9 september pagina 17

9 september 1933 – pagina 17

Dit is een ingescande tekst.

amonix Mont Blanc ft' Dames In travesti Er zijn drie soorten van menschen hier. Ten eerste: die welke beneden blijven en er genoeg aan hebben tot de bergen op te zien; ten tweede: die welke naar boven .gaan en daar hun grootste genot in vinden, ondanks moeilijkheid, inspanning en gevaar en ten derde: die doen alsof! Zij die beneden blijven hebben genoeg aan het mooie gezicht, zij volgen hoogstens van uit den hoteltuin, onder de schaduw van het geboomte en bq een kop koffie of thee, in een makkelijken rieten stoel gezeten, de stoere klimmers en ze worden er bij oogenblikken zelfs in deze bondsdagen koud van, zóó ijselijk lijkt hun het verblijf m de eeuwig witte wereld daar op den grand plateau" of den couloir" of wel zij offeren op straat een tweetal francs en mogen dan door een van de op 'wielen rijdende telescopen een oogje eraan wagen want, zooals het be schilderde bord aangeeft II y a des personnes visibles sur Ie Mont Blanc" ,en ze krijgen er kippevel van.... Maar daar blijft het ook bij ! Zij die naar boven gaan zijn heel wat minder talrijk, ook al kent het hooggebergte zijn karavanen! Zij klimmen en klauteren, omdat ze het niet laten kunnen, want het zit hen in het bloed en in de beenen. Maar er zijn ook menschen, die aan bergsport doen uit puur snobisme, om er geweest te zijn" en om er over te kunnen opsnijden en niet het minst ook vanwege het certificaat, BERGBEKLIMMERS IN SOORTEN EN AFMETINGEN Otto van Tussenbroek dat ze van het gidsen-syndicaat mee naar huis krijgen en daar in een lijst te kijk kunnen hangen, opdat een ieder wete, dat zij werkelijk op den Mont Blanc geweest zijn. Maar je moet niet vragen hoe, in sommige gevallen, want 't lijkt soms wel op het omhoog hijschen van een piano op een bovenhuis in de Valeriusstraat, behalve dan dat daar gewoonlijk mér muziek in zit" !.... Wat hen betreft, die bergklimmers voorstellen, men herkent ze onmiddel lijk. De travesti der dames viert hoogtij en bij de heeren het carnaval. Ze zijn allemaal net wandelende reclame's voor de sportwinkels van Gleizes en van Sanglard. Alles is nieuw aan hen en hun, rugzakken zijn ware magazijnen van overtolligheden. Hunpickets glimmen als zilver, maar zagen sneeuw noch ijs, daargelaten nog, dat ze er geen treden mee zouden kunnen hakken. Ze struikelen erover als een militair, die voor 't eerst dat deze wat al te zeer aan den buitenkant blijven zonder bekend te zijn met wat er aan het alpinisme zooal vast zit. Hun werk is dan wel vermakelijk, maar het mist toch de juiste locale sfeer. Samivel is een der weinigen, welke hierop een gunstige uitzondering maken, omdat hij een hartstochtelijk beoefenaar der nobele bergsport, is en dus uit het leven zelf en door eigen beleving en aanschouwing tot zijn teekeningen komt. Komische situaties doen zich daarbij telkens voor. Ja zelfs op oogenblikken, dat de lach allerminst op zijn plaats is, maar juist door de scherpe tegenstelling van erust en luim kan luj zoozeer deugdzaam en ontspannend blijken. Wie kejit niet den nuchterling die, als er iemand, opgetogen over het opKomen der zon over een onafzienbaren horizont van besneeuwde top pen om de refuge" uitroept: Wat zeg je ervan, is het niet van zijn leven een sleepsabel tusschen de beenen heeft hangen en hoe ze 't ding moeten dragen blijft voor de zulken een onopgelost raadsel, naar 't schijnt, waardoor zij in de drukte voor de café's (waar dit soort zich bij voorkeur beweegt en vertoont) haast levensgevaarlijk worden. De dames hebben overigens alle maal skibroeken aan en veel te nauw sluitende truien. Wat ze van boven te weinig aan trekken, zit gewoonlijk vanonder, want ze zoeken het vooral in dikke wollen sokken met gebor duurde randen en zwaar bespijkerde bergschoenen. Alleen: de ouderwetsche mouché's", de nieuwere clous Tricouni" en de allerlaatste Bernina en Austria-nagels zijn minder ge schikt voor de trottoirs van Chamonix, zoodat menige schoone hier ,een slippertje maakt, terwijl de heeren op niet minder grooten voet leven. Mocht overigens het wonder ge schieden, dat men het inderdaad hooger-op-zoekt, dan kan men er verzekerd van zijn, dat ze of in het rookerige Montenvers-treintje gaan zitten om de Mer de Glacémet een bezoek te vereeren en in 't Hotel een portie ijs te nuttigen, of per téléférique naar Plan Praz trekken en dan moet je ze hooren, als ze weer op den beganen grond zijn aangeland ! Het ligt voor de hand, dat dit alles een uiterst vruchtbaar terrein van werkzaamheid vormt voor de caricaturisten. Vaak bemerkt men echter, prachtig?" het antwoord geeft^,,Mooi, nyMtr ik heb kouwe voeten !".... Wie kent niet den oolijkerd die zoogenaam d aaa de maladie de montagne" lijdt, omdat hij trek heeft in een nippertje Martell (drie sterretjes nog wel liefst)!.... En dan het klimtouw, dat in de w ar raakte; of de brokken, die men op zijn dierbaar hoofd krijgt, als de gids boven u bezig is treden te hakken; of de teleur stelling vanwege het vinden van een leeg sardineblikje daar, waar men meende een maagdelijk punt te hebben bereikt (une pointe vierge" zooals dat heet in het alpinisten latijn!). Het zijn dingen, die allen, welke van de bergen als bezeten zijn, kennen en het is Samivel, die dat teekende en verzamelde in een bij Delagrave te Parijs uitgegeven boek Sous l'oeil des Choucas". Zoo noemt men hier het vogeltje (ook wel Corneille" geheeten) dat de klimmers overal volgt en de kruimels en resten van hun proviand oppikt. Er is een teekening in het album, waarop men een Zondagsklimmer aan een touw ziet hangen en aan dien Zondagsklimmer hangt een kiektoestel en dan zegt de vogel Job: Als je vrouw je zóó eens zag !...." Over kieken gesproken: daar is de man, die zich in een wie-doet-mewat-houding op den top van een rots heeft laten vereeuwigen en hij voelt zich een wereld-veroveraar; daar is de contemplatieve alpinist, die een fijn plekje heeftTopgezocht "en een pijp heeft aangestoken. Verduiveld vermakelijk, maar ook uitstekend van uitdrukking is de teekening, waarop de dikke Baculot tegen den dunnen Samovar *) zegt, dat hij maar liever weer naar beneden wil!...." en op een ander gechar geerd tafreel zijn deze heel- en half watt, deze aan Don Quichot en . Sancho Panza herinnerende figuren weer bijeen, maar dan roept Samovar angstig naar beneden tot Baculot, die om den hoek kijkt, wat hij nu moet doen ? .. .. en dan luidt het antwoord: Weet ik bet? De blad zijde van de Vallot-gids is gescheurd !" Maar deze caricaturen zijn mér dan grappig alleen. Zij zijn meesterlijk in de beheersching van het zwart, grijs en wit en wie ten slotte de teekening beziet, waarop een praatgrage dame op den top van den Mont Blanc haar stoeren gids verveelt met haar gewauwel, zal ook aan het toepasselijk onderschrift kunnen toet sen, dat achter den lach ook de ernst zijn rechten opeischt. Waar was ik ook weer? O, ja !.... ik had mijzelf de vraag gesteld: Wat is wel het mooiste van 't hooggebergte?".... En dan antwoordt de gids, veel zeggend in een enkel woord: De Stilte, madame !".... *) Hier spot de teekenaar met eigen naam en uiterlijk. zyn

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl