De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1933 9 september pagina 7

9 september 1933 – pagina 7

Dit is een ingescande tekst.

iwr^^r-"^' tjj., w i- ?? * No. 2936 De Groene Amsterdammer van 9 September 1933 Een jachthut op de Reeuwijksche Plassen Voor de plassen Dr. Jac. P. Thijsse De Reenwijksche en Slulpwijksche Plassen W3| Herinneren ons nog levendig den strijd, die eenigê. jaren geleden is gevoerd voor het behoud van <fe Reeuwijksche en Sluipwijksche Plassen. De ,, o verwinning", destijds behaalc1, stemt mij nog altijd tot bescheidenheid. Doch dat doet er niet toe. Ben van de grootste voorvechters heeft een gids voor de plissen uitgegeven, die thans in zijn derden, veel vermeerderden druk verschijnt, een boekje, dat in handen behoort te,zijn van ieder, die de plassen bezoekt of er iets behoorlijks van wenscht te weten. Dr. Seheygrond, de schrijver van dat.boekje l), is een bioloog, een Goudenaar en wij kennen hem al sinds vele jaren, toen hij met eenige schoolkamera den een club oprichtte, die zich zeer degelijk heeft bezig gehouden met de bestudeering van de veenin kleilauden van Gouda's omgeving. Al -heel spoe dig kwamen zij voor den dag met een uitmuntende Avifauna" van Góuda's omgeving, die in De Levende Natuur is verschenen. Scheygrond en zijn kornuiten werden dan ook het wreedst getroffen door de plannen voor de drooglegging der plassen en zij hebben als leeuwen gevochten yoor hun behoud. Nu geeft Scheygrond in zijn boek eerst een korte uiteenzetting van de historie van het Hollandsche Veen en van het vervenersbedrijf in den loop der eeuwen. Dat moeten wij wel goed1 -weten, want haast alle HoUandsche en Utrechtsche plassen zijn ontstaan dóór vervening en zijn blijven bestaan, doordat door allerlei oorzaken de gebruikelijke drooglegging achterwege bleef. Zoo konden die aanvankelijk kale plassen verwilderen en er vestig de zich de wonderbare planten- en dierenwereld van het moeraswoud en van de stille wateren. In aloude tijden was de eenige practische menschelijke bemoeienis met die plassen het bedrijf van vissehér en jager. Daarbij komt. dan in onze dagen de natuuronderzoeker, eigenlijk ook een soort van jager en vissehér. En ten slotte verschijnt de water1), Dr. A. Scheygrond: De Reeuwijksche en Slwipwijksche Plassen. Gouda, A. Brinkman en Zoon. 1933. 4:8 p.p. vele illustraties en 3 kaarten. Koninkl. Bfoemkweekerij Wilhelmina," 'Charles van Qinneken & Zoon, Zundert, N.B.. Het van ouds gunstig bekende adres voor Dennen, ter betaosscbing(uitsluitendinheemsch zaad) Exotische Dennen- en Sparrensoorten, Bosch- en Haagplantsoen, ?Toornen en Heesters. o Catalogi op aanvraag gratis en franco Tel.Interc. No. 1. Telegram-Adres: Wilhelmina, Zundert sportbeoef enaar, wien het aanvankelijk te doen is om ruimte en beweging, maar die, hopen wij, de gele deren der natuurvrienden zal versterken, ten eerste, omdat die gelederen dringend'versterking noodig hebben, en ten tweede, omdat de watersport-beoe fenaar, die het natuurleveri der plassen niet kent en bewondert en ontziet, zijn vaarwateren wel eens zou kunnen schenden en yerarmen. ~~" Scheygrond, zelf groot njituürkenner en natuur vriend, doet zich ook kennen ais vriend van jasht en visscherij en watersport. JDat geeft aan zijn boek een groote bekoring en we^t het vertrouwen, dat het met de'Reeuwijksche eöSluipwijksche Plassen wel goed zal gaan, al zijn zeidan ook door den strijd van 1930 veel meer tot algemeen goed geworden, zoodat het verkeer te water er in de laatste drie jaren wel is vertienvoudigd- '' ? , Hoe grooter het aantal' 'vrienden van de plassen is, des te betet- Dan komt er ook ? goede kans, dat van overheidswege wet en regel wordt gesteld op h.un behoud. Het Pro vinciaal Bestuur van Zuid'-Hblland geeft in dat opzicht reeds «en prachtig -^tworbeeld door een besluit uit te vaardigen, (waarbij het verboden is om vuil en afval te storten in de plassen en in een oeverstrook van 200 meter breedte. Een uit zondering is gemaakt voor meststoffen,' nobdig' voor een ter plaatse gedreyen land- of ? tuinbouw bedrijf en, voor opslag binnjen gebouwen. Deze be scherming wordt verleend laan de Kager Plassen, het Brasemermeer, het Pdldergat, de Wijde Aa, de Kromme Does, de Doess de Leidsche Vaart, de Drecht, de Goo-Wetering,j de Reeuwijksche en Sluipwijksche Plassen, de; Bergsche Plassen, d* Kralingsche Plas, de Rotte, de Waal, de Devel, het Wantij, de Kikvorschkil; de Helsloot en het meertje De Waal. i * * * Menigeen zal zich met ndij erover verwonderen, dat de plassen van Nieuwkoop en Noorden in deze opsomming ontbreken. Dat zijn de mooiste van alle. Misschien zijn ze als vaarwater voor de zeilsport minder geschikt dan de Kaag, de Brasemer of de Rotte. Ze liggen vol veenregels", waartusschen men zich door moet werken om van de eene wijde plas naar de andere te komen en buitenge woon wijd zijn. de plassen geen van alle. Doch de plantengroei van de plassen e» van die veenstrooken overtreft alles, wat er op dat gebied in ons land te zien valt. Blijkbaar zijn deze plassen al zeer oud. Iedereen kent de thans nog in werking zijnde vervening tusschen Halfweg en OsdorpSloten. Daar liggen de veenregels kaal en open en nog heel weinig verschillend .van het weide- of hooiland van eenige tientallen,jaren geleden. Wan neer die regels blijven liggen en ongemoeid blijven, dan gaan ze langzamerhand .,verwilderen", dat wil zeggen, dat er in den loop der tijden een planten groei ontstaat?, zooate die. in onze moerassen be stond, toen er nog geen menschen in Holland wa ren. Er komt dan een afwisseling van wouden en venen, tenslotte weinig verschillend van de, ,hooge" venen in onze Oostelijke Provincies. Daar gaan eeuwen mee heen. Welnu, de flora van de Plassen van Nieuwkoop en Noorden is het verst in die richting gevorderd wat onder anderen blijkt uit den rijken groei van gagel en groote blauwe klok jesgentianen. De rest is daarmee in overeenstem ming, ook de dierenwereld. Ik mag het daarom nog wel eens nadrukkelijk herhalen, dat de Plassen van Nieuwkoop en Noorden, meer dan eenige andere, den naam verdienen van echte natuurmonumenten en dat er zoo spoedig en zoo volledig mogelijk ge tracht moet worden ze te beschermen. Reeds is het zuidwestelijk deel overgeleverd aan vuilstorting, maar gelukkig zijn ze zoo uitgestrekt, dat^het overige deel nog in zuiveren staat behouden_kan blijven. In het derde rijk Zoo Een vraag, daaylijks gesteld maar nooit beantwoord. Een^oogopslay waarin, ter dood gekweld, Het hart zijn laatste slagen telt En wacht op het verlossend woord, Dat het hier niet meer wordt gemeld. Een balk, een haak, een hand, een koord Hebben de eerste Macht gesmoord En 't einde met een dag versneld. II . .'. .of zoo. ? Wie houdt het hier nog veertien dagen uit In dit barbaarsche wilde-beestenspel? Temmers en leeuwen en de clowns-tnst-bel Loeren en azen op dezelfde buit.. ? ' >.. Wie durft nog doelloos naar den hemel kijken Om 'l wissels-pel van zon en wolken? Zij schieten, goochlen, vallen met hun dolken Lafhartig, in den rug wie hun de hand wil reiken. Wie van ons grijpt den spiillëbaas in 't nekvel En zet hem met zijn santekraam op straat? Slechts het bankroet van dezen kameraad" Kan ons bevrijden uit zijn gekkenhel. D. A. M. BINXEND1JK Op de Reeuwijksche Plassen

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl