Historisch Archief 1877-1940
r,
b
'
DE JACHT OP DE
URKER VISSCHERS ^
Jef Last
Stroopcr tegen wil en dank
Heel dien nacht dobberde onze
botter met gedoofde lichten ergens
boven het verdronken kerkhof
tusschen Schokland en rk en sleepte
'zijn kuil over den bodem op het zachte
tjok tjok van den motor. Achter den
?dunnen kastrand bij de Lemmer gaat
de zon op en stelt een oranjescherm
tegen de blauwgrijze wijdte van lucht
en water. Boven aan dek tuurt
Hendrik, de knecht, door een ver
weerden .zeekyker den einder af naar
een verdachte rookwolk. In de ruime
roef beneden hurken Jan en de
schipper, stoer in de helling van hun
wjjd uitstaande broeken, ter weers
zijden van het olietoestel waarboven
het bakkie koffie langzaam baal staat
te stoomen.
In mijn zakboekje noteer ik in
komsten en uitgaven van den schipper
over de laatste negen maanden
Totale besomming van Kerst tot
September f 3500.
Hiervan af trekken voor olie.. ? 1600
Schade door weggebrachte
. netten 969
Reparatie aan den motor , 1244
De kost aan boord voor schip
per en 2 knechts ,, 400
Loon van de knechts ,, 570
Onderhoud botter 600
Samen / 5383
Daar de botter met een
regeeringsvoorschot van ? 3000 gekocht is komt
hierbij de jaarlijksche aflossing a ? 300
plus ? 90 rente, plus ? 230 assurantie
en ? 60 belasting, maakt ? 730, zoodat,
zonder dat daar de rekening van de
ijsfabriek bij is en zonder nog haven
gelden of vertering, telefoon enz. in
Amsterdam te tellen, de exploitatie
rekening over deze 9 maanden sluit
met een verliespost van / 6113
? 3500 = / 2613, terwijl wij dan het
levensonderhoud van den schipper
zelf en zijn gezin buiten beschouwing
gelaten hebbén !
Verminderen wij deze rekening van
een schipper, die met zijn netten en
motor wel bijzonder ongelukkig was,
met ongeveer / 1500, dan blijft voor
een gemiddeld bedrijf, met een waarde
aan schip en want van ongeveer
? 13000 een verlies van ongeveer
? 1100 over.
En -rm nemen ze ons de kuil af!
Inderdaad wordt er op het eiland
de laatste dagen over vrijwel niets
anders meer gesproken dan over de
10 in beslag genomen kuilen.
Aan den afslag, waar het tot laat
in den nacht met kletsende, of zooals
ze hier zeggen mauwende" zeekerels
vol staat, namen de gesprekken een
bloedigen, pralenden toon aan. 'k Zou
liever sterven dan dat 'k m'n kuil af
gaf, dan zette'n ik alles op alles met
vn bus karbid in me handen en verder
geen nieuws oor ! Bij den barbier, de
Urker sociëteit, waar niet alleen de
ruige baardstoppels der visschers,
niaar ook de reputaties van overheid
en particulieren geschoren worden,
kant de verontwaardiging zich in
hoofdzaak tegen de wijze waarop het
gebeurd is. Met karabijn en revolver
sprongen ze aan boord, vloekend, hoog
van den zolder.Of we kannibale wassen.
Is dat Christenwerk man ? We neejneef.
Op de dood wor je ezet, op de dood
oor. En daar tusschen door reminis
centies aan de tale van kanaan
'k docht dat de publieke duivel met
twee klauwe tegen me opsting, maar
ik docht, ik zei 't waoge met me God,
ik legge me d'r bij neer, want de Heere
zal zorgen. Zelfs de dichteres van Urk,
een aardige intelligente vrouw van
een visscher, voelde zich geïnspireerd
tot een lied dat hier niet gepubliceerd
mag worden, vanwege haar
antirevolutionnaire beginsel, maar waaruit
wij toch, van de lippen van anderen,
de volgende regels onthielden.
Eerst de zee en nu de netten, nam
men aan de Urkers af, en zoo delft
men, schop voor schopje, zoetjesaan,
des visschers graf.... Overmaat van
flinke paling, en nu jaagt men ons
naar huis, gaat de heele vloot naar
buiten, zwaarder wordt dan nog ons
kruis. Daar de markt al overvoerd
wordt, door een Duitscher en een Deen,
kunnen ze ons Urk wel missen, valt
ons Urk er ver beneên. En hoe gaa^>
het met de paling, die men van de
visschers schaakt? Dacht je dat 't
bekeurde vischje een ambtenaar niet
lekker smaakt ?... . Was ik zelf een
Urkervisscher, Of ik kwaad deed of
wel goed, Sterven zou ik op mijn
netten, badend in mijn paupersbloed."
Dien vorigen avond, in 't kleine
zaaltje van Visseherijbelangen, waar
de vergadering der schippers., allen in
de stijlvolle kleederdracht van het
eiland, aan een bijeenkomst der vroede
vaderen uit de 17e eeuw deed denken,
was in alle rust en gemoedelijkheid"
die des visschers zijn, maar desondanks
niet zonder een ondertoon van felle
verontwaardiging die vreemd aandeed
in hun moeizaam gesproken breed
uitgesponnen vertoogen, de zaak be
sproken.
Op de leste vergadering, dat witte
ge allemoal, hadden we een berich
van de minister as dat er voortaon
zonder akte niet meer op 't IJselmeer
gevischt mog worre. We hebbe dat
toen ook van deuse taofel ezegd, maar
van de week is ebeurd dagene watte
we al zoo lang verwachte, 't Bestuur
is van meening datte de reden ligt bij
de zeildertjes die bitte klaoge over de
motorbotters en ook omdat de
direkteur van de vischafslag in IJmuiden
zeer groote katjes is met de
visscherijinspektie, hij ken de Urkers niet
genoeg naor buuten jaogen vanwege
de presentiegelden bij de
vischafWij vinde 't maor treurig dat 't
broodvraogstuk zoo int edrang komp,
want 't geldt niet alleenig dat je geen
aol meer mag visschen, maor wie nou
gien akte heb die krijg 'm noait meer,
en dat terwijl de kustvisscherij geen
bestaon meer oplevert.
We zullen 't nog eens bekieken om
te krijgen watte we wenschen, en 't
bestuur heeft 'n breedvoerig telegram
In de haven
gezonden aon de chef van de visscherij
maor tot nog toe geen antwoord. Nou
hebben we ook een telegram gezonden
aan Colijn, dat is zooveul as de baos
van 't heele zoodje, 'n dringend
telegram dat drie keer zooveul as 'n
gewoon kost en we hebben er onder
eschreven wij zijn radeloos". Ik zelf
ben de miening toegedaon dat Colijn
d'r niets afweet en nou wille we hier
een deputatie kieze veur Dinsdag
naor de minister en naor de
kaomerfraktie.
(Slot op pag. 14)
De karige vangst wordt verzameld