De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1933 16 september pagina 17

16 september 1933 – pagina 17

Dit is een ingescande tekst.

No. 2937 De Groene Amsterdammer van 16 September 1933 17 fe f»; Het Leidsche Stadhuis A. Plasschaert Zoodra besloten was den ouden gevel te herstel len van het Leidsche stadhuis en zoodra de groote lust bestond ook den ouden toren weer op te bou wen, verviel voor mij de mogelijkheid, dat een aantal architekten mee zou kunnen dingen om Leiden weer een stadhuis te geven* Deze architek ten waren die bouwmeesters, die zich de moder nen" noemen en typisch als zoodanig staan bekend. Mee te werken toch aan zoodanigen bouw en gedeellelijken wederopbouw was strijdig met alles wat zij steeds hebben voorgestaan en met alles wat zij door de eigen bouwwerken en in d 'eigen geschriften hebben gewild en in de geschriften van andere hebben geprezen. Zij konden zich ook niet beroepen op vroe gere tijden, toen door de langdurigheid van een bouw en het daardoor nabijkomen en nabijzijn van een latere periode een bouwwerk een complex kon zijn van twee stijlen, zooals dat meer dan eens is voorgekomen. Deze langdurigheid bestaat niet meer, .en daarenboven was er geen dwingende op eenvolging; er lag te veel tijd tusschen den bouw van het Leidsche stadhuis?-en nu. Dat zij toch hebben deelgenomen aan den wedstrijd" en dat zfl toch den ouden gevel hebben aanvaard, is voor nüj in dit geval de tweede groote teleurstelling en iets dat ik het minste zou hebben verwacht van de zich zoo trotsch-gebarende bouwmeesters, die rondgaan in Holland, zeker, alsof zij het laatste woord der schoonheid hebben gehoord en rond wandelen met den (schijnbaren) trots van heerschers. Ik had inderdaad meer aesthetisch fatsoen van hen verwacht en een weigering van hen was, wanneer al het besprokene in hen echt was, nood zakelijk. Zij hadden dan hun inzichten gehand haafd; zij hadden dan een innerlijke kracht ver toond, die hun in vele andere gevallen ten goede ware gekomen. Misschien hadden zij zelfs ook te Leiden de overwinning behaald, en hadden wij daar een stadhuis gekregen, .dat een vertolking was geweest van den tegenwoordigen staat der bouwkunst in Holland; Dudok had dan kunnen bewijzen, waartoe zulke opdracht, waar staatsie, stedetrots er nut vereend zijn (nut = de behui zing der diensten), hem hadden kunnen voeren. De prijsvraag voor het nieuwe? Leidsche Stad huis heeft dus voor mij het bedroevende, dat de ,,moderne" architekten te kort zijn geschoten in karaktervastheid, en dat zij daardoor,- zooals dat steeds gebeurt, zichzelven misschien voor goed, zeker voor langen tijd, een niet zuiver nog te schat ten schade hebben gedaan. Zij hebben zich op nieuw in de macht van leeken" gegeven, zooals in die 'van autoritaire burgemeesters, die van bouwen dikwijls geen sikkepit verstand hebben en die toch ook daarop, door hun positie, in den Raad een invloed kunnen uitoefenen, die funest is. Zij kunnen den burgemeester en den raadsleden niet meer uitzenden als zondebokken, na een toestem ming, die deze van de zijde der architekten hebben binnengehaald. Br heeft zich bij deze prijsvraag nog iets onzuivers voorgedaan, wat mij niet verwondert. Ik ben steeds tegen zulke wedstrijden geweest. Het waar om is eenvoudig. Een wedstrijd", een prijsvraag, kan zeer gemakkelijk den gevoelige een belemme ring wezen voor de volle ontplooiing van zijn gave en van zijn kundigheden .(het is toch menschelijk in zulk geval onwillekeurig te denken: wat zouden de anderen maken?); een prijsvraag kan in den listige de slechte eigenschappen sterk naar voren brengen; een prijsvraag (wij zien dat dikwijls) wekt allerlei invloeden buiten het aesthetische om, die beslissingen in bepaalde richtingen trachten te forceeren, desnoods ten koste van het bouwwerk. Het is beter een gebouw na een ampele" discussie in den Baad op te dragen aan n, na die discussie gekozen, zegevierenden bouwmeester. Deze kan dan in alle vrijheid ten eerste zijn gebouw ontwerpen, en er is anderszins ook meer gemak tot samen spraak, met dezen alleenigen bouwmeester; er Karin Leyden Tentoonstelling van Lier \ bestaat van meet-af-aan een zuiverder, inniger verhouding. De gevechten toch zijn voorafgegaan; de atmospheer is klaar. * ? Hetandere onzuivere", dat zich te Leiden heeft voorgedaan in het werk van n bouwmeester, van een modern bouwmeester, die den gevel niet in zijn plan had mogen opnemen en dus niet had moeten mededingen, is van andere geaardheid, en maakt de zwakheid der commissie onder van Gelder, den archivaris, voor iedereen duidelijk. Deze ne bouwmeester heeft, naar wat ik overal lees, op wat slinksehe wijs zich begeven buiten wat in het boekje" stond. Ik moet zeggen, dat ik (wanneer hij den ouden gevel maar niet in zijn plan had aanvaard) zoo'n daad een aardige stout moedigheid had gevonden, wanneer dat met mede weten was geschied van de overige mededingers. Het was dan een bewijs van hoogheid geweest van den kunstenaar tegenover de blirgers" zooals de Bock die noemde, en het was een stoutmoedigheid geweest, waarvan wij in dezen nuttigen tijd te weinig merken. Was dan, daarenboven ! zijn plan nog uitmuntend geweest, dan had ik het ook aar dig gevonden, dat de commissie ter beoordeeling van het ingezondene, zichzelf boven het eigen boekje had geplaatst en koelweg gezegd had: dit plan willen wij hebben en uitgevoerd zien". Het was meer dan aangenaam geweest; het was een verkwikkende onbevangenheid geweest en het had getuigd van een begrip van 't belang van zulk stadhuis in de geschiedenis der bouwkunst. Maar was de verontschuldiging der voortreffelijkheid inderdaad voldoende aanwezig, en was in dit plan ook de staatsie van de raadszaal in het raadsgebouw voldoende uitgedrukt? Omtrent deze beide zaken is een aarzeling meer dan mogelijk, en daar door ontstaat vanzeJve ook het gevoel, dat de commissie niet vrij is geweest van partijganger schap en niet enkel beslissingen genomen heeft om der schoonheid wil. Dat zulke twijfel ontstaat, is te bejammeren. Ik heb deze algemeene bezwaren niet ongeschre ven willen laten nu mij om mijn oordeel herhaal delijk was gevraagd en nu hij, dien ik liever hier zijn meeningen had zien publiceeren, niet in de gelegenheid" was dat te doen en zich (ik hoop niet uit voorzichtigheid) had verontschuldigd. Ik ben toch niet gewend noodzakelijkheden na te laten en mij om een daad der schoonheid mij niet te bekom meren; hier toch is oprechtheid een eerste eisch. KINHEIM" TAPIJTEN, KONINKLIJKE HAND-TAPIJTKNOOPERIJ TE BEVERWIJK. met de hand geknoopt en geknipt, in alle maten en vormen, naar keuze van teekening en kleur. van af T 27.50 per vierkante Meter.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl