De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1933 16 september pagina 19

16 september 1933 – pagina 19

Dit is een ingescande tekst.

Uit het kladschrift van Jantje Brieven van een voogd Liefste Eulalie I Je briefje van den twaalfden, waarin je me eenige aanvulling vraagt van je alimentatie, heb ik ontvangen en ditmaal zal ik je bet gevraagde zenden omdat, zooals je schrijft, de gepaste viering van Harer Majeatelte vijf en dertigjarig jubileum -je een tekort in je financieele middelen bezorgd heeft. Het doet me genoegen, dat ge daar met landgenooten den heuglijken dag gevierd hebt en het ?woord van den dichter: hoe verder van huis, hoe beter vaderlander" nog altijd van kracht blijkt te zijn, hoewel het mijns inziens wel wat soberder had gekund, want gij schijnt het wel wat al te royaal dit is geen woordspeling te hebben aangelegd. Zeventien flesschen champagne, en gij schrijft niet met hoevelen gij waart, lijkt mij wel wat overdreven en het past altijd maat te houden, zelfs en ook in de vaderlandsliefde. Ik begrijp, dat gij en uw vrienden en vriendinnen bij het hooren vande stem van meneer Vogt van de Avro een extra flesch hebt opengetrokken, ?doch zeventien.... enfin, het ge vraagde gaat hierbij, maar ik kan het slechts herhalen: wees zuinig en als gij daar in het Zuiden, aanstaanden Dinsdag de stem van onze Koningin wederom mocht hooren, wees dan niet roekeloos, want ik verneem, dat de inhoud van de Troonrede ditmaal een sombere klank zal zijn, die aller minst aanleiding mag zijn tot het opentrekken van extra flesschen. Het moet een, wat men noemt, zeer sterk stuk worden, waarin mijn vriend Colijn zich van zijn sterken kant zal 'doen kennen en op afdoende wijze de vraag van velen zal beantwoorden: waar blijft de Sterke Man? Ik zal je geen aaneengeschakeld verhaal geven van het defilévan Zaterdag jongst leden. Als oud-Burgemeester van Oud- en Nieuw Flipscheuten had ik het recht gehad mij op de eere-tribune te bewegen, doch ik gaf er de voorkeur aan om mede te demonstreeren met onze kegelclub Acht om den Koning" en daar wij door een verzuim van onzen secretaris tot de nakomers behoorden, stonden wij eenige uren buiten de poorten van het Stadion te wachten in onze witte tricots met de korte mouwen, zooals wij dit costuum dragen op onze wedstrijden en daar het geluk of het ongeluk wilde, dat er zich juist vlak tegenover ons een zeer gezellige inrichting bevond met gemakkelijke stoelen en verfrisschende dranken en de jonge vrouw achter het buffet al zeg ik het met gepasten schroom niet onbevallig was, schoten wij ons daar op in afwachting, dat onze beurt zou komen. Aan wie het verzuim te wijten is, is nog niet uitgemaakt, doch eerst tegen negen uur hoorden wij een aan groeiend gejuich en toen wij ons halsoverkop op straat begaven, bleek ons dat de Koninklijke stoet in aan tocht was en men vergeten had ons te -waarschuwen, zoodat van ons defil niets terecht kwam. Ik heb nu maar hoop, dat men het gat, door ons weg blijven gesticht, op waardige wijze heeft weten aan te vullen, want anders zou de smaad te groot zijn. Des avonds aan het diner, dat het Comitéons aanbood, had ik mijn verontschuldigingen willen maken maar ik trof het weer slecht want ik zou spreken nadat dominee Hoogenhuize gesproken had en nadat hij gesproken had, was er zoo'n conster natie, dat ik niet aan het woord ben gekomen. Ik vind ook, dat deze dominee wel wat hard van stapel is geloopen. Zulke dingen zegt men niet al denkt men er het zijne van, dat in een ordelievende stad het bewind ge-voerd wordt door een drietal heeren die dan toch maar voor kort het woord revolutie" in hun vaandel hadden geschreven. Ik kan niet zeggen dat het een gelukkige avond was, want mijn vriend Röell noch Burge meester de Vlugt waren erg gelukkig in hun terechtwijzing van den loslippigen dominee. Mijn vriend Höell je herinnert je hem nog wel van Parijs, toen hij met het Amsterdamsche Orkest onder Willeru Mengelberg mede was en welk een gepaste pret wij daar gehad hebben, al waren het dan geen zeventien flesschen die wij extra lieten open trekken ik moet je eerlijk bekennen, liefste Eulalie, dat zij mij dwars zitten en ik je overdreven vind in je vader landsliefde ik wil zeggen, dat Boel! meende, dat men zoo dwaas zou geweest zijn de drie roode Amsterdamsche wethouders aan onzen feestdisch te nooden, terwijl mijn oud collega de Vlugt te kennen gaf, dat hij met deze drie revolutionaire heeren zoo prettig had samengewerkt tot het heil van Amsterdam en als mijn buurman, dr. Maup de ' Hartogh herinner jij je hem nog van het laatste bal van de Petits Lits blancs" toen je met hem gewalst hebt me niet aan mijn rok had vastgehouden, zou ik zijn opgestaan om er mijn verbijstering over uit te spreken, dat een anti-revolutionair burge meester er prat op ging zoo prettig met revolutionaire wethouders te hebben samengewerkt, maar gelukkig dat dr. Maup, zooals jij hem noemt, me toefluisterde: Denk er om, wij zijn een n en ondeelbare natie en wat moet Zijne Koninklijke Hoog heid, die mede aanzat, zooals je w eet, wel denken als jullie gaan vechten?" Ik heb daarom maar mijn mond ge houden, maar het viel me moeilijk, dat kun je begrijpen. Ook heb ik eenige pech gehad, want ik had juist zes zwarte hemden besteld en nu neemt de Kamer een wet aan, die het dragen van politieke uniformen ver biedt. Er mag geen band zijn tusschen den kleermaker en de politiek, zei minister van Schaik, maar ik, voor mij, geloof dat dit verband er altijd geweest is, zoo oud als de politiek is. Ik herinner me nog vaag Italianen gezien te hebben, die een rood Garabaldi-hemd droegen en vormde de kleeding niet altijd het onderscheid tusschen de standen, welk onder scheid, helaas, thans wel wat wordt uitgewischt door de goedkoope en niettemin goedzittende confectie? En nu wij toch over kleeding spreken, zal ik je vertellen, dat ik mij een corset heb aangeschaft en dit naar aanleiding van mijn bezoek aan een soort mode-show in Carlton" waar mevrouw Caroline van Dommelen ik had haar in geen jaren gezien maar zij is niets veranderd al speelt zij geen tooneel meer, gelijk zij mij vertelde -?een nieuw soort corset Spirella, aanprees, dusdanig, dat ik mij er een aanschafte. Ik had een beetje een buikje en het maakt mij slanker. Neen, neen, Eulalie, je be hoeft niet te denken dat je oom en voogd trouwplannen heeft of, wat nog erger zou zijn, verliefd is. Het is slechts een hygiënische maatregel, die mij goed bekomt. Heb ik je niet eens voorgesteld aan dien Amsterdamschen bankier, die Buhrort heet ? Hij was een van degenen, die den laatsten aanval op den gulden leidde en nu hoor ik dat hij met alle geweld zich wil laten naturaliseeren en Neder lander wil worden en in plaats dat men in den Haag den berouwvollen zondaar met warmte inhaalt, schijnt men er daar niets van te moeten hebben. Jammer, want het zou een aanwinst voor onze natie zijn. Met veel liefs, ook voor je Hollandsche vrienden en vriendinnen in het Zuiden, je voogd OOM BOB uit Aerdenhout, den dertienden van Herfstmaand.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl