Historisch Archief 1877-1940
Uit het kladschrift van Jantje
Brieven van een voogd
Liefste Eulalie I
Je briefje van den twaalfden, waarin
je me eenige aanvulling vraagt van
je alimentatie, heb ik ontvangen en
ditmaal zal ik je bet gevraagde
zenden omdat, zooals je schrijft,
de gepaste viering van Harer
Majeatelte vijf en dertigjarig jubileum
-je een tekort in je financieele middelen
bezorgd heeft. Het doet me genoegen,
dat ge daar met landgenooten den
heuglijken dag gevierd hebt en het
?woord van den dichter: hoe verder
van huis, hoe beter vaderlander"
nog altijd van kracht blijkt te zijn,
hoewel het mijns inziens wel wat
soberder had gekund, want gij schijnt
het wel wat al te royaal dit is geen
woordspeling te hebben aangelegd.
Zeventien flesschen champagne, en
gij schrijft niet met hoevelen gij
waart, lijkt mij wel wat overdreven
en het past altijd maat te houden,
zelfs en ook in de vaderlandsliefde.
Ik begrijp, dat gij en uw vrienden
en vriendinnen bij het hooren
vande stem van meneer Vogt van de Avro
een extra flesch hebt opengetrokken,
?doch zeventien.... enfin, het ge
vraagde gaat hierbij, maar ik kan het
slechts herhalen: wees zuinig en als
gij daar in het Zuiden, aanstaanden
Dinsdag de stem van onze Koningin
wederom mocht hooren, wees dan
niet roekeloos, want ik verneem, dat
de inhoud van de Troonrede ditmaal
een sombere klank zal zijn, die aller
minst aanleiding mag zijn tot het
opentrekken van extra flesschen. Het
moet een, wat men noemt, zeer sterk
stuk worden, waarin mijn vriend
Colijn zich van zijn sterken kant zal
'doen kennen en op afdoende wijze
de vraag van velen zal beantwoorden:
waar blijft de Sterke Man? Ik zal je
geen aaneengeschakeld verhaal geven
van het defilévan Zaterdag jongst
leden. Als oud-Burgemeester van
Oud- en Nieuw Flipscheuten had ik
het recht gehad mij op de eere-tribune
te bewegen, doch ik gaf er de voorkeur
aan om mede te demonstreeren met
onze kegelclub Acht om den Koning"
en daar wij door een verzuim van
onzen secretaris tot de nakomers
behoorden, stonden wij eenige uren
buiten de poorten van het Stadion
te wachten in onze witte tricots met
de korte mouwen, zooals wij dit
costuum dragen op onze wedstrijden
en daar het geluk of het ongeluk wilde,
dat er zich juist vlak tegenover ons
een zeer gezellige inrichting bevond
met gemakkelijke stoelen en
verfrisschende dranken en de jonge
vrouw achter het buffet al zeg ik
het met gepasten schroom niet
onbevallig was, schoten wij ons daar
op in afwachting, dat onze beurt zou
komen. Aan wie het verzuim te wijten
is, is nog niet uitgemaakt, doch eerst
tegen negen uur hoorden wij een aan
groeiend gejuich en toen wij ons
halsoverkop op straat begaven, bleek
ons dat de Koninklijke stoet in aan
tocht was en men vergeten had ons
te -waarschuwen, zoodat van ons defil
niets terecht kwam. Ik heb nu maar
hoop, dat men het gat, door ons weg
blijven gesticht, op waardige wijze
heeft weten aan te vullen, want
anders zou de smaad te groot zijn.
Des avonds aan het diner, dat het
Comitéons aanbood, had ik mijn
verontschuldigingen willen maken
maar ik trof het weer slecht want
ik zou spreken nadat dominee
Hoogenhuize gesproken had en nadat hij
gesproken had, was er zoo'n conster
natie, dat ik niet aan het woord ben
gekomen. Ik vind ook, dat deze
dominee wel wat hard van stapel is
geloopen. Zulke dingen zegt men niet
al denkt men er het zijne van, dat in
een ordelievende stad het bewind
ge-voerd wordt door een drietal heeren
die dan toch maar voor kort het
woord revolutie" in hun vaandel
hadden geschreven. Ik kan niet zeggen
dat het een gelukkige avond was,
want mijn vriend Röell noch Burge
meester de Vlugt waren erg gelukkig
in hun terechtwijzing van den
loslippigen dominee. Mijn vriend Höell
je herinnert je hem nog wel van
Parijs, toen hij met het
Amsterdamsche Orkest onder Willeru
Mengelberg mede was en welk een gepaste
pret wij daar gehad hebben, al waren
het dan geen zeventien flesschen die
wij extra lieten open trekken ik
moet je eerlijk bekennen, liefste
Eulalie, dat zij mij dwars zitten en
ik je overdreven vind in je vader
landsliefde ik wil zeggen, dat
Boel! meende, dat men zoo dwaas
zou geweest zijn de drie roode
Amsterdamsche wethouders aan onzen
feestdisch te nooden, terwijl mijn oud
collega de Vlugt te kennen gaf, dat
hij met deze drie revolutionaire heeren
zoo prettig had samengewerkt tot het
heil van Amsterdam en als mijn
buurman, dr. Maup de ' Hartogh
herinner jij je hem nog van het
laatste bal van de Petits Lits blancs"
toen je met hem gewalst hebt me
niet aan mijn rok had vastgehouden,
zou ik zijn opgestaan om er mijn
verbijstering over uit te spreken,
dat een anti-revolutionair burge
meester er prat op ging zoo prettig
met revolutionaire wethouders te
hebben samengewerkt, maar gelukkig
dat dr. Maup, zooals jij hem noemt,
me toefluisterde: Denk er om, wij
zijn een n en ondeelbare natie en
wat moet Zijne Koninklijke Hoog
heid, die mede aanzat, zooals je w eet,
wel denken als jullie gaan vechten?"
Ik heb daarom maar mijn mond ge
houden, maar het viel me moeilijk,
dat kun je begrijpen. Ook heb ik
eenige pech gehad, want ik had juist
zes zwarte hemden besteld en nu
neemt de Kamer een wet aan, die het
dragen van politieke uniformen ver
biedt. Er mag geen band zijn tusschen
den kleermaker en de politiek, zei
minister van Schaik, maar ik, voor
mij, geloof dat dit verband er altijd
geweest is, zoo oud als de politiek is.
Ik herinner me nog vaag Italianen
gezien te hebben, die een rood
Garabaldi-hemd droegen en vormde de
kleeding niet altijd het onderscheid
tusschen de standen, welk onder
scheid, helaas, thans wel wat wordt
uitgewischt door de goedkoope en
niettemin goedzittende confectie? En
nu wij toch over kleeding spreken,
zal ik je vertellen, dat ik mij een
corset heb aangeschaft en dit naar
aanleiding van mijn bezoek aan een
soort mode-show in Carlton" waar
mevrouw Caroline van Dommelen
ik had haar in geen jaren gezien
maar zij is niets veranderd al speelt
zij geen tooneel meer, gelijk zij mij
vertelde -?een nieuw soort corset
Spirella, aanprees, dusdanig, dat ik
mij er een aanschafte. Ik had een
beetje een buikje en het maakt mij
slanker. Neen, neen, Eulalie, je be
hoeft niet te denken dat je oom en
voogd trouwplannen heeft of, wat
nog erger zou zijn, verliefd is. Het
is slechts een hygiënische maatregel,
die mij goed bekomt. Heb ik je niet
eens voorgesteld aan dien
Amsterdamschen bankier, die Buhrort heet ?
Hij was een van degenen, die den
laatsten aanval op den gulden leidde
en nu hoor ik dat hij met alle geweld
zich wil laten naturaliseeren en Neder
lander wil worden en in plaats dat
men in den Haag den berouwvollen
zondaar met warmte inhaalt, schijnt
men er daar niets van te moeten
hebben. Jammer, want het zou een
aanwinst voor onze natie zijn.
Met veel liefs, ook voor je
Hollandsche vrienden en vriendinnen in het
Zuiden, je voogd
OOM BOB
uit Aerdenhout, den
dertienden van Herfstmaand.