Historisch Archief 1877-1940
No. 2937
DéGroene Amsterdammer van 16 September 1933
Het fascisme
en zijn roerselen
Wetenschappelijke varia
Odysseus in Spanje
Wjlt
.JL *
Frans Coenen
Naar aanleiding van die nationaal-socialistische
vergadering in het ei-volle Concertgebouw, vraagt
men zich met eenigszins pijnlijke verbazing af, wat
wel de aantrekkingskracht mag zijn van een be
weging, die zoo- absoluut niets nieuws weet te ver
kondigen en voor practisch welvaartsprogram
enkel .frases geeft. Maar ondertusschen groeit zij,
" Concertgebouwen vol en daar weldra ver overheen,
;en het is vooral de jeugd, die op haar frasen, haar
. unifoïmen, haar methoden belust is en zich. aan
werven laat.
Men kan zeggen: het is de, bedreigde brandkast
der vaderen, die de zonen in 't fascistisch geweer
roept.,Doch die brandkast werd al meer dan een
halve eeuw bedreigd, zonder dat de zonen zich
roerden, en de bedreiging door het socialisme is
tegenwoordig zoo bar niet meer, sedert dit er ook
een beetje waarden in bergt. Dan de aesthetische
en moreele afkeer van koning Demos, machtig
door algemeen kiesrecht en parlementarisme.
'. Misschien kan men 'den aesthetischen afkeer
onbesproken laten. De fascistische jongelui hebben
er in zoover last van, als zij zich in hun partij van
beter gehalte gelooven, bepaald meer aristocra
tisch tegenover het gemeene volk. Doch veel
gewicht in de schaal legt djt niet. Wat hen echter
bloedig ergert, is het verworden parlementarisme
* in zijn machteloosheid. Zij, die hunkeren naar
daden vrijwel bij gebrek aan beter voelen
scherp de zinloosheid, het tijdsverlies, de ver
warring van al dit partij getwist, waaruit practisch
een resultaat te voorschijn komt, dat niemand zoo
bepaald heeft bedoeld of begrepen of gewild. In
hun simplistische rechtlijnigheid eischen die jon
geren een gouvernement, dat resoluut snel en
afdoend ingrijpt". Dat voldoet hun doeners
natuur en verder kunnen zij niet zien, al liggen ook
overal de scherven van dat ingrijpen". Wat is hun
tenslotte ook grootmoeders porceleinkast! Dit
alles, mitsgaders de kans op een meer overzichte
lijke wereld met productieve baantjes, verklaart
eenigszins de bekoring, die het fascisme oefent op
de jeugd. Doch ook maar eenigszins, want hoe zou
het de velen drijven-speciaal naar een systeem, dat
zoo arm is aan perspectieven, en zoo reactionnair
in leer?
Indien niet in dit reactionnaire zelf en daar
zit 'm de knoop de aantrekkingskracht gelegen
was. Want het'reactionnaire, dat is de collectiviteit
en reactionnair-zijn beteekent altijd het individu
den eigen-wil naar achter duwen ten bate
van het. algemeene, den norm, het collectieve.
Sedert een dertig jaar of daaromtrent zijn wij op
weg daar naar toe. De renaissance van het tweede.
deel der vorige eeuw is uitgeleefd en de persoonlijk
heid wil weer schuil gaan in de massa. Zoo wordt
al wat de vrije persoonlijkheid heeft gewrocht,
waartoe zij zich heeft opgeheven, waarui|, zij zich
heeft losgemaakt, al meer verworpen, veracht en
vervolgd.
Afkeer van het parlementarisme, dat is afkeer
van het individueele in de regeering; afkeer van het
algemeen kiesrecht en de democratie, afkeer van
de vele.... persoonlijkheden, elk op zich zelf aan
de macht deelhebbend, en afkeer van het interna
tionalisme is afkeer van de persoonlijkheid, die
zich allereerst zich zelf voelt en zich boven de natie
stelt, r
Omdat in al deze opzichten de persoonlijkheid
de groep negeert of bedreigt, moet die groep haar
doodehjk haten, de groep n.l. bij monde van den
groepenmensch, die geen bestaan heeft dan in haar.
Al meer heeft men die tendentie groeiende gezien
in familie, vereeniging, stam, natie, ras en de golf is
nog lang niet aan het einde.
Men zou er, zoo in 't afgetrokkene, niets op tegen
kunnen hebben, al blijft onze persoonlijke sympa
thie aan het vorig-eeuwsch renaissancisme gehecht.
Maar in het werkelijke leven heeft zulk collectivisme
groote bezwaren. Ten eerste, omdat het naar
leidende persoonlijkheden roept, die.... er dan
juist niet zijn. Wat zich daartoe opwerpt de
massa kan het toch niet onderkennen zijn gekken
of gedegenereerden, als het maar uitersten" zijn.
En vervolgens is het bovenpersoonlijk ideaal,
Dr. P. van Olst
. Raadselachtige landen
Nausikaa, d'e dochter van den koning van het
volk der Phaeaken, dat voor Odysseus eigenlijk
het eindpunt van zijn zwerven beteekende, omdat
hij vandaar met een tooverschip naar Ithaka veilig
terugkeerde, is het aardigste moderne meisje uit
de oudheid. Zij deed reeds aan tennissport (ze
speelde tenminste met de bal), ze reed
four-inhandj al was 't dan maar met muilezels, en ze had
de huishoudschool bezocht, want ze liet de booien
(de slavinnen) de wasch doen. Verder w,as ze niet
ontdaan door een simplel badpak, hoewel de
bebladerde tak van Odysseus vermoedelijk toch nog
niet zóó simpel was als de laatste prestaties op
dat gebied, die in canp's gedemonstreerd worden.
Toch frappeert het mij, dat ook zelfs in dien tijd,
vóór Homerus, aardige meisjes zoo zeldzaam waren,
dat er in de geheele Odyssee maar ntje voorkomt
en dan nog aan het uiterste einde der bewoonde
wereld.
Waar woonde dit meisje, dat Penelope, ongeweten,
het grootste gevaar liet loepen haar man nooit
terug te zien, grooter gevaar dan betooverende
vrouwen, zuigende sirenen, jaloersche en booze
godinnen, onverwachte stormen, enz. ooit gaven.
Langen tijd gold de traditie, dat het land der
Phaeaken identiek was met het eiland Corfu, hoewel
dit haast lachwekkend dichtbij Ithaka ligt, waar
Penelope haar man wachtte. Maar zoo lang men
de jarenlange zwerftochten van Odysseus hardnek
kig localiseerde in zoo'n klein binnenzeetje als de
Middellandsche Zee eigenlijk is, kon men bij deze
groote onwaarschijnlijkheid ook nog wel Córfu
slikken als Scheria, het land der Phaeaken. Er zijn
echter geleidelijk aanwijzingen gekomen, dat de
Homerische wereld niet begrensd is door de zuilen
van Hercules (Gibraltar) maar dat in Homerus'
tijden stellig wel een en ander bekend was over
deelen van den Atlantischen Oceaan. Zoo wordt
het steeds moeilijker om in Corfu Scheria te zien.
Het eenige, wat voor Corfu pleit is, dat de Phaea
ken hun illusteren gast in n dag naar zijn va
derlijken grond brengen; maar dit argument ver
valt als men eraan denkt, dat het Phaeakenschip
een tooverschip was, dat zoo snel voer als de
gedachte", zooals in de Odyssee vermeld wordt.
Argumenten tegen Corfu zijn er echter vele. De
Phaeaken zijn bijzonder .goede zeelui, terwijl Corfu
nooit een handelsmiddelpunt geweest is, zeker niet
in de Homerische tijden. De bewoners van Corfu
waren veeboeren en misschien plaatselijke
visschers, maar stellig geen eersterangs-zeelui. ?
Naxisikaa zegt zelf: vejraf wonen wij ook, en te
midden der klotsende gplven, ver aan het. uiterste
eind, van, de menschen bezocht er ons niemand."
Men moet Scheria dus vér in het westen zoeken en
niet vlak bij de Griekscbe kust, of zelfs ook maar
in het goed bekende Oost-deel der Middëllandcche
Zee. De Phaeaken waren fabelachtig lijk; waar
zouden de boeren op Corfu zoo'n lijfeCcm vandaan
gehaald hebben?
i*
* *
Nausikaa vervoert del wagen op wagens niet
muildieren. Maar op Coifu was geen vlakte van
beteekenis en wegen zr n er dan ook pas gekomen
onder beheer der Engelschen in het begin der
negentiende eeuw. Men gebiuikte er dus stellig.
niet als gewoon vervoeimiddel wagens met
muildieren.
Odysseus arriveert in. Scheiia als
txhipbreukeling: zijn vlot vergaat en hij zelf wordt op de klip
pen geworpen, maar hij; ontdekt de monding van
een groote rivier, waardoor hij veilig aan land
komt. Corfu heeft geen groote rivier, maar boven
dien heeft de rivier van Scheria hél bijzondere
eigenschappen, die geen rivier heeft, die in de
Middellandsche Zee uitkomt. Op wonderbaar
lijke wijze namelijk bedaart de golfslag en poost
den stroom." Dat wil zeggen de opkomende vloed
overheerscht de rivierstroomrichting en drijft het
water landwaarts. Het verschil van eb en vloed
in de Middellandsche Zee is slechts gering en be
draagt bij Corfu slechts zes centimeter. Dit kan
onmogelijk het verschijnsel veroorzaakt hebben,
dat Odysseus redt. Alleen het getijdenverschil
van den Atlantischen Oceaan komt voor zoo iets
opvallends in aanmerking.
Geleidelijk zijn we zoo niet alleen overtuigd, dat
Corfu niet het gezochte Scheria is, maar dat boven
dien Scheria niet in de Middellandsche Zee kan
gelegen hebben, maar buiten de zuilen van Her
cules. Is daar nu ergens een plek, die voor Scheria
in aanmerking komt? Inderdaad is er een tot in
details kloppende plek te vinden. In Zuid-Spanje
mondt de Guadalquivir met breeden mond in den
Atlantischen Oceaan. Het eb-en-vloed-verschil is
er ruim drie meter, dus er is een flinke
getijdenstroom in de riviermonding. Hier meent men, ook
op verschillende gronden, een belangrijk handels
centrum der oudheid, n.l. Tartessos te moeten
zoeken. Deze stad lag niet onmiddellijk aan den
riviermond, maar een eind land inwaarts. Wanneer
men de beschrijvingen van Tartessos combineert
met die van Gades, een stad door de Pho'eniciërs
gesticht (Cadix), dat iets zuidelijker ligt dan waar
Tartessos vermoedelijk lag, dan krijgt men ver
rassend veelk punten van overeenstemming met de
Homerische'leschrijving van de hoofdstad der
Phaeaken, hun Poseidontempel, de dubbele bron
in het paleiepaik, het plaveisel van vierkante
brokken steen, de reusachtige en weivoorziene
reederijen, de vredelievendheid der bewoners, de
hooge en steile lemuiing, het bestuur van het
land door dertien vorsten, een vlakte cm de hoofd
stad, geschikt voor vervoer met wagens, een zeer
diuk handelscentivm met gicote lijkdcmmen»
rotsachtige klippen voor de rivieimonding, enz. enz.
Odysseus kwam met zijn vlot van het eiland
van Kalypso, die den held zeven jaar vasthield.
Dit eiland (Ogygia) zocht men vroeger cok in de
Middellandsche Zee, maar thans liever in den At
lantischen Oceaan. Madeira yereenigt het meeste
stemmen op zich. ??Indien nu Odysseus inderdaad
van Madeira uittrok met zijn vlot en de koeis
volgde, die in de Odyssee (bij hooge uitzondering)
nauwkeurig is opgegeven, n.l. ,,op de Pleiadeii
gericht en op Eoötes, die langzaem ondergaat,
en den Beer, die anderen den Wagen noemen",
dan ging Odysséus in Oost-Noord-Oostelijke
lichting, d.w.z. ran Madeira naar Spanje. De
leis duurde op het vlot aihHicn dagen en daar de
afstand van Madeila tot de Guadalquivir 1100
kilometer bedraagt, is dit een aannemelijke
tijdluimte. Het woidt dus steeds waarschijnlijker,
dat het land der Phaeëken Spanje was, en dat de
hoofdstad, die Odysseus versteld deed staan, en
waarvan de roem zeker tot Hcmeius kan--doorge
drongen zijn bij geruchte, Tartessos was. ;<
Wil men meer weten van deze interessante
beschouwingen, dan kan men ze vinden in een
alleraardigst toek n.l. ,.Raadselachtige landen"
door Piof. Hennig, waai van onlangs een Holland.
sche veitaling veischeen, opnieuw btweikt onder
leiding van den Duitschen geleerde zelf, ccdat
het den stand der wetenschap aangeeft in 1132.
in dienst waarvan de menigte wordt opgeioepen en
in welks naam de persoonlijkheid wordt vervolgd.
er meestal een van bedenkelijke sooit, genaamd de
natie, de gemeenschap, en vooral de Staat. Want
deze teimen beteekenen denkbaarheden maar geen
werkelijkheden, en wat bijv. de Staat genoemd
wordt, is kortweg gezegd een instituut ten tate
van een grootere oït kleineie gioep) van
rneestbezittenden. En de opoffering en het gemeenschaps
gevoel der duizenden worden opgewekt en dienstbaar
gemaakt enkel aan dit verheven doel, veel brutaler
en exclusiever zij 't ook niet schooncr redenen
omkleed" dan in de meest verwarde demo
cratie, teiwijl de ondragelijkste persoonlijke wille
keur welig tiert.
En'dat is dan ook het cenig persoonlijke dat nog
over is: de mensch in ijn donk eiste, elementairste
changen. '/.ie Duitschland.