Historisch Archief 1877-1940
._ \
De Groene Amsterdammer van 23 September 1933
No. 2938
Geleerdheid, beschaving en
wijsheid
W. C. Posthumus Meyjes
Een taak voor onze opvoeders
De groote Bngelsche romanschrijver en filosoof
G. K. Chesterton heeft van een der personen in zijn
schetsen gezegd, dat hij bezat: education without
breeding". Ben onlangs in een artikelen-reeks in
de'?Temps" gepubliceerde studie over de jeugd in
verschillende Europeesche landen, bevatte ten
aanzien der Hollandsche jeugd deze opmerking:
elle a plus d'érudition que de culture".
De begrippen ducation-érudition" en
breeding-culture" dekken elkaar weliswaar niet ten
volle, aangezien education" en breeding" meer
de nuance van het uiterlijke en sociale hebben,
terwijl rudition en culture" eerder met geestelijke
waarden schijnen te rekenen; -?maar tooh is er
een onmiskenbare analogie in beide uitspraken.
Een analogie, waarbij wij in onzen stormachtigen
tijd toch wel een oogenblik mogen stilstaan, daar
de beide begrippen, waarvoor niet dan met moeite
goede Nederlandsche equivalenten te vinden zijn,
ons de oogen kunnen openen voor de oorzaak van
vele kwaden, waaronder wij gebukt gaan.
Of is niet juist, om nu maar eens n ding te
noemen, hét gevaar voor gewapende conflicten in
Europa en elders vooral daaraan te wijten, dat wij,
helaas, over te veel rudition" en over te weinig
cultuur" beschikken? Onze westersche, thans op
groote schaal ook naar het Oosten overgeplante
eruditie heeft ons tal van wonderbaarlijke dingen
doen uitvinden, die het menschdom tot heil kon
den zijn; en ons gebrek aan cultuur zorgt er voor,
dat tal van die prachtige uitvindingen voor
vernietigings-werk worden misbruikt.
Duitschland is het typische land van education
without breeding", van rudition sans culture":
een Duitsche schooljongen bezit meer parate ken
nis dan tien volwassen Engelschen (de geleerden
niet te na gesproken); hij is van alle markten thuis
en beschikt over een dosis geleerde ballast, die ons
evenzeer versteld kan doen staan als zijn exacte
en practische, technische scholing. Maar n
Engelsche schooljongen beschikt over meer breeding"
dan het geheele Duitsche volk, en heeft een zin
voor houding, gebaar en gereserveerde
zelfbeheersching, die hem in het leven nuttiger zijn en voor
de menschheid in haar geheel waardevoller dan
de tien ton zware boekengeleerdheid van zijn
Duitschen kameraad.
Ook de Nederlandsche schooljongen en de Ne
derlandsche student kunnen meepraten over een
niet te torsenen ballast van eruditie: namen, feiten,
jaartallen, formules, stellingen, technische, econo
mische en chemische begrippen zijn voor hen een
dagelijksch voedsel. Zij kennen relatief goed de
grammatica en de techniek der moderne Europee
sche talen. Maar in cultuur, in artistieken zin, in
humanisme staan zij belangrijk achter bij hun
Fransche collega's, die de moderne talen
verbrabbelen, die minder goed hun aardrijkskunde en soms
ook minder goed hun exacta kennen.
De tegenstelling tusschen eruditie en cultuur
beseft men eerst dan goed, wanneer men de belang
stelling der menschen volgt: de belangstelling, die
zij in hun vrijen tijd toonen te hebben, die spon
taan is, en waarmede zij innig en innerlijk leven.
Bij de overwegend erudite" karakters gaat de
belangstelling uit naar datgene, waarin ook de
oer-volken behagen scheppen: strijd, lichamelijke
beweging, lichamelijk overwicht, materieele meer
derheid. Bij de overwegend cultureele karakters gaat
de belangstelling meer in het bizonder uit naar
datgene, wat den geest bekoort; wat het hart roert;
wat schoon is en nobel in geestelijken zin.
Het Duitsche ras behoort tot de typische ver
tegenwoordigers der eerste categorie: thans meer
dan ooit is het ideaal: vechten, soldaatje spelen,
veroveren, onderwerpen, heerschen met geweld.
Korte wetten maken, autoriteit aanbidden.
Draufganger" verheerlijken.
Het Angelsaksische ras bezit deze neigingen ook :
hier echter zijn zij met dat vernis van breeding"
bedekt, dat de zucht naar vechten en slaan in
zucht naar jacht deed verkeeren; dat het soldaatje
spelen en veroveren in faire" sport wist te veran
deren, dat van het ideaal van den
heerscher-metgeweld het ideaal van den gentleman wist te maken.
De Latijnsche rassen daarentegen en daar
onder in de eerste plaats het Fransche zijn over
wegend cultureel ingesteld. Al wat met den geest
wordt bereikt is voor dit ras aanlokkelijk; al wat
naar evenwicht (tegenstelling van overwicht) neigt
en naar rust en logica en matiging wordt schoon
en aangenaam gevonden. Niet, dat daarom de
strijd, de concurrentie, zou ontbreken; zij zijn ech
ter nooit, zooals bij het Duitsche ras: doel, doch
slechts middel. Niet in den strijd ligt de bevrediging;
maar in het rustige bezit van het geestelijke ver
worvene. Kunst, recht, logica en evenwicht zijn
de elementen, waaruit het ideaal werd opgebouwd.
De Duitsche jeugd loopt naar de exercitie-vel
den; de Engelsche jeugd naar het sportterrein; de
Fransche jeugd voelt zich aangetrokken door het
Romeinsche ideaal: mens sana in corpore sano,
en wil niet het een voor het andere offeren. Mens"
sana: het is niet zoozeer de veelweterij die trekt;
niet het geistig berlegene" dat lokt; neen, het
is die staat van zuiver denken en fijn voelen, het
is dat puur humanistische in den Latijnschen geest,
dat de kracht van een ideaal behouden heeft.
* *
*
Het instinct, dat de Engelschman voor uiterlijke
en sociale decency ' be/it, en dat hem tot zulk
een aangenaam partner maakt in gezelschap en
in zaken, dat heeft de Franschman (en in het
algemeen de Latijn) voor innerlijke fijngevoelig
heid, voor tact en voor de légance" des geestes.
Onnoodig te zeggen, welk een, voor individu en
menschheid, schoon en gelukkig resultaat wordt
bereikt, wanneer beide instincten samengaan. De
wereld zou dan niet meer telkenmale in onrust en
in wederzijdsche bedreiging worden gebracht: zoo
dra de veelweterij het gaat winnen van de inner
lijke beschaving ontstaat die toestand van tech
nisch geperfectionneerd barbarisme, waaronder de
wereld reeds jaren zucht, en die zij, tot haar schade,
nu ook in Aziëheeft doen ontstaan. Veelweterij
kan iedereen bereiken, die anatomisch normale
hersens bezit; de verwerving echter van innerlijke
beschaving eischt tientallen van jaren, zoo niet
eeuwen.
* *
*
Ons volk bezit of bezat tot voor korten tijd
een vrij groote dosis van de Engelsche breeding
en van de Latijnsche culture": barbarisme was
ons vrijwel vreemd en het is slechts in zeer uitzon
derlijke gevallen, dat wij ons tot de typische ver
schijnselen van den krachtpatser-veelweter aan
getrokken voelen. Naar exercitie-velden gaan onze
Nederlandsche verlangens niet uit; naar het La
tijnsche ideaal helaas ook (nog) niet; veeleer be
vinden wij ons in het Angelsaksische stadium van
overdreven belangstelling voor sport en uiterlijke
decency".
Maar er zijn krachten, die buiten onze grenzen
werken en aan welker invloed wij ons niet geheel
kunnen onttrekken. Het heeft er den schijn van,
of in onze jeugd neigingen ontstaan, die bedenke
lijk aan het ideaal van den technisch volmaakten
en gedisciplineerden Draufganger" herinneren.
Wij moeten ons volk daarvoor behoeden. Meer dan
ooit is het thans noodig, dat wij de heilzame invloe
den van de Angelsaksische, maar vooral van de
Latijnsche beschavingen op ons laten inwerken.
Dit kunnen wij doen, zonder ook maar n oogen
blik gevaar te loopen, onze eigen karakteristiek te
verliezen. In ons opvoedingssysteem moeten,
naast de fairness" en het karakter in sport en spel,
vooral de humaniora" weer een grooter plaats
gaan innemen, dan zij doen. De gymnasia moeten
weer tot bloei komen; de Fransche taal moet op
de lagere scholen terugkeeren.
Niet terwille van de geleerdheid; ook niet alleen
terwille van de beschaving. Maar vooral terwille
van datgene, dat het eerste noodige is in harde en
moeilijke tijden: terwille van de wijsheid.
Annie Besant
Datgene wat deze merkwaardige persoonlijkheid
bezielde, heeft zich eindelijk, na een zeer geleidelijk
afloopend proces van steeds verminderende vitali
teit van het lichaam, dat ongeveer 2 jaar geduurd
heeft, teruggetrokken. Zóó zegt men het, gelooven
wij, op een wijze waarmede theosofen, zoowel als
niet-theosofen, zich kunnen vereenigen.
Annie Besant, de persoonlijkheid, zooals de
wereld haar gekend heeft, is niet meer. Eerder dan
een korte levensbeschrijving, waarvoor de gegevens
voor een deel (e vinden zijn in haar eigen (bekende)
biografie, verlangt men bij dit verscheiden een
korte karakteristiek, die echter van deze wonder
lijk vitale vrouw, die tot op haar 85ste jaar onver
moeid, al reizend en trekkend over de geheele we
reld bleef werken, nog moeilijker te geven valt dan
van welke uitzonderlijke figuur ook. Meer dan een
haJve eeuw lang bleef deze lersche van geboorte,
die op later leeftijd een tweede vaderland vond in.
Voor-Indië, dat zij misschien vóór alles bleef die
nen, als groot propagandiste de aandacht der we
reld trekken.
The greatest Campaigner of this Age" heeft
men haar in Engeland wel eens genoemd. Ik ben
er mij ten volle van bewust, dat déze kenschetsing
door velen, in de eerste plaats natuurlijk door hen
die haar als hun geestelijke leidster bij uitnemend
heid zagen, te mager", om niet te zeggen
deiiigreerend zal schijnen. Tóch was ongetwijfeld niet
haar denken en voelen als zoodanig, maar de wijze
waarop zij haar vermogens wist te beheerschen er>
te richten, in dienst te stellen van het
populariseeren en onder het groote publiek brengen van.
haar door anderen ingegeven Idealen, Voorstellin
gen en Denkbeelden haar meest karakteristieke
eigenschap. Het doorgeven" van de inzichten van
anderen, zóó dat deze aanvankelijk abstracte"
inzichten voor de massa concrete
werkelijkheidsvoorstellingen en, in de beste gevallen, ook l
vengevende, stuwende krachten werden, was
haarmeest typeerende functie. Het is de typeerende
functie van de propagandiste.
Zeker is het. dat haar propaganda-geschrif ten ,
en zóó valt het grootste deel van haar om
vangrijk litteraire nalatenschap te kenschetsen,.
(zelfs boeken als The Ancient Wisdom", A study
in Conscionsness". enz. kan men tot op groote
hoogte propagandistische" lectuur noemen !). het
beste vertegenwoordigen wat in dit genre ooit ge
schreven werd.
Misschien echter was zij nog wel het grootst als:
spreekster" en als zoodanig kent het publiek hier te
lande haar ook het best. Weinigen onder ons zijn er
die in den loop der jaren nooit eens onder
haargehoor waren en die dan niet door haar
spreektalent geboeid werden en niet onder den indruk
kwamen van haar oprecht pathos en den
harmonischen bouw van haar. steeds voor den vuist weg
gehouden, voordrachten.
Annie Besant, de groote, moedige,
idealistischepropagandiste. ..the greatest Campaigner of this
Age", is niet meer. Dat is een verlies, afgescheiden
nog van het verband met de door haar gepropa
geerde denkbeelden of zaken. A. v. D.