De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1933 30 september pagina 11

30 september 1933 – pagina 11

Dit is een ingescande tekst.

HET PALET unsteaal van Lier tentoonstellingen A. E. VAN DEN TOL , starren eenvoud of den strakken een voud van de overige dingen, maar die bezwaren, maken nooit onduidelijk, dat dit werk een daad is van een karakter. En karakters waren we te veel kwijtgeraakt in onze schilder kunst l PLASSCHAERT Groep schilders In atelier Petri", Spiegelstraat 15, Amsterdam De Spiegelstraat was langen tijd een straat van antiquairs, kunstwinkeltjes en keldertjes, waar de liefhebbers zoo rm en dan verrassende vondsten deden en uit verloren hoeken vergeten, oude kunst(voorwerpen) aan het licht brachten. Maar dit karakter gaat langzamerhand verloren: in de eerste plaats wel doordat, ook in het vak der antiquairs, de moderne efficiency bezig is alle verrassingen en alle verloren hoeken te verdrijven, en dan óók doordat de moderne kunst hier steeds veelvuldiger een tijdelijk tehuis zoekt, waar zij dan, inplaats van vergeten" te rusten, in vele gevallen juist.- . . voorbarig in het licht gesteld wordt! Men kan bij gelegenheid een zekere sympathie koesteren voor , ,k u n s t z oldertjes" als er des tijds een op den Amsteldijk te vinden viel, of voor andere, ietwat officieuse" verkoopgelegenheden als nu weer het Atelier Petri" in de Spiegel straat 15, waai de kunst op wat minder zakelijkplechtstatige wijze aan het publiek wordt voorgezet dan in menigen officieelen kunsthan del, en toch, juist bij het be schouwen van dergelijke on derhand sche expositietjes, ster ker dan ooit bes e f f e n, welk een. . . . geluk kige rem die ,,of f i c ie e l e" kunsthandel voor bovenbe doelde voorba righeid is. Ik wil hier mede niet zeg gen, dat van de schilders die thans in dit ge legenheidszaakje" exposeeren, nu ook allen bij langer wachten met een voorhet-publiek-komen, dus door een min der voorbarig-zijn, de kunst beter gediend zouden hebben. Ik vrees, helaas, dat hos lang wachten ook, hier in vele gevallen geen of weinig ver andering zou brengen. Intusschen: de meesten van de acht exposanten zijn nog jong en een aanvankelijk wat trieste collage" met de Muze kan soms nog wel eens plotseling herboren worden in een werkelijke liefde, vol natuurlijkheid, oorspronkelijkheid, verantwoordelijkheid en waarlijk strij dende spankracht. Al zijn dergelijke gevallen dan ook zeldzaam. .. . Sonnenberg met een zelfportret in onverantwoord groen; een naakt met onverantwoorde contouren, een win terlandschap met onverantwoorde ro mantiek; Theo Stiphout met onoor spronkelijke IS ieuw-Zakelijke stille vens; Melgers met Juministische land schappen zonder spankracht. . . . Men kan zoo doorgaan met het kenschetsen van het negatieve, dat in deze diverse collages" aanstonds aan den dag treedt. Zoekt men echter naar iets positiefs, dan moet men zich bepalen Kunstzaal van Lier Ed. Karsen tot het noemen van een achterbuur tje" van IJseldijk, waarin een echte schilders-drift en een positief kleurgevoel zich kond doet. en tot een klein, pretentieloos landschapje van Petri, dat zuiver van stemnring is. In het kleine voorkamertje, dat de entree tot de exposit'e vormt, vindt men dan nog enkele fijne, gewasschen sepiatjes van Helene Petri. dis het wel doen", evenals haar plastiekje (vrouwenkop), dat een echo zou kunnen heeten van Radeckers werk. Een Utrillo, die het door dezen schilder geliefkoosde straat-motief be handelt, doet hier inderdaad ver dwaald" aan. Teekeningen van Karin Leijden bij van Lier, Amsterdam Ik geloof, dat 't zeer gelukkig is, dat Karin Leijden zich eens een tijd lang u'tsluitend en alleen bepaald heeft tot het, al teekenend, eenvoudigweg ver tellen. Met haar groot opgezet schil derwerk, dat in de eerste plaats be doeld scheen een Idee tot uitdrukking Arti et Amicitiae te brengen of een groot gevoel over to dragen (haar laatste tentoonstelling bij van Lier trachtte, kan men zeggen, de Idee van het Moederschap te beelden) greep zij, naar 'k meen, nogal eens boven haar macht en gingen haar beste eigenschappen voor een groot d.eel verloren, juist omdat zij zich als 't ware die eigenschappen t zeer bewust maakte (of had Uden maken !) teneinde ze te kunnen uit buiten". . . . Dit was dan 't geval met een zekere naïeviteit, een zeker kinder lijk gevoel voor het lieftallige en humoristische. Er was toen, op die vorige tentoonstelling, ook reeds een teekeningetje (van een duin-achter kantje in de buurt van Schoorl), dat alleen maar gewoonweg, prettig, en min of meer uitvoerig, vertelde van een, in de oogen van de teekenares aardig bui ten-tafereeltje. In de richting van het bovenbe doelde teekeningetje nu is Karin Ijeijden daarna doorgegaan. A. E. VAN DEN TOL Lizzy Ansingh Arti et Amicitiae

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl