Historisch Archief 1877-1940
De Groene Amsterdammer van 30 September 1933
No. 2939
Tooneel-ouverture
Henfik Scholte
Teekening J. F. Doeve
****
Deze week
Deze week hebben een half dozijn gezelschappen
hun ouverture gespeeld, en grootendeels in mineur.
Dit slaat minder op de vertooningen dan wel
op de stof, die men had uitgekozen: overal gedekt e
herfsttinten, soms zelfs het stemmig zwart van
den rouw. ?» & -i
Nauwelijks waren wüj het lichtelijk ridicule
Moeder worden" van het Gezelschap Saalborn
te boven, of het Bott. Hofstadtooneel brengt ons
een stuk, dat eigenlijk veel meer recht op dezen
titel had. Niettemin heette het Jeanne", de naam
van het ongeboren kind, dat het innerlijk leven
van twee uiterlijk succesvolle menschen ver
woest: een in opzet diep-aangrijpend en
rijpdramatisch gegeven, waaraan de schrijver Henri
Duvernois helaas iets te veel van den overdaad
van het melodrama gegeven heeft. Duvernois is
zoo langzamerhand hard op weg. de erfenis van
Henri Bernstein over te nemen. Als veelschrijver
en vakman kiest hij telkens een prachtig en
praeg.nant onderwerp, dat juist dat heele kleine beetje,
dat kunst heet, ontbeert om ook waarlij k groot te
zijn. Een te groote, te habiele techniek van schrijven
schijnt zijn artistiek verantwoordelijkheidsbesef
te vervangen. Hij heeft een ruimer geweten dan de
toeschouwer en hij tracht hem aan een zoet lijntje
mee te voeren in een sfeer, waar een gezond en
organisch ontstane ontroering schipbreuk lijdt
tegen de klippen van het maakwerk.
Prachtig is, na een wat onnoodig breed en
anecdotisch geschilderd exposévan een kleine burger
familie omstreeks 1885, dat eene groote bedrijf,
waar het stuk een forschen draai omhoog neemt:
als tien jaar later de jonge zoon des huizes met het
ateliermeisje getrouwd is, als de geest van de oude,
strenge moeder des huizes niet meer deze liefde
dwingt tot heimelijkheid en avontuur en tot het
offer, dat het ateliermeisje bracht: het niet doen
geboren worden van het verwachte kind. Er is,
na tien jaren, voorspoed en verdraagzaamheid,
maar achter alles gaapt de wonde van een
ondelgbare schuld. Achter een onvruchtbaar blijvend
huwelijk doemt de schim op van wat had kunnen
zijn: Jeanne, hun kind. Deze scène tusschen twee
medeplichtige, hulpelooze menschen ontstaat zoo
groot, zoo sterk en zoo harmonisch uit de toevallig
heden van het dagelijksch leven, uit een paar be
zoeken van vrienden, menschen met kinderen, dat
men hierin tooneel van een hooge orde meent te
zien.... zoo Duvernois slecljts maat had kunnen
houden en zijn geheele tragedie om twee scènes
had durven bouwen: een jonge liefde, in den hoek
der heimelijkheid geduwd en omgebracht, en een
machteloos huwelijk onder den druk van een stom
verwijt. In plaats daarvan meende hij deze prach
tige scène, aangrijpend en waarschijnlijk tusschen
menschen in de kracht van hun leven, te moeten
herhalen in een overbodig tafereel van den ouden
dag, waar de herhaling verzwakt en den
tooneelspeler tot virtuoze typeering, niet tot
innerlijktragisch spel drijft.
Grove fouten der compositie werden echter w
ggespeeld onder de voortreffelijke vertolking der
beide hoofdrollen, wier samenspel inderdaad een
gebeurtenis is geworden: Theo Frenkel en Vera
Bondam. Theo Frenkel, dien men vroeger in kleine
en hem soms niet liggende rollen vaak reeds als
een der knapste en een der zorgvuldigste typeurs
(vooral in het geraffineerde detail) heeft kunnen
zien, vond hier een rol naar zijn hart, op zeldzaam
overtuigende wijze uitgespeeld, met een machtig
hoogtepunt in de groote scène, waarin men tevens
Vera Bondam op haar best zag: een scène tusschen
een tsvergeefs elkaar bestrijdend en elkaar diep
ongelukkig weer zoekend echtpaar, een groote
scène van bijna n vol bedrijf, waarvoor Ibsen
met zijn spookgestalten van het voorafgegane peet
schijnt te hebben gestaan. In het laatste, zwakke
bedrijf, bleek het verschil in virtuositeit: Theo Fren
kel zette met soms brillante détails zijn meesterlijke
typeerkunst voort, speelde een gemelijk en afge
leefd oud mannetje en miste in zijn vuur om te
karakteriseeren een laatste moment om tjroot te
zijn, als hij namelijk zijn vrouw de oogen toedrukt
en hij voor de stervende is wat hij met zijn geluk
betaalde: het surrogaat van Jeanne, het kind. Vera
Bondam, die de rol reeds zwaar, al te zwaar had
ingezet, maar zich prachtig ontwikkelde in het be
drijf, waarin het stuk culmineert, bleef in het
laatste bedrijf in technische vormkunst ten achter.
Haar grootmoeder was te zeer bedacht en te
ostentatief gespeeld.
De vertooning boeide voorts vooral ook door de
regie van Herman Schwab. Zulks minder om de
zorgvuldige weergave van de affreuze sfeer van
1890 maar wel om de groote scène tusschen
man en vrouw: een prachtig.
Strindbergiaansch om elkaar heen bewegen van twee
wanhopige menschen, tot eindelijk de een
boven den ander uitkomend, met een verwrongen
gezicht de waarheid onder oogen ziet: de verre
verschijning van het voorgoed verlorene.
De narigheid in ,,Subway", waarmee het Nieuwe
Schouwtooneel ongelukkig debuteerde, lag er
echter dik boven op. Het is zonderling, nadat een
krampachtig Duitsch tooneelexpressionisme al
weer lang historie geworden is, ineens deze zwakke
echo der Schrei-Dramen" uit Amerika te hooreii.
waar het misschien nog opvatt als buitenbeentje.
Uit andere redenen kan ik mij tenminste het
Amerikaansche succes niet verklaren. Misschien had een
vertooning met onbeperkte middelen een
grooten gewaagd stuk sensatie uit dit vlak geschreven
expressionisme kunnen slaan, meer in de lijn van
den ..Spooktrein" dan in die van Kaiser overigens.
Maar Frits Bouwmeester gaf er een be
dachte, droge en uiterlijke vertooning van, waarin
de gedurfde en doelmatige decors van den jongen
acteur Jacques Snoek als ongesteunde pogingen
tot een waarlijk oorspronkelijke opvoering uit
blonken. Een vertooning, die geen weerklank vond
in de spelers, van wie Dogi Rugani af en toe ont
roerde in haar monologen, hoe zeer de regie ook
te dien einde het noodzakelijke tempo van het
stuk vertraagd had. Het stuk viel. bij gebrek aan
eenig waarlijk leven, in den afgrond van het
luchtledige als een te wankele constructie.
De narigheid bij het jubileum van mevrouw
de Boer-van Rijk was van anderen aard. Dat het
voor de tachtigjarige en onvermoeide actrice een
welverdiende eere-avond geweest is. met veel
tam-tam en veel hartelijks, dat weet men uit da
De vier Müllers"
Van links naar rechts:
Louis de Bree,Jac. Reule,
Louis Borel en Cor Ruys.
kranten. Dat echter het ongelukkige stuk van den
hoer Jaap van der Poll aan het scherpe karakter
talent van onze eerste en misschien nog wel eenige
Heijermans-actrice geen eer aandeed, dat is een
beetje pijnlijk om te schrijven. Maar men had haar
zoo graag weer eens in haar eigen, onverwoestbare
kracht gezien, in dat waarin zij groot gebleven is.
Niet in een grof en benepen geschreven familie
tragedie, waarbij men zich telkens en telkens weer
ergeren moest aan de onware en onwaarachtige
effecten, aan de zonderlinge begrippen van eer,
fatsoen en goede manieren, die deze louter
onsympathieke menschen er op na hielden. Daar
door ook kon de rol van de alles weer bij elkaar
lijmende grootmoeder niet op eenig plan gebracht
worden en daar deze rol bovendien niets van het
talent van mevrouw de Boer werkelijk naar voren
brengt en haar ten koste van alles, maar dan ook
heusch van alles, een dame" uit goede familie
wil laten zijn, moet men maar wachten op een
reprise van ,,Eva Bonheur" of van de Hoop",
om mevrouw de Boer nog eens werkelijk en van
ganseher harte te kunnen huldigen.
De benepenheid van dit stuk Levensavond"
blijkt vooral wanneer men het kan vergelijken met
een stuk, waarmee het op merkwaardige wijze
parallel loopt: De Vier M.üllers", een
fabrikantencomedie, waarmee Cor Ruys wel een uiterst ge
lukkigen greep heeft gedaan. Ook hier een tachtig
jarig hoofd van de familie, dat tenslotte de troe
belen der uiteengegane kinderen weer door de
kracht eener persoonlijkheid oplost. Maar hoe
logisch en aanvaardbaar is dit stuk, dat toch zeker
ook niet tot de meesterwerken der litteratuur be
hoort, hoe brillant brengt het de zuiverste zijden
van het talent van Cor Ruys naar voren: niet den
uitbundigen komiek, maar den heerlijken, sappigen
en volbloedigen karakterspeler. Van Ruys is dit
een der allermooiste rollen geworden en van het
gezelschap een puike opvoering, onder regie van
Louis de Bree, die er tevens een zeer menschelijk
typetje in speelt. Hier zijn figuren, die leven, en
om levende figuren gaat tenslotte het publiek toch
naar den schouwburg: niet om dorre constructies
of om averechts uitgebuite eereavonden !