Historisch Archief 1877-1940
16
De Groene Amsterdammer van 30 September 1933
No. 2939
Nederlandsche verzen spreektaal
J. F. W. Werumeus Buning
5 k
Rut
Het Straatlied Jan^Greshoff en
Francols Pauw cis.
De geleerde heeren, die ons onlangs een dikken
bundel met verzamelde straatliederen 1) op tafel
hebben gelegd, kozen hun tijd goed. Men mag
overtuigd zijn, dat tot voor enkele jaren zulk een
bundel alleen als curiosum zou beschouwd zijn,
terwijl menigeen thans den neus dieper over dit
boek zal buigen dien hij er vroeger literair voor
ophaalde. Tk voor mij moet, desgewenscht tot
mijn schande, getuigen, dat ik dit boek een van
de beste en verkwikkelijkste verzenburulels van
den laatsten tijd vind. En wel omdat het in deze
rijmen vierkant, aandoenlijk en vroolijk toegaat
zonder fraaie woorden, vaak onbeholpen, maar
ook vaak met iets van den laatsten toon, dien ons
van Middeleeuwers en zeventiende eeuw rest.
Deze woorden hebben ten doel gesproken ot' ge
zongen ter worden en iets mede te deelen aan
anderen. Men zou bijkans vergeten hebben, dat
zoo iets een elementair levensbeginsel der poëzie
is, en dat de bloedarmoede van menigen bundel
uit dfe'laatste jaren te danken is aan het gemis
van dit evenszout in de gedrukte letters. Wat is
het gevolg? Dat het schoone lied van ,,De Moord
van Raamsdonk" langer leefde en leven zal dan
menig fraai en literair sonnet en dat Speenhoff
hier alreeds als anoniem volksdichter gedrukt
staat, omdat men zijn naam vergeten is en zijn
liedjes zingt, terwijl vele andere namen in litera
tuurgeschiedenissen staan, wier literatuur ver
geten is.
Dat beteekent niet men moet zooiets in
Nederland steeds nadrukkelijk bevestigen dat
het straatlied een dichterlijk ideaal of voorbeeld is.
Maar wel dat er in dezen vulgairen vorm elementen
leven, die geen enkele poëzie missen kan. op straffe
van bleekzucht en literatuurvergiftiging. En wie er
den literairen neus voor ophaalt moge zich daarna
afvragen ot' er niet een zekere verwantschap
tusschen onze beste oude er. nieuwe poëzie en deze
straatliederen is, die onze verkeerde nieuwe poëzie
mist.
Er blijkt hier allereerst een ondergrondsche
menschelijke behoefte aan poëzie, die maakt, dat
men vandaag den dag nog steeds voor een stuiver
in de volksbuurten een liederencourant of een los
blaadje koopen kan. Al biedt vaak noch het een,
noch het ander veel bijzonders, deze stuivers bijeen
vormen iederen dag een bedrag, waarschijnlijk
veel hooger dan door de literair lezende gemeente
voor nieuwe poëzie wordt uitgegeven, en zelfs
hooger dan van staatswege beschikbaar is voor
steun aan nieuwe en oude poëzie. Hetgeen te
denken geeft.
Het valt verder op dat het straatlied meer aan
Goethe's ideaal van gelegenheidsgedichten be
antwoordt dan twaalf dozijn dichtbundels van
den dag. Een Nederlandsch gedicht op een actueele
stof is even zeldzaam als een verhalend gedicht,
een spotgedicht, een drinkliedje of een liefdes
liedje. Alweer: een poëzie kan bloeien zonder
dat alles; maar het zal een eenzijdige poëzie zijn,
met al de gevaren der eenzijdigheid.
Ook wat de erkenning van critische zijde be
treft. De Nederlandsche poëzie-critiek weegt al
te vaak regel voor regel op een goudschaaltje, dat
ingedeeld is volgens de beginselen van een be
paalde literaire groep. Het is nog altijd in hooge
mate een mandarijnen-kritiek, die liever ver
handelt over het snoeien van den vorm, dan over
het leven van den bloei.
Deze critiek, toegepast op het straatlied, zou
er geen regel van heel laten. Zij zou het zeer zeker
niet erkennen als, laten wij zeggen, een primitieven
vorm van poëzie, die vaak waarachtiger is. en
onmisbaarder, dan zeer veel intellectueele
schijnpoëzie.
Met den laatsten algemeenen opbloei onzer poë/.ie
omstreeks 1025, l!)2(i ging een sterker uiting van
chaotisch gevoel gepaard, en bijna terstond had
tegenover de daardoor gebroken versvorm ook
de verdediging van .strengen vorm en ambacht
sterker op. Die strijd tusschen twee elementaire
beginselen is vruchtbaar geweest en ze leverde
ons het beste sedert jaren. Maar ze heeft nok veel
in de kiem gesmoord.
Wanneer men thans weer bij menig jong dichter
een ruwere en gemeenzamer taal vindt en een
verzet tegen geijkte dichterlijkheden, dan is het
te hopen, dat de critische dwingelandij dit niet
te snel weer glad en gelijk schaaft.
Wij zullen op het oogenblik meer gebaat zijn
met positieve jonge poëzie, die menschelijk,
desnoods ruw of sentimenteel, maar geïnspireerd
en vurig, en in ieder geval zichzelf is, dan met
poëzie, die intellectueel, negatief, cynisch en angst
vallig aan tijdelijke critische eisehen gehoorzaamt,
maar eigenlijk haar eigen ware aandoening niet
eerlijk durft te vertoonen.
Men onderschatte den moed, die daartoe behoort
niet. Ik ben overtuigd, dat er over vele reeds weer
vergeten verzenbundels van jonge dichterlingen
met moderne allures de laatste jaren meer en wel
willender geschreven is, omdat zij hun dichterlijk
facie in de modieuse literaire plooi wisten te zetten,
dan over, bijvoorbeeld, Greshoff en Francois
Pauwels, die hun pen eerlijk voeren en hun wegen
gaan zooals het hart hun ingeeft.
Greshoff's Mirlitorr" 2) is. behalve een dichter
lijk verzet tegen literaire deftigheid, een bundel
vol speelschheid. Zijn muze zit niet op een hoogen
troonzetel, maar desnoods op een pianokrukje;
hetgeen haar gratie, welbespraaktheid en levendig
heid geen oogenblik vermindert. De ,,men" der
Xederlandsche critiek heeft haar daarom met
grooten argwaan aangezien.
Alsof er, onder deze sierlijke nonchalance niet
minstens evenveel zorg, ontgoocheling en bitter
heid leeft als in ieder mensch er: ieder jong modern
dichter, en alsof juist dat de beste verzen niet
hun waren ondertoon geeft.
Ware ik nu de ware criticus, dan somde ik ook
bezwaren op. Maar ik beleef te veel pleizier aan
deze speelschheid; wanneer er verzen zijn, die mij
den eersten keer niet bevallen, dan lees ik de tweede
maal alleen die mij goed bevallen. Ik meen te
weten, dat de ware liefhebbers zoo zelfs hun Vondel
lezen, en blijven lezen.
Greshoff maakt wel eens een bokkesproiig
om een bokkesprong te maken. Francois Pauwels
uit zijn gevoel wel eeris om zijn gevoel te uiten.
Dat zijn literaire zonden, gelijk een ieder weet.
De vraag is maar of het niet veel mindere zonden
zijn, dan het schrijven zonder n bokkesprong en
n gevoel en louter uit behoefte tot literatuur;'
Pauwels is een van de zeer weinigen, die nog
een sterk, menschelijk verhalend gedicht schrijven.
hij is van de weinigen in wiens verzen 3) men een
eerlijke menschelijke- aandrift hoort. Ik geloof, dat
de sonnetvorm, dien hij voor zijn laatsten bundel
koos niet de ware vorm voor hem is: ook in deze
sonnetten heeft het verhalende de overhand en
de strenge vorm past weinig bij Pauwels' wezen.
Maar ik vind hier een, zoo men wil, vaak ruwe eri
soms ook slordige poëzie, die echter driftig en
eerlijk is en waarin haat en liefde hun eigen gezicht
hebben. WTaardeering voor poëzie zal steeds per
soonlijk blijven eri gebonden aan tijdsomstandig
heden. Vondel's volmaakte statie en pracht kunnen
in dezen tijd soms veel verder van ons afstaan dan
Breeroo's onversierde eenvoud en. hartigheid.
Meer en meer gaat het intellectueele epigonisme,
de hooghartige geestelijke houding, de levensangst,
het negatieve en irihoudlooze van vele jonge
dichters ons tegenstaan. Meer eri meer verwachten
wij een stem te hooren en geen literatuur te lezen.
Dat wij ze zoo zelden hooren, ligt. voor de hand.
Wat kan men verwachten van een appelboom.
die weigert wortel te schieten, weigert zon en
water te drinken en weigert te ruischen? Wat
kan men verwachten van een poëzie, <)ie haar
landaard ontkent en haar traditie, die geen sterk
geloot' bezit en ook geen. sterk verband met de
natuur, en die weigert (e ruisclien?
De urgentie van een vernieuwd
humanisme
Naar aanleiding van het artikel ..Geleerdheid,
beschaving en wijsheid" van den heer W. C.
Posthumus Meyjes, zou ik gaarne het volgende
willen opmerken.
De tegenstelling, die Chesterton maakt
edueation-breeding" en die van een ,,Temps-"artikel:
rudition-culture" is inderdaad zeer juist. Dat
het zwaartepunt in het Hollaiidsche Middelbaar
Onderwijs ligt op de edueation" op de ..érudition''
is buiten kijf.
De rectorale redevoeringen van de hoogleeraren
Huizingu te Leiden en lioumun te Rotterdam
onlangs gehoudem, wezen beiden op het groote
gevaar daarvan.
De heer Posthumus Meyjes constateert een tekort
aan Humanisme hier te lande, wil daarom de
humanioren" een grootere plaats doen innemen
en wenscht dus" de gymnasia een grooten bloei
tijd toe.
Ondergeteekende werkt sinds 1922 voor een
modern humanistische school, maar vond tot dusver
zoo goed als geen aanhang, waarschijnlijk omdat
het leerarencorps door en door gedrenkt is met
de geest van de education" van rudition" en
daarom geen orgaan bezit voor het buitengewone
belang van de breeding". de culture".
In deze elf jaren had schrijver dezes alle ge
legenheid het probleem van de vormgeving van
een vernieuwd Humanisme van alle kanten te
onderzoeken en daarom moge het hem vergund zijn
er op te wijzen, dat. hoe belangrijk bet Gymnasium
ook moge zijn. het toch met de drager van dat
vernieuwde Humanisme kan zijn.
Feu modern humanistische school zal m. i. het
Grieksch moeten laten vallen, om de tijd te hebben
de leerlingen door vertalingen op de hoogte t<;
brengen met het beste wat de Grieksche beschaving.
ons naliet.
M. i. zal het nieuwe Humanisme de basis zijn,
het fundament van het nieuwe
KuropeesehAmerikaansche bescliavingphuis eti zal het dus
zoowel zijn stempel moeten drukken op de poli
tieke partijen en de nieuwe economische organi
satie als de opvoeding der jeugd.
De ..gentleman" is de verwerkelijking van een
humanistisch ideaal. Misschien is dit tot dusver
tot Engeland beperkt type het best te
karakteriseereri door deze definitie: De gentleman is
een innerlijk beschaafd man. die lichamelijk,
geestelijk en zedelijk gehard is". Hoe we het type
op het continent zouden kunnen opvoeden is een
vraag, die natuurlijk niet beantwoord kan worden
binnen het kader van een ingezonden stuk.
Tenslotte dit over het Fransche Humanisme.
Vergeleken bij Frankrijk is Holland barbaarseh
doordat hier de door en door humanistische ge
woonte van den salon" ontbreekt. Hier in Holland
is nergens gelegenheid, dat menschen van ver
schillend beroep, maar van de gelijke Humanis
tische culture" met elkaar ongedwongen van ge
dachte kunnen wisselen over dingen, die met do
beschaving te maken hebben en hun dus ter harte
gaan. Ken voorbeeld: in het Parijsche Maandblad
l'Eorofie. vindt men op de birmenpagina de aan
kondiging: de redactie ontrumjt elke Donderdag rtnt
15-5 uur. Welke redactie van welk maand- of
weekblad doet dat hier? Welke beschaafde dame
stelt regelmatig haar huis open voor menschen vau
culture", ongeacht het feit of ze veel ot' weinig.
geld bezitten?
Mijnheer de redacteur! Is mijn conclusie: ..de
Hollanders zijn veelwetende op geld verdienen ge
richte barbaren" al te scherp? Is z.> geheel ijn al
in strijd met de feiten?
F. SMKDFS
: VERLANGT. B U O WEN WU N H ANDELAAR.:
; ''--'E-N' IN UW RESTAURANT:'^.
CHAMPAGNE KRUG&CO
: ,; ',. REIMS
IN KWALITEIT AAN DE SPITS!