Historisch Archief 1877-1940
No. 2938
De Groene Amsterdammer van 30 September 1933
Wetenschappelijke varia
t,.
;!?
r&
>*i
Het ongeziene licht
Dr. P. van Olst
Natuurkunde en physiologie
Vrees niet, lezers, ik ga geen preek houden en
evenmin een V.C.J.B. openlucht-mysteriespel in
elkaar timmeren. Het betreft slechts een natuur
kundige en physiologische quaesiie, waar indertijd
Prof. Wilhelm Roux de aandacht op heeft geves
tigd.
'Ben lichtstraal zien wij alleen maar als zij ons
oog kan binnendringen en het netvlies treft.
Alle lichtstralen, die lairjs ons loopen, maar niet
in ons oog komen, zijn volkomen onzichtbaar en
als 't ware Biet-bestaand. Oogenschijnlijk is dit
niet juist, want al men wel eens met zoeklichten
heeft zien werken, dan zal men allicht in het midden
brengen, dat men de lichtbundel toch duidelijk
kon zien, al was deze niet op onszelf gericht. En
het licht van een autolamp ziet men toch, van
terzijde gezien, als een duidelijke lichtkegel, vooral
bij danipig weer. Maar dit laatste geeft reeds aan,
dat er bijzondere omstandigheden zijn die dit
licht, dat niet op ons gericht is, toch doen zien.
De stofdeeltjes en neveldeeltjes in den dampkring
kaatsen n.l. naar alle zijden deelen van den licht
bundel verstrooid (diffuus) terug en brengen het
zoodoende ook in ons oog. Wij zien dus eigenlijk
niet den lichtbundel zelf, maar alleen
bestanddeelen, die eraan ontroofd worden, waardoor de
bundel dan ook na eenige kilometers merkbaar
dooft, inplaats van oneindig ver even, helder te
blijven. Is dit diffuse licht er niet, dus doorloopt
de lichtstraal n volkomen leege ruimte, dan zien
we hem inderdaad niet, als hij niet op ons oog ge
richt is.
Wandelen we nu overdag in het felle zonlicht
op een schaduwlooze vlakte bv. een heide of
strand en probeeren we even in de zon te kijken
dan wenden we ons oog onmiddellijk verblind af.
De directe straal, die van de zon op ons afkomt is
zoo schrikwekkend helder, dat ons oog er niet tegen
kan en pas bekomt als het naar de blauwe lucht,
de groene en paarse heide, het gele zand kijkt.
Maar deze oogverblindende zonnestraal is toch
niet de eenitje, dien de zon uitzendt! Op iedere wil
lekeurige plek van de vlakte, waar wij loopen,
kunnen we naar de zon zien en ons laten ver
blinden, doordat er overal een lichtstraal is onder
de velen, die juist op ons oog aankomt. Geeft men
zich hier goed rekenschap van. dan is dus de
geheele ruimte om ons heen op zoo'n zonnigeri
dag volkomen gevuld met hetzelfde oogverblin
dende licht, dat we echter alleen zien als we juist
naar de zon kijken, maar anders niet. In werke
lijkheid is de geheele ruimte om ons heen dan
DE WONING VOOR
JONGE MENSCHEN"
COMPLEET
INGERICHT
Fl.
1550.FABRIKAAT:
DER
ZONEN
verblindend goud, dat onverdragelijk zou zijn als
we het zagen. Gelukkig echter zien we, zooals ik
zeide, de lichtstralen niet, als ze niet direct in ons
oog komen. Ons oog laat maar een heel klein beetje
binnen, nl. dat deel, dat door de nauwe pupil
passeeren kan om het netvlies te bereiken. Dit
kleine deel kan nog te veel zijn voor ons netvlies,
hetzij als we direct in de zon kijken, hetzij als we
op een helderen dag op straat komen met oogen,
die juist behandeld zijn met belladonna, zoodat
de pupil wijd open blijft en niet automatisch zich
verkleint zooals zij doet in helder licht.
De geweldige lichtgloed om ons heen zien we
dus niet, gelukkig, want we zouden haar evenmin
kunnen verdragen als Seniele in staat was den
glans van Zeus' heerlijkheid te doorstaan. Wat
zien wij dan wel van onze omgeving? Alleen dit
deel van den beschreven zonlichtgloed, dat op
bescheiden wijze verstrooid of diffuus teruggekaatst
wordt door de voorwerpen uit onze omgeving. Dit
verstrooide licht, dat werkelijk echt verstrooid"
is, want het gaat van ieder beschreven punt naar
alle kanten weer uit, vormt, zooals Roux het
noemde, een soort lichtstralen-?vilt", waarin de
stralen evenzoo hot en haar dooreenloopen als de
vezels in vilt. Het de'el, dat van dit lichtvilt in ons
oog komt, wordt door de ooglens gebroken, zoodat
op ons netvlies de beelden ontstaan van alles om
ons heen. Wij zien dus alles om ons dank zij dit
diffuse licht. Dit is echter zeer zwak, vergeleken
met het origineele overal tegenwoordige heldere
zonlicht, dat we gelukkig niet zien. Zagen we dit
wél, dan zou het diffuse licht zoo duizendvoudig
overstraald worden, dat we hier niets van zagen,
evenmin als we de sterren zien bij zonlicht.
Het blauw van den zomerhemel, dat veroorzaakt
wordt door diffuse terugkaatsing van het zonlicht,
door bestanddeelen van den. dampkring zouo ok
onzichtbaar zijn in het verblindend goud.
Iets dergelijks geldt voor den nachtelijken hemel.
Als de maan schijnt, is de geheele luimte om ons
gevuld met maanlicht, dat op ieder punt net zoo
helder is als wij de maan zien door er direct naar
te kijken. De geheele ruimte is dus zilverwit,
alhoewel niet zoo verblindend als het bovenbe
schreven zonlicht. Zagen we dit alomtegen
woordige maanlicht dan was de nachtelijke hemel
dus ook niet donker.
Schijnt de maan niet, maar zijn alleen de sterren
zichtbaar dan is de geheele ruimte vol met dit
sterrelicht, dat voor ieder punt der ruimte even
helder is als wanneer wij direct naar een der sterren
kijken. De totale helderheid op ieder punt is dus
even groot als de helderheid van alle sterren samen,
zoo als ons oog hen van n punt uit ziet. Maar
we zien dit licht weer niet en daardoor lijkt de
hemelachtergrond zwart of bijna zwart.
Zelfs een kamer, die rondom zwart behangen is,
en waar we alleen een kaars laten branden, lijkt
ons wel niet helder, maar is toch wel vol licht want
de kaarsstralen zijn voor ieder denkbaar punt even
krachtig alsof we van dat punt uit direct naai
de kaars keken. We zien dit licht echter in onze
omgeving weer niet, tenzij het diffuus terugge
kaatst wordt door de voorwerpen en wanden om
ons heen. En daar de wanden hier zwart zijn lijkt
de ruimte ons lang niet helder ! Immers in het
dagelijksche leven noemen we een ruimte alleen
maar helder" als er zooveel diffuus licht in is,
dat we alle voorwerpen gemakkelijk kunnen
onderscheiden, zonder inspanning. Dit onder
scheiden geschiedt alleen door het diffuse licht
en niet door het alomtegenwoordige veel sterkere,
maar voor ons oog onzichtbare, dus praktisch
niet bestaande licht al is zijn energie ook nog zoo
groot.
Het geeft steeds een eigenaardige sensatie als
men zich goed rekenschap geeft van het bestaan
van dit ongeziene" licht.
Spreektaal
XTationaal-socialisme en pacifisme
Aan den Heer Dr. W. Tombrock.
U beweert in ,,de Groene" van 16 dezer o.a.:
De meeste pacifisten worden gevonden in den
werkenden stand, bij de arbeiders en iixtellectueele
werkers (artsen b.v.). In feite, werken allén de
arbeiders en intellectueele werkers (artsen b.y.)?
Hoe komt u hierbij ? Bijna 25 pOt. der
Nederlandsche bevolking behoort tot den middenstand.
Over het algemeen vindt men hier niet zooveel
intellectueele werkers, aannemende, dat men mag
uitgaan van de veronderstelling, dat alleen acade
misch gevormden recht hebben op het praedicaat
intellectueel. Is echter ieder universitair opge
leide, bovendien intelligent en waar 't dikwijls
meer op aankomt, heeft hij altijd voldoende
gez«nd verstand?
Dacht u nu heusch, dat er in den middenstand,
waartoe ik ook den boerenstand reken, niet hard
gewerkt wordt? Kent een boer b.v. den 8-urigen
arbeidsdag en den vrijen Zaterdagmiddag? Welke
handeldrijvende middenstander heeft echter wel
deze voorrechten? U kunt niet meer pacifistiscli
zijn dan ik. daar elke oorlog door mij wordt ver
afschuwd, als zijnde in hooge mate
menschonteerend.
Naar mijne meening denkt zoo 99 pOt. van onze
landgenooten: let wel over een bititcnlandschfn
oorlog !
Of alle arbeiders in aard en wezen zoo vrede
lievend zijn, meen ik op goede gronden te mogen
betwijfelen, daar meri toch in die kringen bij ver
schil van meening veelal een zekere neiging heeft
z'n jas uit te trekken en er op los te slaan ! Boven
dien stemmen 27. pCt. der Nederlanders rood en
nu iu'lendezen niet allen voorstanders zijn van
den klassenstrijd, maar men steunt toch hen. die
dezen eveneens onmenschelijken strijd op de felste
wijze propageeren ! Klassenstrijd voeren maakt
klassenhaat en de consequentie van dezen
verfoeilijken haat brengt onomstootelijk .den burger
oorlog. Het Algemeen Kiesrecht heeft den klassen-'
strijders niet gebracht, wat men er zoo vurig
yan gehoopt had; wel zijn die menschen revolu
tionair opgevoed, weshalve het immer mogelijk is,
dat men niet wacht op het sein van de leiding, maar
zelf de handen uit de mouw gaat steken en de
revolutie ontketent. Communisten zijn toch inder
daad menschen. die practisch willen toepassen,
wat de socialisten steeds hebben gepropageerd !
De uitslag der laatste verkiezing in ons land heeft
toch duidelijk aangetoond den wassenden invloed
van de linksche extremisten.
Vrede, prachtig en niet alleen op 25 en 2ti
December, maar dan toch eerst Vrede in cltjen
land en de klassenstrijders moeten van den Socialen
Vrede bitter weinig hebben.
Men kan. dr. Tombrock, nu eenmaal niet alles
bekijken vanuit het venster van zijn
studeerkamer' J. G. H. D. BETT1NK
Het Leïdsche Stadhuis
Den Heere ran Lof/hem
Ik las met genoegen in uw te collegiaal-gestelde
toespraak, dat u ten-opzichte van het nieuwe?
I.eidsche Stadhuis ook van dezelfde meening waart
als ik. Zonder verwondering vind ik in uw stukje
ook den hoogmoed van den tegenwoordigen
architekt, den al-weter, waar ge plotseling den archi
tekten, die in het spraakgebruik de modernen"
heeten, deze titulatuur en de werkelijkheid in deze
woudt ontzeggen. Ik vermoed, dat binnenkort de
architekten ook in het leven van de taal zullen
ingrijpen en daar wijzigingen in willen brengen.
Laat ik u in deze een voorstel doen; zullen wij de
tegenwoordige bouwmeesters, waartoe gij wilt
behooren, eenvoudig weg de ,,nieuwen" noemen.
Dan weten de menschen weer, even goed als bij de
modernen", wat wij daarmee bedoelen. We zijn
dan nóg eens duidelijk. Met n ding in uw toe
spraak was ik het niet eens; dat de architekten,
gevraagd om een ontwerp, zich voor vijf duizend
gulden zouden hebben verkocht" (ik citeer u).
Dat kan niet. Moderne architekten zijn duurder;
het heele stadhuis doemt immers op achter die
vijf duizend gulden. . . .
Met mijn beste wenscheri *
PLAbüCHAERT