Historisch Archief 1877-1940
No. 2940
De Groene Amsterdammer van 7 October 1933
17
y
'ri,
W v
v
Engeland en de
gouden standaard
C. A. Klaasse
Volte Face?
De Engelsche regeering is buitengewoon met
zichzelf ingenomen wat betreft de politiek, die zij
tot nu toe heeft gevoerd op economisch en monetair
terrein. Tenminste, dat zou men moeten afleiden
uit de speech, die Neville Chamberlain daaromtrent
heeft afgestoken ter gelegenheid van het
jaarlijksche banket der Londensche bankiers. Het
algemeene gedeelte van dien. toast komt ongeveer hier
op neer: wij zouden geen stap terug willen, de ver
beteringen, die het heden te zien geeft, zijn een
rechtvaardiging van het verleden en een prikkel
om het eens gekozen pad te blijven volgen. Hier
staan wij, wij kunnen niet anders, amen. Maar
wanneer, hij dan daarna de technische kwesties
verder bespreekt, en verschillende desiderata onder
de loupe neemt, dan gaat er van die zelfverzekerd
heid toch wel iets verloren. Er wordt juist in de
laatste dagen weer veel gesproken over de kans
op een vergelijk tusschen Engeland en Amerika
betreffende stabilisatie der munten, althans
voorloopig en ten aanzien van elkaar. Men zal goed doen
deze berichten, die niet de eerste in hun soort zijn,
met een stevige korrel zout te savouereeren. Vooral
uit Amerika luiden de mededeelingen nog zeer
onzeker, hetgeen trouwens moeilijk anders ver
wacht kan worden van een regeering, die in de
verste verte haar koers nog niet heeft bepaald, en
elk oogenblik het roer wendt.
Maar juist die onzekerheid en wankelbaarheid
der Amerikanen heeft de Engelschen eenigszins tot
inkeer gebracht. Nadat hun eerste schrik over de
pondendepreciatie overwonnen was, hebben deze
immers een hooge borst opgezet en verkondigd,
dat,zij van het goud niets meer moesten hebben,
dat hun niets gelegen was aan een vaste verhouding
pond-goud, doch dat zij veel meer waarde hechten
aan een vaste relatie pond-goederenprijzen. Inder
daad hadden zij het stomme geluk, dat sedert de
pondenval het wereldprijsniveau dermate daalde,
dat de sterlingprijzen vrij aardig op eenzelfde peil
bleven. Dit verschijnsel hing ongetwijfeld samen
met de sterlingkoersbeweging, maar vooropgezet
doel was dit bij de Engelschen nooit geweest, aan
deze consequentie hadden zij, voordat de gouden
standaard werd losgelaten, niet gedacht. Zagen zij
aldus aan den eenen kant een vrij constante
,,binnenlandsche waarde" van het pond gehandhaafd,
de daling van de buitenlandsche waarde" d.w.z.
de wisselkoers bracht hen in de internationale con
currentie een voordeel dat juist de Engelsche han
delsbeweging allerminst ongelegen kwam. Als men
met een Engelschman over den gouden standaard
sprak, kwam hem een medelijdende glimlach over
de lippen over zoovee,! naïeviteit en zulke^verouderde
begrippen. Toen kwam de val van den dollar, die
den Engelschen allerminst van pas kwam, want het
door de sterlingdaling bereikte exportvoordeel"
werd aldus bedreigd. Toen kwam ook plotseling
een geheel andere mentaliteit ten aanzien van de
andere valuta's. Had de pers b.v. voor dien tijd
niets ongedaan gelaten om de zwakheid van andere
muntsoorten b.v. van den gulden te insinueeren,
daarna besefte men, dat indien ook de andere lan
den het goud zouden loslaten, de uitzonderings
positie van het sterlingdevies zou komen te ver
vallen en terwijl men vroeger die isolatie als een
prestigenadeel zag, begon men haar nu als een
economischen voorsprong te beschouwen.
Met dat al was de dollarval een netelig probleem
voor de Engelschen. Ook op Amerika wilde men
den voorsprong liever niet prijsgeven. Maar de da
ling van de Amerikaansche munt liep zoo hard van
stapel, dat er niet aan te denken viel het pond daar
mee gelijken tred te doen houden. Intusschen is nu
al bijna de oude pariteit tusschen beide munten
weer hersteld. Wat een wonder, dat men zich in
Londen begint af te vragen, .waar dat heen moet
wanneer de dollardepreciatie nog verder gaat. Als
het pond dan niet meegaat, komt de export in ge
vaar, en zou men de sterling^mee omlaag forceeren,
dan is de vrees voor het beruchte hellende vlak niet
overbodig. En ziedaar: als bij tooverslag'zakt de
hooge borst in, men hoort geen woord meer over
het goud dat heeft afgedaan, en over een onafhan
kelijke sterling-aera die met de buitenwereld niets
te maken heeft en alleen zorgt voor vaste
goederenwaarde. Diezelfde sterling-fanatiei, die nog een half
jaar geleden goud als een onbruikbaar monetair
werktuig uitkreten, spreken nu over een internatio
nalen muntstandaard, waartoe dan goud zich het
best zou leenen. Het lijkt waarschijnlijk, aldus
Chamberlain in zijn bovenaaagehaalde speech, dat
tenslotte Engeland tot den g^ujjga,. standaard zal
terugkeeren. Het is alleen maar. de vraag wanneer
dat tenslotte" zal intreden. -SJaorJo.opig lijkt het
uitgesloten, dat Engeland tot stabilisatie zou be
sluiten zonder dat Amerika (Baarbij op een of an
dere manier ook betrokken is. Redevoeringen als
de onderhavige worden steeds mede voor de galerij
gehouden en men zou zoo zeggen, dat dit keer er op
gerekend werd, dat Amerika belangstellend toe
hoorder was. Te meer krijgt men dien indruk, wan
neer men kennis neemt van de weinige woorden,
die de president van de Bank of England op dit
banket heeft gesproken: ik st^m gaarne in met de
verwachtingen door Chamberlain uitgesproken,
maar wij zijn in de city nu eenmaal gewoon naar
alle kanten over de grenzen te zien. Hear, hear, Gij
Amerikanen.
Deze uitlating van Chamberlain is inderdaad van
zeer verstrekkende principieele beteekenis. Men
hoeft nog allerminst optimistisch te zijn over een
spoedige tenuitvoerlegging van deze plannen.
Maar het is nu toch wel heel duidelijk geworden,
dat Engeland een ,,zwevende munt" zeer
begeerenswaard vond zoolang de andere valuta's stabiel
waren, maar dat men op zwevend gezelschap aller
minst gesteld is, en dan maar de voorkeur geeft aan
de via het goud gebonden internationale munten.
Het woord is aan Roosevelt ! In tweeërlei opzicht:
stabilisatie van den dollar in elk geval ten aanzien
van het pond, en: de oorlogtachulden. Want dat
is een voorwaarde, die Engeland ongetwijfeld moet
stellen voor het opnieuw internationaal of zelfs ten
aanzien van den dollar vastleggen van zijn munt:
een regeling der oorlogsschulden, zonder dat zou
de nieuwe pariteit weer dadelijk op losse schroeven
komen te staan.
De gouden standaard is niet het eenige onder
werp waarover Chamberlain het gehad heeft. Hij
heeft drie andere desiderata vermeld, noodig voor
een economisch herstel. In de eerste plaats heeft
hij weer zijn hobby ter tafel gebracht: verhooging
der groothandelsprijzen. Dat verlangen heeft hij
gemeen met Roosevelt. Maar die heeft nu juist dat
doel willen bereiken door de munt te laten
deprecieeren. In Engeland heeft men dat doel met dit
middel nimmer nagestreefd, immers men beoogde
juist, ondanks dalende wisselkoers, hetzelfde prijs
niveau te handhaven. Ook nu denkt Chamberlain
in dit verband niet aan muntverzwakking zoodat
dus deze wenschdroom niet in strijd komt met die
van stabieler muntverhouding'en zooals men op het
eerste gezicht wellicht zou denken maar aan
internationale samenwerking om productie en
verbruik meer bij elkaar aan te passen. Het valt
niet te ontkennen, dat hier zeer veel goed werk te
verrichten zou zijn, en het is nog steeds zeer ernstig
te betreuren, dat de Londensche conferentie geen
kans heeft gezien op dit punt tot een vergelijk te
komen of zelfs maar de besprekingen hieromtrent
voort te zetten. En blijkens de laatste mededee
lingen van Colijn zou men moeten aannemen, dat
er ook nu nog geen kans bestaat de onderhande
lingen op dit punt voort te zetten.
PYRAMID
ZAKDOEKEN
FABRIKAAT TOOTAL
KLEUR EN KWALITEIT
GEGARANDEERD
EFFEN WIT EN SMAAKVOLLE
MODERNE DESSINS
VOOR DAMES
EN HEBREN
HET CADEAU
VOOR
OUD EN JONG
Ged. Handelsmerk op eiken zakdoek
Als derde punt noemt het betoog: de vermin
dering' der handelsbelemmeringen, een langzamer
hand tot clichégeworden eisch waarbij
ausgerechnet Engeland al heel weinig van den hoogen
toren kan blazen. Tenslotte komt het vierde punt,
dat eveneens erg afgezaagd begint te raken: her
leving der internationale credietverleening. De
mensch blijkt inderdaad een zeer hardleersch
wezen te zijn. Want juist die internationale crediet
verleening heeft ons in de laatste jaren mede de das
aangedaan. Niet zoozeer de credieten zelve als wel
het feit, dat men op een gegeven moment geen
verdere credieten meer gaf. Wanneer men inter
nationale credietverleening permanent kon maken,
dan zou dat inderdaad een aanmerkelijke ver
zachting van de depressie kunnen veroorzaken.
Zoodra een land. dat meer produceert dan het zelt
gebruikt en aan nieuw kapitaal noodig heeft,
een deel van zijn surplus kwijt kan aan een
ander land, dat minder produceert dan het kan
gebruiken, is bij de huidige maatschappelijke orga
nisatie de economische toestand in beide landen
daarop vooruitgegaan. Wanneer men nu maar steeds
met leenen doorging was het prachtig, maar het
ellendige is, dat men alleen maar uitleent zoolang
men gelooft de voorschotten terug te kunnen
krijgen.
Daar zit nu juist de hic, dat geloof krijgt
per se op zeker moment een knak en dan leent men
niet meer doch vraagt integendeel geld terug. Dat
beteekent dan een nieuwe depressiephase, want het
ex-uitleenende-land houdt nu zijn onverteerbaar
productiesurplus weer en krijgt bovendien invoer
uit het debiteurland, dat aldus een deel van zijn
schulden afbetaalt. Het is ook mogelijk, dat het
leenende land tenslotte zijn outillage heeft vervol
maakt, en dan is het al evenzeer mis. want dan
heeft het geen crediet meer noodig. begint oude
voorschotten terug te betalen, en dat wordt voor
het crediteurland al even fataal als het uitbreken
van een vertrouwenscrisis waardoor de
credietgeving wordt gestaakt. Het is wel waar dat tijdelijk
schijnbaar de conjunctuur kan verbeteren door
credietgeving, maar dat blijft schijn. Zoolang er
crediet gegeven wordt, maken de crediteurlanden
zich wijs. dat zij voor hun producten koopers hebben,
die geen koopkrachtige koopers zijn. Weshalve het
heel wat beter zou zijn een oplossing te zoeken, die
niet zooals deze op een fictie berust.
Intusschen wachten we met spanning op den
uitslag der opnieuw geopende onderhandelingen
Engeland-Amerika over de oorlogsschulden. Is
daarvoor accoord bereikt, dan is de eerste voor
waarde vervuld om het nieuwe gouden-standaard
credo in practijk te brengen.
Rectificatie
Het in het artikel over de Tentoonstelling ,,Op
het Dak" .genoemde bureau is ten onrechte aan
E. Berkovitch toegeschreven. Dit is ontworpen
door (->. Rietveld.