Historisch Archief 1877-1940
SCHILDERS Eh
Moderne Kunst bij Gom
Karel de Nerée tot Bi
S
"
Pierre Auguste Renoir
Bij Gouilstikkrr
Deze tentoonstelling bij Goudstikker
heet eene van Moderne Kunst''. Er
zou over zulke betiteling gemaklijk
een discussie te voeren zijn, maar we
zullen bij de schilderijen en de beeld
houwwerken blijven. Wanneer wij
deze bij een eersten ommegang goed
nagaan, dan zal dadelijk een onge
lijkheid in richtingen ons treffen, vele
schilderscholen enz. zijn door enkele
uitingen vertegenwoordigd, maar bo
venal zal ons verbazen eeri soort
onzekerheid, wat het standpunt van
den organisator aangaat. Een
tentoonVenus
stelling als deze kon gevormd zijn met
de bedoeling van verschillende mees
ters hét meesterwerk te geven, en
zóó voor den lust ter schoonheid een
verheuging zijn. Een verzameling kon
iets anders zijn: zij kon n bepaalde
schildcrschool enz. in haar meest
voldragen werken ons doen zien. en
ons in staat stellen, daardoor, deze
te vergelijken met andere schilder
scholen enz. ons dus periode tegen
over periode doen stellen. Zeker vindt
ge hier geen van de twee voorgestelde
oplossingen; er is noch n
schilderschool ons gegeven met de
voortrcffeOskar Kokosckka
Gzzic\t op de. haven
Iijkste werken uit zulke school; er zijn
ongetwijfeld, anderszins, niet alleen
meesterwerken hier: het geheel heeft
iets van een hutspot, waarvan de
ingrediënten niet door een kundigen
of georienteerden kok zijn bij elkaar
gebracht, Er zijn hier een aantal
schilderijen, die alleen voor een
bepaalde groep (of voor een be
paalde persoon) waarde genoeg hebben,
en daardoor zijn gemengd een aantal
werken van schilders, enz., die niet
tot deze groep behooren en zoo maar
wat luk-raak lijken gekozen. Wan
neer wij Raedecker en Jan Sluyters
ei Isaac Israëls en om de expressie
Ohirley Toorop uitzonderen, dan is
deze groep. niets dan een con
stellatie van talenten van den tweeden
rang (zoo ze dat allen nog zijn !) en
rijst opnieuw de vraag: waarom deze
schilders tot hun eigen onheil altijd
in veel fatsoenlijker gezelschap in
geleid dan hun past. Ik heb deze
opmerking reeds gemaakt bij een
stilleven-tentoonstelling; ik herhaal
ze hier. Noch Rudolf Bremmer, noch
Fernhout. noch Van der Leek. noch
Dirk'% Xyland. noch Oepts, noch
Willink zijn tot nu toe meesters < er
schilderkunst. De schematische Drie
(rratiën van Van der Leek. zij zijn een
taak van een hardnekkige.maar zij heb
ben verduveld weinig met de schoon
heid te maken: de Boer van Rudolf
Bremmer is als steeds een mozaïek
van stukjes hout (en geen geheel van
levend vleesch): Fernhout's Open
venster heeft ongetwijfeld eenige
teederheid en zuiverheid, maar het is
geen meesterwerk: Dirk Xyland's
Tunnel is leelijk en zijn /eekijker een
getrouw-gekleurde teekening; Oept's
Xaakt is niet aangenaam (zijn Dorp
straat is beter); Willink's werk is
onzuiver van kleur als altijd en lijkt
(maar hoeveel slechter !) op vele
ouderwetsche stadsgezichten. Al deze
werken hadden ge
voegelijk weg kun
nen blijven: on
middellijk was de
t entoons telling
sterker geworden.
Maar wat vinden
we verder;' FK zal
hier niet de schil
derscholen gaan
definieeren, waar
toe de overigen
gerekend kunnen
worden; dat werd
te veel voor dit
artikel, maar met
een korte notitie
die overigen aan
duiden. Wie. die
Archipenko niet
kent. zal door dit
staand naakt, een
begrip krijgen van
den excessieveu
vernieuwer:' Beter
zal dat blijken te
gaan van Barlach.
den beeldhouwer
der zware figuren uit
het volk. terwijl er
eveneens voldoen
de voorbeelden zijn
van Marseille v;m <'*"ky. om ons
Lyonel Feininger
duidelijk te maken, dat deze beeld
houwer niet- tot de groote behoort
noch zal hooren. Degas is eigen
aardig (meer niet) vertegenwoordigd
door een Loopend iiaakt'(brons): van
Dongen onvoldoende door Twee meis
jes aan de zee. Beter herkent ge
Ensor in het stilleven, waai' alle
v.Hirwerpen ironisch zijn bezield, ter
wijl Feiniriger's experimenten voorbij
zijn en ons reeds onnatuurlijk blijken
te wezen (we willen tegenwoordig
weer bovenal het eenvoudige: het
exces verloor het bizarre voor ons).
(irosz wie zal hem uit dit stilleven
alleen benaderen; evenmin wordt dat
mogelijk bij Haller's eene beeld.
Lea Halpern's potten en beesten geven
een overzicht; twee f goede Isaae
Israëls brengen ons daarom nog niets
nieuws, niets specifieks modern.
Kisling is een overschat schilder: twee
figuurstukken zijn daarvan een duide
lijk bewijs: Kokoschka's portret van
Ebeustein. de beste Kokoschka hier.
hangt te^hoog. maar bewijst toch nog
dat deze schilder wezenlijk in kleuren
leeft. Een Marie- Laurenciin. geeft een
meisje als een hondje naast een echt
hondje. Lehnibruck is in zijn
onmoedwillige beelden het zuiverst. Eén
Model sohn-Becker i:s een onvoldoende
inlichting; beter typeeren twee werkcii
Munch. Haedecker's vrouwenbuste ei i
naakt zijn werken van een bezielde
die zich in schoonheid herhaalt.
Kenoir'sfzware Venus is een
recpec-tabel beeld. .Sluyters is onvoldoende.
hoewel niet slecht, vertegenwoordigd
door een naakt, badeiiden en een
stilleven (een notitie); de twee ('havley
Toorop's hebben de deze schilderes
eigen felle expressie (de Kaasdragi-rs
hjken Mexikaaiinc-he roovers). Zoel
is Jaap \\~L-yand: oen s-l,i'n!c:'ij is het
winterlandschap van Jan van
Herwijnen, Kelder';; milde ..pastorale''