Historisch Archief 1877-1940
DE LUIPAARD
.i'
'si
hJ*r
fr
t.>!
Agnes MaaS'V. d. Moer
Teebeningen J. F. Doeve
Bij een warm haardvuurtje zaten
we 'gezellig bijeen, toen Mimi zich
ineens huiverend uitrekte en zei:
O, nooit meer terug naar de Ivoor
kust, nooit meer naar de wildernis, en
hier in Holland of in Frankrijk zitten,
en de sneeuw zien!" Ze zweeg een
poo,s, toen zei ze langzaam: ,,gek, dat
ik dat precies zoo voelde, het vorige
jaar, maar toen zat ik in de hitte."
En dan tegen haar man: weet je nog,
toen we die eindelooze tamtams
hoorden en we naar het dorp in de
wildernis geweest zijn om met Adio te
spreken ?.... Verschrikkelijk is Afrika
eigenlijk !"
Waarom?" vroeg ik, en hoe denk
je daar nu zoo ineens aan?"
Ja.... waarom....? Het was
maar een van onze vele belevingen uit
de brousse" ".
Vertellen!" drongen we dadelijk:
het is er echt weer voor: buiten
sneeuw, binnen licht en warmte en
veiligheid, juist geschikt om iets
verschrikkelijks van Afrika te hooren."
Verleden jaar," begon ze, hoor
den we eens drie dagen achter elkaar
de tamtam, en het had me geëner
veerd en triest gemaakt, ondanks het
vlugge en bijna vroolijke rhytme.
Het was ongeloofelij k heet en
drukkend, .en ik had het gevoel, dat we
onbereikbaar ver van het gecivili
seerde leven zaten in een uithoek van
de wildernis. Ik kreeg een soort angst,
dat ik nooit meer de lange winter
avonden in Parijs zou beleven, ns
Parijs, de droom van alle Fransche
kolonialen. Ik zat niets te doen, alleen
maar te bedenken, hoe zalig het zou
zijn, eens even je handen te wasschen
in sneeuw, echte, dikke sneeuw....
Even koelte te hebben, en de klamme
"gloed van je lichaam niet meer te
voelen.... Sneeuw ! Ineens schrikte
ik weer op uit dat gedroom door de
tamtam, die door bleef klinken, en
welk geluid me plotseling
weer greep. Het was of iets
me om mijn keel vastpakte
en toekneep. Toen begreep
ik, dat ik eens gauw mezelf
op moest porren, en liever
er achter zien te komen,
wat die onafgebroken tamtams
eigenlijk beteekenden. We riepen
Lamine Touré, onzen zwarten vriend,
die ons als gids diende, en op onze
vragen zei hij lachend, dat hij die
vraag wel verwacht had, dat er een
doode was, die erg betreurd werd, en
dat daarom alle tamtams in den
omtrek klonken. We kunnen er
dadelijk naar toe," zei hij, het is in
een naburig dorp, het is maar een
klein eindje met de auto, en in het
dorp kunt u misschien wel met Adio
praten. Dat is de kleindochter van de
gedoode vrouw."
Tien minuten later lieten we de
auto aan den kant van den weg staan,
en daar het avond was, gingen we met
de lantaarn in de hand, op een eenden
rijtje over de smalle paden naar het
dorp, dat midden in de wildernis lag.
Door de duisternis heen, zagen we de
vuren al, en we hoorden felle kreten,
en als die plotseling verstomden, het
doffe geklap van bloote voeten, die
rhytmisch de aarde roffelden. We
gingen voorzichtig vooruit. We slopen
achter een paar hutten, en vandaar
om den hoek glurend, konden we
precies op de kleine open plaats van
het dorp zien. Geschreeuw, gesteun,
geloei accompagneerden de dansers.
De schelle stemmen van meisjes en
kinderen klonken door het bestiale
gegrom van de mannenstemmen heen,
en al dit lawaai werd nog ondersteund
door het geluid van met steentjes
gevulde kalabassen, die heen en weer
geschud werden. Dansende duivels in
den gloed van vlammen. . .. Soms, in
een plotselinge razernij, in een fel lan
Haar houding was onzeker
van zijn heele lichaam, sprong n van
de jonge mannen over de vlammen
heen, terwijl de fetisj-man op den
grond, als een dolle ranselde op de
strak-gespannen, gedroogde herten
huid. Het klonk als geweerschoten.
Maar toen plotseling merkte n van
de omstanders ons op, en dadelijk
daarop zweeg alles. Lamine ging naar
hen toe, en vroeg naar Adio. En ze
wezen ons de hut. Adio kwam naar
buiten en droeg matten met zich mee
voor ons om in het maanlicht op te
zitten. Na lang aarzelen kwam ze bij
ons, zette zich naast de matten op de
aarde. Haar houding was angstig,
onzeker, en ze sprak geen woord. Toen
Lamine haar uitlegde waarom we
gekomen waren, en ze naar hem
luisterde, liet ik het lantaarnlicht op
haar vallen, en bekeek haar. Het was
een mooi meisje van ongeveer vijftien
jaar, met een fijne, gladde huid,
glanzig als satijn. Haar handen hield
ze achter zich op den grond uitgestrekt,
wat haar hooge en sterke borsten
accentueerde, maar haar oogen durfde
ze niet opslaan, en haar mond, met de
dikke lippen, sloot ze vast opeen.
Na voortdurend aandringen van
Lamine, begon ze aarzelend te spreken,
terwijl in de verte op het plaatsje het
geschreeuw en gedans opnieuw los
barstten. Wat ze zei, klonk erg on
samenhangend, en het kwam met
tusschenpoozen. Ik zal het jullie dan
ook maar liever op mijn manier ver
tellen. Het kwam hierop neer: er zijn
daar veel luipaarden, en het laatste
jaar waren er drie kinderen verdwenen,
weggesleept, maar sporen waren er
eigenlijk niet te vinden. Behalve n
kind, dat teruggevonden werd met
een gapende wond in de borst, en de
diepe groeven van een luipaard-klauw
over haar vleesch. De menschen
kwamen bij Adio's grootmoeder om
raad, omdat zij een zeer beroemde
toovenares was, die geheimen kende,
die nu niemand daar meer kent, nu
zij dood is. Maar tegen den luipaard
wist zij ook geen remedie. Die groot
moeder werd in alle dorpen in den
omtrek geroepen waar zieken waren,
en zoo oud als ze was, liep ze soms
uren ver om een zieke te helpen, tegen
betaling van een kip of een schaap.
Toen dan ook het dorpshoofd van een
naburig dorp zwaar ziek werd, zond hij
om de grootmoeder. Dat dorpshoofd
was een heel oude man. ,,En er is
maar n middel om oude menschen
te genezen," zei Adio. ..Mijn groot
moeder vertelde het mij voor de helft,
maar ik was nog te jong om alles te
mogen weten !" De grootmoeder was
dat laatste jaar drie keer bij het
dorpshoofd gehaald, en hij was altijd
genezen. Ze kreeg daarvoor schapen,
kippen en goud. Maar hij was wel hél
oud, en zoo was hij opnieuw ziek
geworden, en er was eenige dagen
geleden opnieuw een boodschapper
gekomen om de grootmoeder te halen,
en ze was door het bosch naar J>T.
geloopen. Maar dezen keer werd het
dorpshoofd niet beter. Den heelen
nacht zat de oude vrouw op den
drempel van de hut van den zieke, t-n
wachtte tevergeefs op het intreden
van de beterschap. Tegen den morgen,
toen de zon opkwam, kwam er een.
man naar de hut, eu zei haar: .,de
vrouw van Konan, Mao is weg. Giste
renavond ging zij naar de bron, en ze
kwam niet terug. Konan is er gek van,
want Mao was gezond en mooi en hél
jong, nog bijna een kind. En ik moet
je vragen, jij, die alles weet, wie Ma»
heeft weggehaald. ..."
En de toovenares zei dadelijk: ..de
luipaard." Maar tegelijk stond ze op eit
keek naar den zieke, die te sterven lag,
en ze begreep ineens waarom. Ze had
zich in de medicijn, vergist.
Intusschen was de boodschapper
naar Konan teruggekeerd, en hij had
verteld, dat de luipaard Mao had
weggehaald. Toen ging Konan met
twee vrienden naar de bron, en ver
borg zich in het hout, om op den
luipaard te loeren en hem te dooden.
Aan die bron kwamen 's morgens vaak
kinderen uit het dorp baden. Maar de
zon was nog niet heelemaal op, en de
luipaard kon nog komen drinken.
Terwijl Konan en zijn vrienden
daar wachtten, zagen ze de oude
vrouw naar de bron komen, waar ze
betere medicijn wilde halen. Ze stond
daar en tuurde ingespannen den we^
van het dorp op, en Konan zag in de
verte een klein meisje komen, eii
tegelijk zag hij. dat de oude vrouw iets
uit de plooien van haar kleeren haalde,
en dat ze iets aan haar handen d.eed.
Toen waren. Konan en zijn vrienden
uit het hout gekomen en ze hadden de
grootmoeder meegesleurd. Adio, die
niet wist, waar de oude vrouw zoolang
bleet', en dacht, dat ze misschien
overnacht had in de hut van lam
plantage, ging daarheen om haar te
zoeken. Toen ze daar kwam, hoorde
z>in een naburig veld stemmen. Ze
sloop er voorzichtig heen. en zag toen
Konan en zijn vader, en. de twee
andere mannen, die bezig waren, haar
grootmoeders mond vol met droge