De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1933 14 oktober pagina 16

14 oktober 1933 – pagina 16

Dit is een ingescande tekst.

DE LUIPAARD .i' 'si hJ*r fr t.>! Agnes MaaS'V. d. Moer Teebeningen J. F. Doeve Bij een warm haardvuurtje zaten we 'gezellig bijeen, toen Mimi zich ineens huiverend uitrekte en zei: O, nooit meer terug naar de Ivoor kust, nooit meer naar de wildernis, en hier in Holland of in Frankrijk zitten, en de sneeuw zien!" Ze zweeg een poo,s, toen zei ze langzaam: ,,gek, dat ik dat precies zoo voelde, het vorige jaar, maar toen zat ik in de hitte." En dan tegen haar man: weet je nog, toen we die eindelooze tamtams hoorden en we naar het dorp in de wildernis geweest zijn om met Adio te spreken ?.... Verschrikkelijk is Afrika eigenlijk !" Waarom?" vroeg ik, en hoe denk je daar nu zoo ineens aan?" Ja.... waarom....? Het was maar een van onze vele belevingen uit de brousse" ". Vertellen!" drongen we dadelijk: het is er echt weer voor: buiten sneeuw, binnen licht en warmte en veiligheid, juist geschikt om iets verschrikkelijks van Afrika te hooren." Verleden jaar," begon ze, hoor den we eens drie dagen achter elkaar de tamtam, en het had me geëner veerd en triest gemaakt, ondanks het vlugge en bijna vroolijke rhytme. Het was ongeloofelij k heet en drukkend, .en ik had het gevoel, dat we onbereikbaar ver van het gecivili seerde leven zaten in een uithoek van de wildernis. Ik kreeg een soort angst, dat ik nooit meer de lange winter avonden in Parijs zou beleven, ns Parijs, de droom van alle Fransche kolonialen. Ik zat niets te doen, alleen maar te bedenken, hoe zalig het zou zijn, eens even je handen te wasschen in sneeuw, echte, dikke sneeuw.... Even koelte te hebben, en de klamme "gloed van je lichaam niet meer te voelen.... Sneeuw ! Ineens schrikte ik weer op uit dat gedroom door de tamtam, die door bleef klinken, en welk geluid me plotseling weer greep. Het was of iets me om mijn keel vastpakte en toekneep. Toen begreep ik, dat ik eens gauw mezelf op moest porren, en liever er achter zien te komen, wat die onafgebroken tamtams eigenlijk beteekenden. We riepen Lamine Touré, onzen zwarten vriend, die ons als gids diende, en op onze vragen zei hij lachend, dat hij die vraag wel verwacht had, dat er een doode was, die erg betreurd werd, en dat daarom alle tamtams in den omtrek klonken. We kunnen er dadelijk naar toe," zei hij, het is in een naburig dorp, het is maar een klein eindje met de auto, en in het dorp kunt u misschien wel met Adio praten. Dat is de kleindochter van de gedoode vrouw." Tien minuten later lieten we de auto aan den kant van den weg staan, en daar het avond was, gingen we met de lantaarn in de hand, op een eenden rijtje over de smalle paden naar het dorp, dat midden in de wildernis lag. Door de duisternis heen, zagen we de vuren al, en we hoorden felle kreten, en als die plotseling verstomden, het doffe geklap van bloote voeten, die rhytmisch de aarde roffelden. We gingen voorzichtig vooruit. We slopen achter een paar hutten, en vandaar om den hoek glurend, konden we precies op de kleine open plaats van het dorp zien. Geschreeuw, gesteun, geloei accompagneerden de dansers. De schelle stemmen van meisjes en kinderen klonken door het bestiale gegrom van de mannenstemmen heen, en al dit lawaai werd nog ondersteund door het geluid van met steentjes gevulde kalabassen, die heen en weer geschud werden. Dansende duivels in den gloed van vlammen. . .. Soms, in een plotselinge razernij, in een fel lan Haar houding was onzeker van zijn heele lichaam, sprong n van de jonge mannen over de vlammen heen, terwijl de fetisj-man op den grond, als een dolle ranselde op de strak-gespannen, gedroogde herten huid. Het klonk als geweerschoten. Maar toen plotseling merkte n van de omstanders ons op, en dadelijk daarop zweeg alles. Lamine ging naar hen toe, en vroeg naar Adio. En ze wezen ons de hut. Adio kwam naar buiten en droeg matten met zich mee voor ons om in het maanlicht op te zitten. Na lang aarzelen kwam ze bij ons, zette zich naast de matten op de aarde. Haar houding was angstig, onzeker, en ze sprak geen woord. Toen Lamine haar uitlegde waarom we gekomen waren, en ze naar hem luisterde, liet ik het lantaarnlicht op haar vallen, en bekeek haar. Het was een mooi meisje van ongeveer vijftien jaar, met een fijne, gladde huid, glanzig als satijn. Haar handen hield ze achter zich op den grond uitgestrekt, wat haar hooge en sterke borsten accentueerde, maar haar oogen durfde ze niet opslaan, en haar mond, met de dikke lippen, sloot ze vast opeen. Na voortdurend aandringen van Lamine, begon ze aarzelend te spreken, terwijl in de verte op het plaatsje het geschreeuw en gedans opnieuw los barstten. Wat ze zei, klonk erg on samenhangend, en het kwam met tusschenpoozen. Ik zal het jullie dan ook maar liever op mijn manier ver tellen. Het kwam hierop neer: er zijn daar veel luipaarden, en het laatste jaar waren er drie kinderen verdwenen, weggesleept, maar sporen waren er eigenlijk niet te vinden. Behalve n kind, dat teruggevonden werd met een gapende wond in de borst, en de diepe groeven van een luipaard-klauw over haar vleesch. De menschen kwamen bij Adio's grootmoeder om raad, omdat zij een zeer beroemde toovenares was, die geheimen kende, die nu niemand daar meer kent, nu zij dood is. Maar tegen den luipaard wist zij ook geen remedie. Die groot moeder werd in alle dorpen in den omtrek geroepen waar zieken waren, en zoo oud als ze was, liep ze soms uren ver om een zieke te helpen, tegen betaling van een kip of een schaap. Toen dan ook het dorpshoofd van een naburig dorp zwaar ziek werd, zond hij om de grootmoeder. Dat dorpshoofd was een heel oude man. ,,En er is maar n middel om oude menschen te genezen," zei Adio. ..Mijn groot moeder vertelde het mij voor de helft, maar ik was nog te jong om alles te mogen weten !" De grootmoeder was dat laatste jaar drie keer bij het dorpshoofd gehaald, en hij was altijd genezen. Ze kreeg daarvoor schapen, kippen en goud. Maar hij was wel hél oud, en zoo was hij opnieuw ziek geworden, en er was eenige dagen geleden opnieuw een boodschapper gekomen om de grootmoeder te halen, en ze was door het bosch naar J>T. geloopen. Maar dezen keer werd het dorpshoofd niet beter. Den heelen nacht zat de oude vrouw op den drempel van de hut van den zieke, t-n wachtte tevergeefs op het intreden van de beterschap. Tegen den morgen, toen de zon opkwam, kwam er een. man naar de hut, eu zei haar: .,de vrouw van Konan, Mao is weg. Giste renavond ging zij naar de bron, en ze kwam niet terug. Konan is er gek van, want Mao was gezond en mooi en hél jong, nog bijna een kind. En ik moet je vragen, jij, die alles weet, wie Ma» heeft weggehaald. ..." En de toovenares zei dadelijk: ..de luipaard." Maar tegelijk stond ze op eit keek naar den zieke, die te sterven lag, en ze begreep ineens waarom. Ze had zich in de medicijn, vergist. Intusschen was de boodschapper naar Konan teruggekeerd, en hij had verteld, dat de luipaard Mao had weggehaald. Toen ging Konan met twee vrienden naar de bron, en ver borg zich in het hout, om op den luipaard te loeren en hem te dooden. Aan die bron kwamen 's morgens vaak kinderen uit het dorp baden. Maar de zon was nog niet heelemaal op, en de luipaard kon nog komen drinken. Terwijl Konan en zijn vrienden daar wachtten, zagen ze de oude vrouw naar de bron komen, waar ze betere medicijn wilde halen. Ze stond daar en tuurde ingespannen den we^ van het dorp op, en Konan zag in de verte een klein meisje komen, eii tegelijk zag hij. dat de oude vrouw iets uit de plooien van haar kleeren haalde, en dat ze iets aan haar handen d.eed. Toen waren. Konan en zijn vrienden uit het hout gekomen en ze hadden de grootmoeder meegesleurd. Adio, die niet wist, waar de oude vrouw zoolang bleet', en dacht, dat ze misschien overnacht had in de hut van lam plantage, ging daarheen om haar te zoeken. Toen ze daar kwam, hoorde z>in een naburig veld stemmen. Ze sloop er voorzichtig heen. en zag toen Konan en zijn vader, en. de twee andere mannen, die bezig waren, haar grootmoeders mond vol met droge

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl