De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1933 14 oktober pagina 5

14 oktober 1933 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

Ho. 2S41 De Groene Amsterdammer van 14 October 1933 Muziek Constant van Wessem r . 'ff. te Openingsconcert Concertgebouw ledere keer opnieuw wekt het begin van het Concertgebouwseizoen een zekere spanning. Onwil lekeurig bereidt men zich voor op iets: het muziekseizoen gaat beginnen. Soms brengt dat verras singen, soms teleurstellingen. Het openingsconcert had Donderdagavond, onder niet al te gelukkige auspicia plaats. Mengelberg, de feestredenaar", op het laatst door ziekte _ verhinderd, had de dirigeerstaf aan van Beinum moeten overgeven en het orkest was dien Donder dagavond ook merkbaar niet geheel nog inge speeld (zelfs bij een geroutineerd orkest als dat van het Concertgebouw komt dat voor), de rechte stemming wilde aanvankelijk niet komen. Een symplionie van Schubert, een zelden gespeelde, uit zijn vroegste periode, No. 3 in D. gr. t. boeide reeds als muziek niet bijzonder. Schubert leek in deze muziek zichzelf niet te kunnen vinden, eerst in het Menuetto dat feitelijk een Landler is en in het Rondo finale trof iets eigens. Daarna trad de Fransche pianiste Marcelle Meyer op als soliste in Beethoven's 3de piano concert en hier klonk alles wat te luimig en snel, wat te weinig strak gehouden, en soliste en orkest leken niet steeds gelijk op, het liet een vrij matten indruk na. Maar na de pauze kwam de .,ontwaking". Een nieuwe, tweede symphonie van Henk Badings werd boeiend door haar goed geëquilibreerde structuur, de eerlijkheid van haar elegisch karakter, de sympathieke muzikaliteit van toon en vinding. En in de Burleske" van Richard Strauss, voor piano en orkest, nam ook Marcelle Meyer, na haar wat vreemd gespeelden Beethoven, haar revanche, hier gaf zij een, nu eens luidruchtig, dan weer teeder spel van klanken en tintelende passages, en al hebben wij deze muziek van Strauss wel eens fijner en geacheveerder ook gehoord, het sleepte mee door dartele vaart en meesterlijke pianistiek. Hiermede was een besluit aan den avond gemaakt, waarmee het ware enthousiasme bij het publiek werd gewekt. Daverend applaus ! Voor de pianiste, het orkest, den dirigent. Eind goed, al goed. Men ging tevreden naar huis. Het Scala-koor uit Milaan Aan het toedoen van de Avro, door wiens goede zorgen wij reeds met verschillende buitenlandsehe vertegenwoordigers van de zwaardere zoowel als van de lichtere muziek mochten kennismaken danken wij het, dat dit beroemde Italiaansche opera-koor zich ook ten onzent heeft laten hooren in concerten, die het op enkele plaat sen van ons land gaf. De zangers der Italiaansche Scala Opera kenden wij uit iedere muziekgeschiedenis als het phenomeen der Italiaansche operazangkunst.Reeds Stendhal was hier een trouw bezoeker en luisteraar naar zijn geliefde opera's van Cimarosa. Vele der thans wereldberoemde scheppingen van groote Italiaansche operacomponisten werden er ten doop gehouden en de naam van den grooten dirigent Toscanini, die daar den staf zwaaide, had een magischen klank in de wereld. Hoewel het niet Toscanini was, die de zangers van het Scalakoor in ons land aanvoerde, maar de dirigent Vittore Veneziani kon men niettemin een diepen indruk krijgen van dit zingen, dat klinkt als van volmaakte instrumenten, als een stemmensymphonie, zoo geacheveerd en gedisciplineerd, dat men vergeet, dat hier menschen zingen. Een groote traditie werd hier stem, een cultuurschepping zooafe wij, Amsterdammers, die ideaal alleen maar kennen van het door Mengelberg vervolmaakte Amsterdamsche Toonkunstkoor. De Italianen zin gen als menschelijke registers van een groot appa raat, dat gelijkt op orgelpijpen, door het kundig manipuleeren en pedaalbehandelen van een meester tot een symphonisch zangkoor vereenigd. Deze volmaakte zangcultuür, vooral in de stuk ken der componisten voor a het sterkst naar voren tredend, deed, voor mijn gevoel tenminste, eenigszins schade aan het spontane der volksliederen uit de Romagna en Sardinië, die eveneens ten gehoore werden gebracht: het volkslied werd teveel een kunstmuziek, het bleef teveel enkel een stemmensymphonie, men miste dat eigen leven, dat b.v. juist aan Russische koren hun speciale betoovering geeft, het als het ware op het moment zelf geborene, dat daar door soms een ruig, bijna rauw accent krijgt. Bij de Italianen bleef de discipline te streng, deze volkszang" leek te veel vol maakte cultuur", en al was er genoeg te genieten en te bewon deren, de sterkste indrukken verwekten toch die koren, waarin de muzikale cultuur een eersten factor vormde, de kerkelijke koren en 4e opera koren. Daaraan zal men de machtigste herinnering aan een diepe ontroering behouden, hier was de stemcultuur n verruk king voor het oor, een bewege lijke ijlheid naast een forsche warmte van toon als men zelden hoort, hier excelleerde het Scala Opera-koor op een wijze, die zijn faam glorieus be vestigde. Het straatlied. Een bun del, verzameld door D. Wouters en Dr. J. Moor man 11. Afgescheiden ervan, dat dit de meest onderhoudende bun del poëzie is, die ik sinds jaren onder oogen kreeg J. W. F. Werumeus Buning heeft er in dit weekblad reeds op welspre kende wijzen de lof van gezongen moeten mij toch een paar opmerkingen van het hart. Een straatlied zingt men. ledere tekst heeft dus een melo die. Dit moet in het oog worden gehouden bij de beoordeeling of een gedicht, dat bij ons aan de deur wordt aangeboden of in de brievenbus gegooid wel in derdaad de tekst van een lied is. Zooveel mogelijk hadden de door de verzamelaars gepubli ceerde teksten door bijvoeging van de melodie, waarop zij ge zongen werden, authentiek" gemaakt moeten worden. Al gaat zulks niet zonder moeite, meestal is ten minste het refrein nog wel bekend en in cijfers of noten weer te geven (b.v. van het welbekende Siene, Siene, Siene la me los"). In dezen bundel is de melodie te zelden er bij gevoegd en er staan, vooral onder de teksten van de latere jaren, verscheidene bij, die zeker twijfel wekken of zij wel als straatlied" mogen worden aangemerkt. Verder heb ik bezwaar tegen het onderscheid tusschen straatlied en cabaret- of filmlied. Men mag wel degelijk een cabaret- of filmlied een straatlied" noemen, zoodra de volksman een eigen verwoording aan den inhoud van den oorspronkelijken tekst heeft gegeven, ja, soms bij het bekende wijsje iets geheel nieuws heeft gemaakt wat de woorden betreft, hetgeen vaak voorkomt, zoodat alleen de muziek nog aan het oorspronkelijke herinnert. Want al is men de herkomst van de muziek van het vroegere straatlied meestal ver geten, origineel waren de melodieën, waarop toen werd gezongen al evenmin als nu en stamden van een wijsje, dat toen en vogue was, en zelfs nu nog, ik wijs maar op de verschillende teksten, die geschreven werden op de melodie van het 18e eeuwsche prinsenliedje met het bekende refrein Vivat Oranje hoezee". Derhalve en al geef ik toe, dat het maken van onderscheidingen bij het eigenaardige genre, dat het straatlied is, niet zeer eenvoudig blijkt, want zelfs een scheiding tusschen volkslied en straatlied, feitelijk de beste, is niet steeds vol te houden moeten de verzamelaars andere criteria stellen bij de beoordeeling van wat wel en wat niet een straat lied zou mogen heeten dan aangegeven wordt door het feit, dat een tekst, op losse blaadjes gevent of in de brievenbus gegooid, anoniem aan den man wordt gebracht. (Ook wat dit anonieme betreft zal deze maatstaf niet altijd te gebruiken zijn, daar er in dezen bvindel reeds tekston uit de latere jaren Minister Oud's millioenenleening Teekenlng B. van Vlijmen Deez' perzik gaf mijn vader mij Omdat ik vlijtig leer Dies ben ik vergenoegd en blij Die perzik smaakt naar meer Van Alphen voorkomen, waarvan vroeg of laat zal blijken, welk vermoeden ook bij de verzamelaars zelf reeds schijnt opgekomen, volgens een aanteekening in hun inleiding dat zij den een of anderen cabaret-dichter tot auteur hebben gehad: zij klin ken mij te geroutineerd en herinneren te zeer aan het voetlicht. Het geval met het gedicht van Speenhoff's Vrije Vrouwen, dat reeds zonder auteursvermelding op losse blaadjes rond ging, zal niet op zichzelf staan, al is hiermee het verheugend feit te constateeren hoezeer dit lied reeds volksbezit" is geworden). O1S VVitte Curacao Sec Clierry Brandy Menthe Glaciale Cura^ao Brand! Koopt Nederl. fabrikaat!.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl