De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1933 21 oktober pagina 15

21 oktober 1933 – pagina 15

Dit is een ingescande tekst.

No. 2942 De Groene Amsterdammer van 21 October 1933 15 Crisismaatregelen en critiek fi *<» C. A. Klaasse Boerensteun is geen armenzorg Nog eens: de scrips Regeeren is ongetwijfeld een ondankbaar baantje. "Want elke maatregel, dien men neemt, stuit in die bevolkingsgroepen welke er de directe lasten van ondervinden op verzet. Terwijl elke maatregel, dien men zou kunnen treffen maar dien men weloverwo gen achterwege laat, een storm van critiek doet los barsten in de kringen, die zich voor dit geval onder ' de beschermende vleugels van de overheid hadden ?willen verschansen. Omdat nu eenmaal elk in grijpen op economisch gebied aan een bepaalde be volkingscategorie geld in het laatje brengt,terwijl het overige deel dat geld moet opbrengen, zij neraltijd twee partijen waarvan minstens n ontevreden is, wanneer al niet beide zich achteruitgezet voelen, de gesteunde omdat de steun niet genoeg is, en de lastendrager omdat hij den last al te zwaar vindt. De boerensteun is n van de typische voorbeel den waarbij dit laatste het geval is. Geruimen tijd hebben de boeren de regeering verweten, dat de hun verstrekte steun onvoldoende was, in tweeërlei opzicht : de producten, die in het steunstelsel waren opgenomen, brachten den boer desondanks nog geen loonenden prijs op, en dit was wel het voor naamste bezwaar het systeem van ondersteu ning werd onlogisch en onbillijk geacht. Terwijl sedert enkele jaren het heele agrarische bedrijf ver liesgevend is. bleef de regeering vasthouden aan een steunregeling van bepaalde landbouwproducten. Het gevolg is dan ook geweest, dat nu langzamer hand vrijwel alle producten, zoowel van landbouw als van veeteelt, onder een steunstelsel zijn gebracht. Eén van de bezwaren, die in den laatsten tijd wel het meest op den voorgrond treedt, en dat on langs ook nog is toegelicht in een korte beschouwing van prof. Polak in de E.S.B., is het volgende: de crisisteun aan de boeren wordt aan iedereen ge geven zonder onderscheid van zijn f inancieelen toe stand. De boer die zijn grond onbezwaard bezit, die daarnaast nog een vermogen in effecten belegd heeft, die dus ruimschoots voorzien is van reservemiddelen om in een periode van verlies uit te put ten, krijgt precies evenveel steun als de boer, die niets te verliezen heeft, die zijn grond zwaar verhypothekeerd heeft en derhalve van zijn bezit gestooten kan worden, wanneer hem de inkomsten ontbreken om de rente te betalen. Welke verdedi ging is er voor zulke steunmaatregelen, aldus deze critici, waarom meten met twee maten, den weigestelden boer uit de staatsruif douceurtjes toestop pen en den werklooze alleen maar ondersteuning geven nadat precies is uitgevischt of hij het noodig heeft. Deze critiek zou volkomen logisch zijn wanneer inderdaad de boerensteun was opgezet als een soort van armenzorg. Wanneer men een deel van den boe' renstand als gevolg van de lage prijzen der land bouwproducten beschouwde als armlastige hoe wel grondbezittende paupers, ea om die reden een steunstelsel had ontworpen, zooals men ook de stedelijke armen steunt, dan zou inderdaad de hui dige opzet belachelijk zijn. Dan had men ook niet den vorm van verhooging der productsprijzen moe ten kiezen, maar eenvoudig die van een uitkeering, een aalmoes aan de-door den economischen nood ge troffen boeren, waarbij natuurlijk alleen zij in aan merking zouden komen, die geen andere hulpbron nen meer hadden. Het schijnt echter bij hen, die de schouders medelijdend ophalen over zooveel onhan digheid in de huidige regeling, te ontgaan, dat er > system inmadness" kan zijn. Desondanks zullen ?'zij er waarschijnlijk wel eens van gehoord hebben, dat er landen zijn, die door beschermende rechten industrieën steunen, die allerminst armlastig zijn. doch zelfs zeer behoorlijk rendeeren. De heele opzet van de boerensteunregeling, die wij hier kennen, is van den aanvang af nimmer geweest een bijdrage in het levensonderhoud van den boer, maar een opzet om de schadelijke economische gevolgen van de sterke daling der agrarische productsprijzen, schade lijk niet alleen voor de boeren maar voor de heele rest van de bevolking evenzeer, te verzachten. Prof. Polak ziet bij zijn bovenaangebaalde critiek den boeren steun als een zuiver socialen maatregel: zooals hij-?»- _ door de regeering is opgezet, is het een economische maatregel, zij het dan met socialen inslag. De werkloozensteun daarentegen is inderdaad een zuiver sociale aangelegenheid, maar dan gaat het dus ook niet aan dezelfde maatstaven bij de uitvoering aan te leggen. Over de waarde van don boerensteun als economisch nuttige maatregel kan men natuurlijk van meening verschillen. Maar onlogisch is de op zet toch allerminst. Dat n der crisisoorzaken is gelegen in het feit dat de prijzen der agrarische pro ducten zoo snel zijn gedaald, zonder dat tegelijk een evenredige daling intrad bij de industrieele producten, mag men als een algemeen erkende stel ling beschouwen. De koopkrachtvermindering van de boeren, die aldus plaatsvond, is niet alleen voor henzelve een nadeel geweest, maar evenzeer voor de industrieele productie. Hoewel men theoretisch nog zou kunnen aannemen, dat de verminderde koop kracht der boeren wordt gesubstitueerd door een evenredig gestegen koopkracht bij de verbruikers der landbouwproducten (twee factoren die inder daad tegen elkaar zouden moeten opwegen) heeft de practijk bewezen dat dit niet het geval is. Waar uit dus volgt, dat de geabstraheerde theorie in dezen fout is, omdat zij te afgetrokken is en niet rekening houdt met alle nevenconsequenties waaronder deze: dat de tijdelijk inderdaad aanwezige gestegen koop kracht-voor-andere-producten bij de verbruikers der landbouwproducten, doordat zij in den over gangstijd niet dadelijk wordt aangewend, maat schappelijk geheel verloren gaat. Dit vraagstuk van de vermindering van het totale volksinkomeii, als gevolg van een verschuiving in het reëele imcomen tusschen twee bevolkingsgroepen, is n der belang rijkste en n der minst onderzochte problemen der hedendaagsche economie. Maar men mag aanne men, dat via dezen weg een plotselinge verlaging van het inkomen der boeren niet alleen hen, maar de heele volksgemeenschap benadeelt. En de stelling wordt'dan ook meer en meer aanvaard, dat de Europeesche industrielanden, hoezeer ze zich destijds de handen gewreven hebben, dat het graan uit Argen tiniëzoo goedkoop te krijgen was, er heel wat beter aan toe geweest zouden zijn, wanneer zij destijds de hoofden bij elkaar hadden gestoken en besloten hadden den overzeeschen gebieden hun graan tegen de oude prijzen te blijven afkoopen. Aldus gezien krijgt de boerensteun een heel ander karakter, en bij dat karakter zou het zelfs onlogisch zijn wanneer men verschil ging maken in draagkrachtige en on bemiddelde boeren. De regeling beoogt thans veel eer een verandering in de ruilverhouding tusschen agrarische en industrieele productie tot heil van de heele volksgemeenschap, dan alleen een steun aan de boerenhelft der bevolking op den rug van de andere helft. Ook dat probleem is natuurlijk niet eenvoudig, al was het alleen maar omdat, gezien onze internationale oriënteoring, de prijsontwikke ling elders niet geheel uit het oog verloren kan wor den. De duurte-eilandkwestie is n van de voor naamste problemen in dit verband. Terwijl het, vraagstuk natuurlijk ook een heel ander aspect krijgt voor die producten, welke niot in het binnen land verbruikt maar geëxporteerd worden. Zoo zijn er heel wat meer punten die de critiek bezighouden. En straks komt daar weer een nieuw mikpunt bij. Ik schreef de vorige week al, dat er met de Duitsche regeering onderhandeld werd over het scrip vraagstuk. Inmiddels hebben die onder handelingen voortgang gevonden en men mag aan nemen, dat er een regeling in den maak is naar het voorbeeld van de Zwitsersche, waarbij wellicht zelfs de scriphouder hier te lande ook 100°/0 wordt verzekerd. Ook hier zal men allicht weer tegenstrij dige belangen krijgen. Die strijd is al begonnen vóórdat er van de huidige regeling sprake was, toen men een clearingregeling overwoog. Indien zulk een gedwongen clearing zou zijn doorgezet, dan zou dat beteekend hebben, dat de import aan ban den''was gelegd; men had invoer uit Duitschland slechts kunnen toelaten wanneer de clearinggelden daarvoor konden worden gebruikt. Van de Duitsche regeering zou het dus geheel hebben afgehangen of de import onbelemmerd had kunnen doorgaan. maar zelfs bij uiterste tegemoetkomendheid zou toch voor onze importeurs het voordeel vervallen zijn van betaling met Sperrmarken, die nu den kost prijs in vele gevallen kan verlagen. !Nu deze clearing in algemeenen zin van de baan is valt dit probleem weg, maar er komt een nieuw voor in de plaats. Hoewel- er nog niets van bekend is hoe de regeling er uit zal zien, mag toch worden aangenomen dat zij "eveneens op een soort clearing neerkomt, niet n waarin alle vorderingen op Duitschland worden vereffend, maar alleen die uit coupons afkomstig. Daarmee zal óf een deel van den normalen import worden betaald (ons invoeroverschot uit Duitsch land) óf een zekere Zusatzimport" worden afge nomen. Wat de juiste consequenties zijn, hangt nu geheel af van de afspraken zooals die zijn gemaakt. Wanneer ons normale invoeroverschot met de scrips kan worden vereffend, dan zal hoogstens hier en daar een voordeeltje wegvallen dat tot nu toe met Sperrmarkbetaling werd behaald, maar voor de rest blijft de importeur gewoon zijn goederen betalen met een mark van 50 cents, en de coupon houder krijgt voor zijn scrip die volle markenwaar de. Heeft de regeering zich daarentegen zooals Zwitserland moeten binden tot een zekeren Zusatz import, dan staat de zaak er anders voor. Aangezien niet aangenomen kan worden, dat de regeering zelf dien import zal ter hand nemen zijn er maar twee oplossingen denkbaar: de invoer van bepaalde producten wordt gecontingenteerd waarbij Duitschland een extra hoog contingent toegewezen krijgt, of: de scrips worden ondergebracht bij een daartoe aangewezen instituut, dat door verkoop onder pari aan importeurs den invoer uit Duitsch land stimuleert van artikelen, die anders elders ge- kocht zouden zijn. In het eerste geval zou de kans bestaan, dat, door bij de contingenteering Duitsch land een grooter importkwantum toe te wijzen, de prijs der betrokken producten stijgt. Immers dat tot nu toe de import van elders kwam, zal als regel het gevolg zijn van een lageren prijs aldaar. In dit geval zouden de obligatiehouders het volle pond voor hun coupons krijgen op de ruggen van de verbruikers dier artikelen. Veel logischer lijkt dan ook de tweede oplossing, dan krijgen de obligatiehouders misschien wel niet de volle waarde der coupons tegen den koers van vrije marken, maar dat is te motiveeren omdat anders de import, die noodig is om het transfer van hun scrips te bewerken, niet tot stand kwam. Tenzij men natuurlijk via contingenteering kans ziet Duitschland's import te verhoogen zonder dat de prijzen omhoog gaan. Dat zou de mooiste oplossing zijn. Al zal er ook dan critiek opstaan die tegen werpt, dat door het verhoogen van het Duitsche contingent, of de inheemsche industrie wordt be nadeeld, óf de import uit andere landen hetgeen weer terugslag moet hebben op den export daarheen. Maar die critici dienen te bedenken, dat door den extra-invoer uit Duitschland de inkomsten der houders van Duitsche obligatiën precies evenredig omhoog gaan, hetgeen dus de inheemsche industrie of den import van elders weer ten goede moet komen. Intussehen zijn ook hier weer strijdpunten. En de scriphouders moeten in elk geval bedenken, dat de mededeeling: ..100% voor do Xederlandsche scrips'' niet per se beteekent, dat zij de volle marken waarde daarvoor krijgen. De regeling voorziet al leen in 100% transfer, maar van de technische uit werking zal het nu afhangen of dat ook beteekent: 100% waarde voor de aldus getransfereerde marken!

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl