De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1933 21 oktober pagina 17

21 oktober 1933 – pagina 17

Dit is een ingescande tekst.

Ho. 2*42 De Groene Amsterdammer van 21 October 1933 17 Schilderkunst Crisissteun Boekbespreking Alb. Plasschaert Naar aanleiding van de tentoonstelling in het Stedelijk Ittnseum te Amsterdam Het schijnt mij toe, dat, nu de Regeering de beeldhouwers, schilders, teekenaars; dichters en muzikanten (in den zin van componisten), die zonder verdienste zijn of zonder voldoende ver diensten, eindelijk wil gaan steunen (ik weet nog niet met hoeveel noch hoop ik, dat zij twee maal daags moeten gaan stempelen"), dat voor ons, den beschouwer, de toestand veel eenvoudiger is geworden en dat ons de kritische beschouwing niet belemmerd kan worden-door redenen, waar door zjj ons tot nu toe nooit werd belemmerd. Die steun, van. de Begeering is ons een geruststelling en ons een gemak. Ik herhaal, ik weet nog niet hoe groot zij voor ieder zal wezen en hoe zij zal worden gericht en ingericht, maar, wanneer wij zien, dat een koe-boer vijf gulden per koe krijgt (en wanneer wij ons herinneren hoe duur zij ons vroeger dat vleesch van net koebeest hebben verkocht, hoe zat-van-winst ze een tijd lang zijn geweest, en zullie" niet alleen!), wanneer wij dat alles zien en ons herinneren, dan is er hoop, dat de steun voor wie ik noemde, voldoende zal wezen, want het is een steun voor menschen ! * * * Die steun is dus een geruststelling ten eerste; wij zijn toch van dat soort, dat met een zwak hart voor kinderen en vrouwen, ook den vaders gaarne voldoenden welstand gunt ook al zijn zij weinig-belangrijke schilders ! Wij hebben immers een meer willig hart voor wie ging schilderen, houwen, schrijven of componeeren dan menigeen denl^t. Maar we hebben ook nog iets anders, en daarom is ons de steun van het Rijk of van deze Regeering een geruststelling. Wij vinden niet, dat die steun vroeg komt, wanneer wij weten wie allemaal reeds een tijd gesteund worden en nog ontevreden zijn (een teveel aan ambtenaren, in dienst gehouden, wordt ook feitelijk koninklijk gesteund !), wij hebben reeds lang geleden onze meening neergeschreven over de befaamde aal moes der tienduizend guldens", die geen steun, maar een soort hoogmoedig gebaar zoo goed als zonder inhoud was tegenover het aantal wezens, waarvan ieder toch meer waard was dan duizend ambtenaren of honderd boeren maar, ik herhaal, wij vinden dezen eindelijken steun een gerust stelling voor ons zelf. Wij zullen niet zeggen, dat deze steun een geheel' juist gebaar is, maar het is een gebaar-met-inhoud, met geld voor eten en drinken, voor woonstee en kleedij toch. Wij zeggen ook niet, dat deze steun een eer is voor den werkelijken kunstenaar tusschen b.y. de anderen die ook schilderen, want inderdaad maakt zij de geheele groep, met zoo veel ongelijkheden, tot een gelqkheid; de groep wordt genivelleerd (dat gaat voor de besten dus naar beneden); dit gebaar maakt van deze vrijen een gelijkheid als in een vakvereeniging (ik las ten minste nergens dat de besten hooger steun zullen krijgen dan de lesten). Maar het is voor ons een geruststelling; er is nu eten en drinken enz. (ten minste, dat hopen wij) al is alles nog zoo sober?voor dezen dien ik noemde. Wij hoeven ons dus geen geweld aan te doen uit onrust (een onrust van ons hart) dat wij mondKUNSTZAAL VAN LIER D 0»Q R 4. O O * E N D TENTOONGESTELD ROKIN 126 = AMSTERDAM KUNSTWERKEN VAN il O H O C,' HOLLANOSCHE EN BUITENL. MEESTEM kost enz. zouden ontnemen aan wie ook, wanneer wij kritisch blijven. Toch, al was die onrust in ons hart, er is een grooter gevoel ook in ons; en een grooter verlangen en dat was: smetteloos te staan tegenover de Schoonheid, die voor ons is: noodzaak in ons leven. Er kan ons eindelijk zorg noch angst bevangen, die de kritische be schouwing in ons zou belemmeren (ik zeg niet. dat ze die ooit zouden hebben belemmerd; het is alleen voorzichtigheidshalve dat wij dit vooruit neerschrijven).... Er zijn verschillende soorten schilders enz. Er zijn werkelijke -schilders enz., die tenslotte het tot een fatsoenlijk" inkomen brachten en die buiten den steun vallen, gelukkig ! Hun werk hebben wij verdedigd en zullen wij ver dedigen en ik meen niet, dat wij ooit scha daar deden. Er zijn andere schilders, die een fatsoenlijk" inkomen hebben, en dat niet ver dienen. Wij hebben hun werk nooit geprezen (het is geen werk!) en zullen dat nooit doen, maar zij hebben en houden dat inkomen, want er zijn velen, die schilderijen enz. koopen van zulken, omdat zij dat werk begrijpen en zich daarmee verwant gevoelen. Het is de burgerman in aesthetischenzin,die den anderen burgerman (in aesthetischen zin) herkent; dat is een algemeen geval. Wij hebben dezen burgers" nooit iets misgund. Zij vallen buiten den steun, zooals dat heet, en wij gunnen ze, dat ze daar buiten blij ven. He't zijn welvarende burgers, die feitelijk ook buiten onzen steun vallen. Er zijn nog andere schilders, enz. Dat zijn de jongens-der-schilderkunst enz., de talenten, die aankomen. Zij vallen binnen onzen steun en zij zullen binnen den steun van het Rijk vallen. Dat is tenminste rechtvaardig. In hun werk kan iets zijn, dat niet voorbijgaat, dat duurt, en omdat het duurt verdient het allen steun. ook zelfs die der Regeering of van het Rijk, dat vele ambtenaren steunt, die zeker zullen voorbij gaan en zullen zijn alsof zij er nooit waren. Dan is er nog een. soort schilders, enz., misschien trouwhartige lieden en die thuis hooren in een vakvereeniging, want daar zouden zij worden erkend als vakgenooten; zij houden zich toch ook bezig met het plaatsen van verfmassa's op een doek of houwen stukken steen van een grooter blok steen of schrijven reeksen woorden, die uiter lijk op proza of op verzen lijken, of schrijven noten achter malkander en onder malkaar, die tesaam een gelijkenis hebben met muziekstukken. Dat deze den steun der Regeering of van het Rijk zullen krijgen, het Rijk of de Regeering erkent toch gaarne vakvereenigingen! is ons de grootste geruststelling. Wij zouden hun be staan kunnen vergeten als dat van ministers b.v. -of van referendarissen van schoone kunsten of van commiezen; wij souden ze zelfs niet tot dat willen rekenen, waartoe zij zelve zich willen rekenen, en toch zou ons hart, willig voor vrouwen en kinders, ons kunnen bezwaren, wanneer wij aan hen dachten in zulken tijd als deze. Zij konden nooit onzen steun hebben, omdat wij ze niet erkennen, maar de Regeering met haar lust in vakvereenigingen, nogmaals, moet zich kunnen ontfermen, want zij zijn, cives batavi" en als het hun wel ging, zou die Staat, dat Rijk, die Regeering en de ambtenaren daarvan hen aan slaan in de belastingen en van hen diensten vergen, of hen daartoe dwingen. Dat zij in den steun vallen is onze grootste geruststelling, de grootste geruststelling voor een onrust in ons hart.... Wij kunnen dus die onrust in ons hart daaruit bannen; de Regeering of het Rijk zorgt voor allen, behalve misschien om de .Schoonheid, maar zóó is het.gesteld, dat wij, voor zooveel wij kunnen en voor zoover wij daartoe in staat zijn, wij dat onophoudelijk op ons gaarne zullen nemen. Xis Petersen. Sandelmagerens Gade. (De Sandaalmakersstraat, Kopenhagen. Prior. Een boek, dat in Denemarken en daarbuiten verleden jaar groot opzien heeft gebaard, zal begin November in Nederlandsche vertaling verschijnen: Sandelmagerens Gade (De Sandaalmakersstraat) van Nis Petersen, een debuutroman van groote qualiteiten. Oogenschijnlijk een ,.afgezaagd" on derwerp: het oude Rome uit den tijd van Marcus Aurelius. Inderdaad een oud onderwerp, dat fonkel nieuw wordt door de m»derne behandeling der stof en door het perspectief wat het geeft. Het zijn geen oude Romeinen, over wie we zwaarwichtige uiteenzettingen te lezen krijgen; het zijn menschen, het 'is de mensch, de burger van een wereldcentrum. De auteur zegt soms letterlijk, dat hij ons door een trechter laat kijken en we zien: een levend, overgecultiveerd volk, dat lijdt en strijdt voor een wereldpositie en een nieuw wereldgeloof. En opeens ontdekken we dan, dat wij niet aan het einde van dien trechter staan, maar dat ook onze tijd eens zóó zal zijn voor een nageslacht van over 1800 jaar. Het perspectief verlengt zich plotseling naar de toekomst. Want zooals zij waren, zijn wij: hun oorlogen, hun crises, hun worsteling om macht en geloof, hun politieke machthebbers en hun dagelijksche zorgen zijn voor hen even belangrijk als de onze voor ons. En toch is dat Romeinsche rijk ten onder gegaan en heeft alleen de grondslagen gelegd voor onze beschaving. Het kan in een tijd als deze weldadig aandoen een zóó zeer van leven tintelend boek in geestignerveuzen stijl te lezen en eruit wakker te worden in het besef, dat heel ons loodzware heden eenzelfde schakel is en dat in het wereldgebeuren wij per soonlijk even onbelangrijk zijn als de kleine Jou in het' oude Rome. Een klein, pittig, zelfstandig kereltje, geboren in de Sandaalmakersstraat, opgroeiend onder vreem den, in aanraking komend met Egyptische priesters, verachte Christenen, soldaten, herbergiers, slaven, is de spoel waarmee de hand van den auteur het rijke kleurige weefsel weeft, dat onze oogen geboeid houdt van het begin tot het einde. Een zeer persoonlijk boek, waarin men de grondige kennis, die eraan ten grondslag moet liggen, eerst achteraf beseft en bewondert. Een boek tenslotte, dat zware eisenen aan den vertaler stelt, wil het van zijn tintelenden stijl en rijken inhoud niets verliezen. N. BOELEN RANNEFT Michelangelo Sonetto Terwijl zij mij bedroeft is mij ook dierbaar soms de gedachte aan voorbije tijden, die mij herinnert het geleden lijden, en aan verloren vreugde, onherstelbaar. Dierbaar, omdat nog vóór hei sterven door haar ik zie, hoe kort wij menschen ons verblijden. Droef is zij, want belooning voor het strijden in 't laatste uur, genade, is moeilijk denkbaar. Ofschoon ik op Uw woord vertrouwen moet is het stoutmoedig toch, o Heer, te denken dat Uwe liefde elk getalm vergeeft. Maar de oneindige gave van Uw bloed maakt, dat ook nutteloos zijn Uw geschenken en Uw barmhartigheid geen grenzen heeft. Vertaling Dr. P. A. v. d. LAAN \

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl