De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1933 21 oktober pagina 4

21 oktober 1933 – pagina 4

Dit is een ingescande tekst.

De Groene Amsterdammer van 21 October 1933 No. 2942 Het monsterdiner A ' h A> l Ut l c. Melis Stoke Teekenlngen Harmsen van Beek Bij het dringen aan de deur schiet de fooi er zoel eens in Dat is eens, maar nooit weer, zeide ons met een tucht de beroemde Parijsche automobielfabrikant Limoen, toen we hem complimenteerden met hetréclamediner voor 6500 gasten dat hij onlangs gegeven heeft. ':?Gunst zeiden wij beteuterd, en we dachten aog wel, dat het zoo'n succes voor u was geweest? Even bleef het stil. Toen begonnen allengs de aderen aan bet vo<Jrhoofd van den machtigen indus trieel te zwellen en, met een stem, die uit de diepte Van een kelder scheen te komen, vervolgde hij: Weet u wat het zeggen wil een diner voor 6600 menschen te geven wanneer men maar n dienstbode heeft? : Zwijgend liet hij een somber oog op ons rusten, en toen herhaalde hij: Eéne dienstbode, een keuken-werk-meisje.. en dan 6500 menschen te eten. Hebt ge u daar wel eens rekenschap van gegeven, gij, menschen ?van de courant, die maar denkt datal les mogelijk is? We stamelden eenige verontschuldigingen. Dat hadden we niet geweten. Dat veranderde de zaak immers geheel. Maar onderwijl ontwaakte ons reporters-instinct en toen we bekomen waren van Ónze eerste verwarring over deze onthulling, drongen we gretig aan: Vertelt u er ons eens iets van.. .. ? De heer Limoen bleek daartoe bereid en wat bieronder volgt is het getrouw verslag van hetgeen zich achter de schermen van dit monsterdiner heeft afgespeeld. Het was natuurlijk mijn vrouw, zeide de heer Lamoen, die absoluut 6500 goede kennissen ;te eten wou vragen. Ze had namelijk (en. dit is het geheim) een nieuwe japon, die haar buiten gewoon goed staat. Wanneer vrouwen zich iets in het hoofd halen, doet men maar het beste toe 1 te stemmen. Maar n ding, zeide ik, desnoods kan je het dagmeisje een paar uur laten nablijven 'om te helpen afwasschen, maar in deze tijden is !extra-hulp, voor de' bediening uitgesloten. , ? Aldus werd besloten. Ons meisje-alleen zou koken '.voor de 6500 gasten, bedienen en natuurlijk ook -t.de deur openmaken. Een geloop van belang, 'naar u zich kunt voorstellen. Aan den eenen kant zag ze er wel tegenop maar de dikke vijf mille aan fooien die ze verwachten kon, waren toch wel aanlokkelijk. Tusschen haakjes, ze heeft den mor gen na het diner opgezegd. Er was slechts een kleine vierduizend gulden aan fooien binnen gekomen. Tegenwoordig loopen heel wat lui zoo maar weg en in het gedrang bij de deur kan zoo'n ?meisje, dat duizenden dames ,in haar mantels moet helpen, natuurlijk niet overal op letten. . . . Enfin, ik loop vooruit op het verhaal. i Dien dag van het diner zat ik als gewoonlijk op mijn kantoor, maar ik had beloofd een kwar tiertje eerder thuis te komen dan anders om naar de wijn te kijken en de tafelschikking en zulke dingen meer. I-K Denk er om, had ik 's morgens nog^tegen mijn vrouw gezegd, dat er niet op het laatste nippertje met dekken wordt begonnen. Doe het op je gemak, desnoods al 's morgens. Maar hoe zijn vrouwen? Den heelen dag belde ze me op kantoor op. Dan was het om me te vragen een- kilogram of achthonderd bonbons meeste brengen voor de bakjes op tafel, dan weer om ook nog twaalf honderd kaarsen voor de kandelaars te bestellen. Liefst rose en ook om te vragen of er een scheutje Madeira in de soep moest. ... All right een scheutje Madeira in de soep, zei ik verveeld. En toen droeg ze me op bij te bestellen. Er was nog maar een halve flesch en ze had nog twee anker noodig. Met engelengeduld heb ik al die boodschappen gedaan, maar door het een en ander was het half zes geworden voor en aleer ik aan het hoofd van drie vrachtwagens thuis kwam. Ik had gerekend me in tien minuten te verkleeden en dan de wijn te proeven. Maar stel u voor, toen ik thuis kwam waren ze net met dekken begonnen en het meisje-alleen had nog niet eens haar zwarte japon aan. Hoe moet dat nou? zei ik wanhopig.... Over een half uur komen de 6500 gasten. Jawel, zei mijn vrouw geprikkeld.... Het komt best in orde. . .. Er was geen tijd om de flesschen wijn bij de kachel te zetten De vla En ze ging'voort met het uitgeven der duizenden servetten. Inmiddels legde het daghitje, dat van niets benul heeft, de couverts op tafel en tot mijn schrik zag ik ze reeds 4800 a 5000 vischcouverts aan den verkeerden kant had gelegd. Moeten er ook soeplepels, mevrouw. . .. ? vroeg ze. En op het bevestigend antwoord begon ze te sjouwen aan manden vol eetgerei die, tonnen en tonnen wegend, veel te zwaar waren voor zoo'n kind van zeventien jaar. Waar staat de wijn? vroeg ik naïef. En ik ontwaarde dat men vergeten had de flesschen roode wijn, bij de kachel te zetten. De wijn. . . . ? riep mijn vrouw.... Daar zou jij voor zorgen.. Stel u voor. ... Ik moest nog inderhaast acht duizend flesschen opentrekken. Van onder tot boven bevuild door spinrag en stof en tot aan de kniei^n in de capsules staande zwoegde ik in den kelder. Ieder oogenblik vreesde ik de bel te hooren van de eerste der 6500 gasten. Men zou eerst nog een borrel drinken en ik bedacht met schrik dat ik slechts acht borrelglaasjes had en een bijna-leeg elixerfleschje. Inmiddels bleken er slechts 6479 vingerkommetjes te zijn en bliksemsnel zochten we de 21 minstkwalijknemerige menschen uit die er geen zouden krijgen. Daar klonk de bel. De meid holde naar boven om zich te verkleeden. De daghit gooide haar schort weg om open, te doen. Maar het bleek slechts de'kapjuffrouw voor mijn vrouw te zijn die zich twee uur had verlaat. Nog restten ons tien kostbare minuten. En nu begon ejk oogenblik de bel te klinken. Eerst waren het de bloemen voor de tafel: vier vrachtwagens vol rose asters. Ik smeet ze Spreekzaal Prof. Mr. Scheltema meent in zijn artikel ..De mogelijkheid van ontslag voor revolutionnairgezinde ambtenaren" aangetoond te hebben, dat de Staat het recht heeft deze ambtenaren als niet geschikt zijnde voor hun staatstaak, te kunnen ontstaan. De vergelijking der wijnzaak, gedreven door een directeur geheelonthoudeF, is mij te simplistisch. DeStaat, en hier citeer ik Oppenhéimer, is een hiër archie van boven en onder elkaar gerangschiktelagen of klassen met verschillende rechten en ver schillend inkomen. Volgens mijn meening moet in een democratischen Staat niet de politieke gezindheid, maar debekwaamheid, de kundigheid van den ambtenaar tot zijn taak als richtsnoer dienen, want revolutionnair is geen vast omlijnd begrip ! Revolutionnair te zijn beteekent b.v. in HitlerDuitschland momenteel wel haast het tegenover gestelde van hetgeen in Dollfuss-Oostenrijk voorrevolutionnair gehouden wordt. Prof. Scheltema. zegt, dat de democratische Staat z.i. het zedelijk recht mist zijn onderdanen te dwingen een be paalde overtuiging aan te hangen (iets voor Ir. Mussert om over na te denken; opmerking van mij} maar, hij die meent, dat de Staat zedelijk verplicht zou zijn revolutionnaire ambtenaren in dienst te houden, trekt een conclusie, die logisch geenszins. verantwoord is. Nog afgezien van' de groote onoprechtheid om den broode, die gekweekt zal worden als de Staat tot voorbeeld stellen" over zou gaan, zou ik profScheltema willen vragen: Welke staatsambtenaarof welk staatscollege zal te beoordeelen hebben wat wel en Wat niet onder revolutionnaire gezindheid verstaan moet worden? Verandert het begrip niet bij wijziging van regeeringsvorm, waarbij de Staat ,,an sich" onaangetast blijft? H. H. MEULENBELT Jv maar bij bossen over de anderhalve kilometerlange tafels. Toen kwamen er eenige wagens metijs. Gansche gletschers werden in de keuken opge bouwd. Het daghitje en ik holden met flambouwen om de tafel om de duizenden kaarsen aan te steken. De bonbonbakjes, in totaal elfhonderd, moesten nog gevuld worden. De mannen van het ijs en. de bloemen, zeventig bij elkaar, stonden in de vesti bule op een kluit, die alles versperde, te dralen voor fooitjes. Maar gelukkig kwam mijn vrouw gekapt en wel naar beneden. Is alles klaar? vroeg ze zonnig, en met een snellen blik in den spiegel. Ze had waarlijk de nieuwe japon aan. . . . keurig, keurig. Marie, beet ik haar toe, terwijl ik me een weg: baande door een gedrang van veertig bakkersknechts, die manden vol broodjes aandroegen. .. . Marie, heb je niet wat veel hooi op je vork ge nomen. . .. ? Ik. . . . ? vroeg ze boos, en dadelijk daarop slaakte ze een kreet: ,,Je hebt de bloemen maar zooop tafel gegooid. ... Er stonden 972 vazen klaar. die alleen maar gevuld behoefden te worden. ..."". Toen pruilde ze: Waarom zeg je nou niets van mijn nieuwe japon? Hè, je let nooit ergens. op... .!" Op datzelfde oogenblik hoorden we de stemmen van de Dingessen in de gang. Die zijn altijd de eersten. Gezellig om te komen.... zeiden ze. Het is maar doodeenvoudig, zei mijn vrouw. terwijl ze mevrouw Dinges naast zich op decanapétrok en over japonnen begon te praten. Maar toen kwam de groote stroom. Ik holde af en aan met borrels. Honderden dames wensch'ten sherry en cocktails. Voor we aan tafel gingen had ik al 56 kilometers hollend afgelegd.... Ik vertel er niet meer van. Het was ontzettend. We zaten een vol etmaal aan tafel voor iedereen soep had. Buim een week later waren we aan het dessert: Citroenvla.... En stel u nu voor, dat dieellendige meid, die in al die nachten niet geslapenhad, die maar in emmers" binnenbracht voor het gemak. De moeder van het daghitje telefoneerde elke tien* minuten, al die dagen lang, of haar dochter nog niet thuiskwam.... U bespare mij de rest.. . . Nooit doen we het, weer.... nooit.... Je meiden loopen er van. weg.... .

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl