De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1933 28 oktober pagina 1

28 oktober 1933 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

i* f, r.t.. l GROENE AMSTERDAMMER Weekblad voor Nederland Onder hoofdredactie van A. G. Josephua Jitta Redacteuren: L. J. Jordaan, F. G. Scheltema n l^L Kann. Secretaria der redactie: C F. v. Dam Keizersgracht 355, Amsterdam C. - Telefoon 37964 - Postgiro 72880 - Oem. Giro G. 1000 Opgelicht in 1877 No. 2943 Zaterdag 28 October 1933 Het waterschap als voorbeeld van een Nederlandsche corporatie »<? ervaring met onze waterschappen, ?welke typeerend zij" niet alleen voor de economische omstandigheden, waarin ons land verkeert, maar ook voor ons volks karakter, le«rt ons het groote nut van delegatie van regeling en bestuur aan een corporatie van belanghebbenden binnen het kader van den rechtsstaat. Jaren ge^Kn maakte ik met een Engelschman een tocht flS* de waterwegen van ons land, ten «inde hem onze polders te doen kennen. Hij vatte .zijn indrukken als volgt samen. ,,Gij Nederlanders iebt eerst gedeelten van de zee met een dijk om ringd. Vervolgens hebt gij het water binnen dien 4ijk verwijderd, om een polder te verkrijgen. Zoodra het land was drooggelegd, hebt gij het met kanalen doorsneden, ten einde het verkeer te be vorderen. En gij beschouwdet uw werk niet als "voltooid, vóórdat gij bruggen hadt gebouwd om de kanalen te passeeren." Dat is de niet geheel juiste, maar toch karak teristieke indruk, die een buitenlander kreeg van ?ons land. De werkzaamheden, die wij met waterstaat" plegen samen te vatten, hebben ook een grooten invloed gehad op ons volkskarakter. Een Nederlandsch jurist bracht korten tijd geleden een bezoek aan Engeland. Hij woonde er o.a. een vergadering bij van Engelsche juristen, die discussieerde over het netelige onderwerp: het lersche vraagstuk. Het is begrijpelijk, dat men *an het eind van de discussies even ver was als in liet begin. Ten slotte nam een Engelschman het woord. Hij zeide ongeveer: Er is maar n op lossing van het lersche vraagstuk. Breng alle Ieren naar Holland en alle Hollanders naar Ierland. JBinnen enkele tientallen jaren zullen de Hollanders van Ierland een aardsch paradijs gemaakt hebben en in diezelfde periode zullen alle Ieren in Holland verdronken zijn." * * * 'Men twist over de vraag, of onze waterschappen hun oorsprong hebben gevonden in een daad van de overheid, of in de samenwerking van particu lieren. Het juiste antwoord zal wel zijn, dat som mige waterschappen zijn ontstaan, doordat particu lieren zich hebben vereenigd tegen hun gemeenschappelijken vijand, het water, en dat andere waterschappen door de overheid zijn gesticht en in exploitatie gebracht. In ieder geval staat het vast, dat volgens ons geldende recht voor het ontstaan, te niet gaan of de wijziging van de inrichting van een waterschap noodig is een daad van de overheid en de samen werking van belanghebbenden. Deze corporaties van ingelanden hebben uit nemend voldaan. De corporatie is bevoegd veror deningen te maken, zelfs verordeningen, waarin straffen worden bedreigd, belastingen te heffen en ?werken te ondernemen. Zelfs kennen sommige waterschappen een soort van dienstplicht. In geval van watersnood kunnen de ingezetenen van den polder worden opgeroepen, om dienst te doen in het dijkleger, tot onderhoud van de dijken. De overheid heeft zich het toezicht voorbehou den. Bepaalde besluiten van de besturende organen d«r corporaties behoeven, alvorens te werken, de goedkeuring van de overheid. De overheid kan besluiten, die strijden met de wet of het algemeen belang, schorsen en vernietigen. Zij kan in bepaalde gevallen het ondernemen» van werken gelasten. En zij kan zelfs in gevalf van overstrooming het geheele werk stellen onc|er de leiding van een deskundig ambtenaar. |, , Een ervaring van velè^ eeuwen heeft ons het groote nut geleerd van deVorming van corporaties van belanghebbenden ter;; behartiging van water staatsbelangen, onder het toezicht van de overheid en binnen het kader onzer wetgeving. * ?-, * **, Een van de moeilijkste^ vraagstukken voor een corporatie is, hoe men dë> Verschillende belangen der deelnemers tegen elkiinder moet afwegen. De grondslag voor de heffingj der poldergelden levert ons dienaangaande nuttige ervaring. Het oude beginsel, dat deze lasten zullen worden gedragen mergens mergènswijs", d.w.z. in ver houding tot de perceelen, is wat al te primitief. Moet men alleen de grootte-der perceelen in reke ning brengen of ook hun.' waarde en hun ligging, in verband met de gevaren, waaraan zij bloot staan ? , Niet alle gronden hebben dezelfde gevaren van overstrooming te duchten. Voor weilanden is een overstrooming van tijd tot tijd dikwijls een voor deel. Men zegt, dat er ingelanden zijn, die plegen te bidden: Geef ons heden ons dagelijksch brood En eens in de zeven jaar een watersnood. Voor bouwland is een overstrooming schadelijker dan voor weilanden, voor boomgaarden is het een ramp en voor bouwwerken de ondergang. Men heeft er dus dikwijls naar gestreefd in den grondslag der belastingheffing met deze verschil lende factoren rekening te houden. Hoeveel moeilijker en bijna onoplosbaar wordt het vraagstuk, wanneer men de op corporatieven grondslag georganiseerde belangen van de boeren, , van de industrie en van de consumenten tegen elkander zou moeten afwegen, ten einde den grond slag voor een juiste handelspolitiek te vinden. Alleen door corporatieve vertegenwoordiging van belangen en zonder rekening te houden met poli tieke beginselen is voor dat vraagstuk een oplossing niet mogelijk. Bij de jongste herziening van onze grondwet in 1022 heeft men de mogelijkheid geopend, naast de bestaande provinciën, gemeenten en waterschap pen, nieuwe publiekrechtelijke lichamen in te stellen met verordenende bevoegdheid bekleed. Deze bevoegdheid is neergelegd irl artikel 194 van de grondwet, dat men heeft ingevoegd in het hoofd stuk, waarvan de titel aanvankelijk luidde : Van den Waterstaat" en dat thans heet: Van den Waterstaat en van bijzondere lichamen niet ver ordenende bevoegdheid." Zoo bestaat de mogelijkheid naar het voorbeeld van onze oude, typisch Nederlandsche water schappen, de behartiging van bepaalde functies, die beter niet rechtstreeks door de algemeene ver tegenwoordigende colleges, de magistraten en de Inhoud: i. Prof. Mr. A. C. Josephus Jitta, Het Water schap als Nederlandsche corporatie. 2. H. B. van der Eist, De Ontwapeningscon ferentie. 3. L. J. Jordaan, Hou koers! 4. Melis Stoke, Kleine reparaties, teekeningen Harmsen van Beek. 5. Constant van Wessem, Muziek. B. van Vlijmen, Ontduiking van het uniformverbod. 6. Dr. G. Karsten, Ons bibliotheekwezen. 7. Joh. C. P. Alberts, Boekbespreking. 9. L. J. Jordaan, Bioscopy. 10-11. A. Plasschaert en A. E. v. d. Tol, Schil derkunst. 12. Mr. H. Scholte, Dramatische kroniek. 13. Jan D. Voskuil, Toegepaste kunst. 15. C. A. Klaasse, Valuta-wee. 16. AHda Zevenboom, Croquante croquetfes, 17. I'Yederik Engelman, Vliegt naar de skivelden. ' 18-19. Melchior Steelink, Ontgoocheling, teeke ningen J. F. Doeve. 20. Uit het hladschrift van Jantje. Charivaria. Letterraadsel. Omslag: Spelprobletnen. Viooltj Voortreffelijk chocolade ia de» vorm van viooltje». Een specialiteit. RINGERS iet op den naam/ambtenaren kunnen worden vervuld, op te dragen aan corporaties van belanghebbenden. Dat is een typisch Nederlandsche corporatieve staatsgedachte, overeenkomstig onze vaderlandsche traditie en binnen het kader van onze geldende wetgeving. * * * Ons Nederlandsen waterstaatsrecht kent zelfs de eenigszins buitenlands lijkende figuur van.... den dictator. Na den watersnood van 1916 heeft men in onze Waterstaatswet l.MOO de bepaling opgenomen, dat, in geval van een overstrooming, de Kroon bevoegd is aan. eeu ingenieur van den Rijkswaterstaat een soort van dictatoriale bevoegdheden te geven tot onderneming van werken, die de nood vereischt. Voor een dergelijke functie zou de heer A. Mussert, een zeer bekwaam civiel ingenieur, die bovendien onmiskenbaren aanleg voor dictator bezit, bij uitstek geschikt zijn. Hij zal echter in dat geval moeten bedenken, dat hem die bevoegdheden slechts kunnen worden gegeven voor bepaalde werken, voor een beperkten tijd, binnen het kader onzer wetgeving en onder toezicht van de overheid, die het algemeen belang heeft te vertolken. Zulk een opdracht zou niet.alleen goede vruchten kunnen afwerpen voor het werk, dat moet worden ondernomen, maar tevens den heer Mussert kunnen leeren, hoe een dictator mogelijk is voor een typisch Nederlandsch werk, overeenkomstig de Neder landsche traditie en binnen het kader van onzen Nederlandschen rechtsstaat. A. O. JOSEPHUS JITTA

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl