De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1933 28 oktober pagina 10

28 oktober 1933 – pagina 10

Dit is een ingescande tekst.

NGENVA Arti et Amiciliae Jan Tjipke Visser Heyens Cris\ T j. Visser Kunst zaal van Lier ?<au l' Arti et Amicitiae Wij zouden een voor ons zelven onjuiste bewe ring neerschrijven, wanneer wij hier wilden zeggen, dat nu te Amsterdam de schilderkunst in hare uitingen ons meer getroffen had dan de werken der beeldhouwkunst. Niet, dat wij in Amsterdam op onzen ommetocht meesterwerken dier beeldhouwkunst hebben aangetroffen, maar toch was ons menig beeld levender, onmiddellijker dan de wat vermoeide schilderijen en teekeningen, die wij hier en daar vonden. Op Arti et Amicitiae vonden wij een beeld, een vrouwefiguurtje van J. Pólet. Dat beeldje is volgens ons inzicht boven Jan Heyens Kunstkelder zijn verdienste geprezen; het was en is voor ons een bewijs dat de beeldhouwer Polet zeker zich zelf nog niet vond, zoo ongewis is tot nu toe zijn weg. Maar dit be«ldje (een vrouwefiguurtje), dat van de Franschen de elegante kantigheid miste, om Fransch te kunnen zijn of zelfs Fransch te kunnen worden genoemd, had tegenover vele teekeningen toch voldoend leven en sierlijkheid om genoemd te moeten worden. Ook tegenover de beelden van Mej. Kueb, waar we de noodzakelijkheid van het maken niet in konden vinden. Evenmin vonden wij dus die noodzakelijkheid in vele werken der leden dezer vereeniging. Ge zoudt soms een a esthetisch oproer in Arti tot de wenschelijkheden willen rekenen, een soort storm, die vele dingen daar voor eeuwig weg-woei? Waar bleef Breitner's nobele hartstocht toch!. ... Zelfs de Zeven Joffers te saam, deze getrouwe medewerksters van Arti, zouden hier niet door 't boeket harer kleuren de voldoende levendigheid kunnen brengen. Ik wil dezen keer dan ook niet verder gaan dan deze algemeene opmerking; ik wil alleen vragen, tegen de Zeven Joffers in en wat daarmee aesthetisch? samenhangt waarom houdt Arti niet eens een tentoonstelling van zeestukken van Permeke? Of waarom tracht zij de tentoon stelling de Braekeleer niet eens hierheen te krijgen? Niet zonder reden schreef ik ook zeestukken van Permeke ! Water te zien en te schilderen is' (of was) Hollandsch; Permeke heeft veel zeestukken geschilderd, gemakkelijker te begrijpen voor de Hollanders dan zijn ander werk en in deze werken van den zeilenden Vlaming is de dood, de vermoeidheid, de matheid niet te vinden; waarom dan niet eens een tentoonstelling daarvan gehou den er zou dan tenminste een levendif/ verschil van meening kunnen rijzen.... Een levendige twist is beter dan een moedeloos en mat neer zitten. . . . Tjipke Visser bij van'tier Zoudt ge moeten zeggen het beeldhouwwerk van Tjipke Visser vertoont bepaalde vereenvoudi gingen, of vertoont een doorloopende styleering? Het eerste lijkt mij het meest juiste, ofschoon wij ook poging tot styleering hier en daar vinden. Het beeldhouwwerk van Tjipke Visser is dat soort werk, dat zelden raakt aan het hart van den toeschouwer, terwijl het toch een bepaalde waar deering wekt dopr een zekere voltooidhe;«J, ook in hpt technische. Visser's eigen psychiscne inhoud is niet groot genoeg om ons die wonderbare wekking te geven, die het kunstwerk ons geeft; toch stemt het aan. den anderen, kant niet moedeloos om den arbeid, die besteed werd aan dit werk. Over de invloeden, hier en daar merkbaar, zullen wij het thans niet hebben; wij zullen het hier hebben over de paar beelden, die ons het meest geslaagd lijken, al viert ook daar de geest geen grooten triomph. Een beeld als ,,de Kunst gekluisterd", ik meen ten minste dat zóó de wat theatrale titel is, is zeker in de vormen van het lichaam een der beste beeldjes van deze tentoonstelling. Alleen is de kop tegenover het andere onvoldoende het is dus een bewijs dat ik aanvoer, dat de psychische inhoud van Visser te klein is voor een wezenlijk groot beeld. Vindt ge dat zelfde niet in den kop van Wibaut, waar Visser die gevaarlijke styliseering gebruikt, die Altorf zelf ook zoo gevaar lijk kan zijn. Natuurlijk heeft Wibaut's kop zooveel accent in de eigen vormen, dat een bedaard en vaardig beeldhouwer als Visser dat niet kan vernielen, maar grootere bezieling bij natuurlijker vastheid was toch ruimschoots nog mogelijk geweest. Dieren en danseressen en een bekoorde Sint Antonius en enkele albasten reliëfs (een zuivere materie, dat albast !) vertoonen op aangename wijs den typischen Tjipke. Nog een vraag rest rnij naar aanleiding van twee plaquettes, van de zangeres Van der Sluys en van den heer G. van A. PLASSCHAERT E Lier. Vindt de beeldhouwer Tjipke Visser c in de koppen op deze plaquettes er voldoen aanduidingen van wezen en leven zijn om ze v doende belangrijk te maken, of bleven ze niet .««f-,'.-Lilly Steiner leeg? Doen zij niet arm aan tegenover kopp hoeveel kleiner, die de renaissance maakte v medailles enz.? Ik zou deze vraag ruimer wil stellen. Is Visser naar wezen eigenlijk niet m een realist, dan hij zich telkens voorneemt te zi, Ijilly Steiner bij van l, Het werk van Mevr. Steiner heeft van vroir werk het beweeglijke. Werk van een vrouw is zeli dood-gemaakt door een niets ontzienden ijver geduldigheid; het wordt zelden zoo ver w doorgezet; het wil ten eerste als spontaan en leve gevoeld blijven. Dat spreekt vanzelf. Het h daarenboven dikwijls nog een uitgebreider aan gamma's dan dat van de mannen; is het vrouw oog meer gedifferentieerd? Maar het is even v

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl