Historisch Archief 1877-1940
De Groene Amsterdammer van 28 October 1933
t
l* ?
i
Constant van Wessem
, De muziek via de radio
Den omvang, dien de verspreiding door de radio
beeft aangenomen, hoeft men niét alleen af te
lezen uit het woud van antennemasten, waarmee
4e ? daken der groote en kleine steden bezaaid
sijn. Ook de programma's bewijzen hoe men dag
en nacht bezig is de menschheid met het nieuwste
en beste, dat er te hooren is, bekend te maken.
En ook de verspreiding van muziek door de
radio verheugt zich In een specialiseering, die er
als het ware een nieuw mededeelingsmiddel van
kunst van maakt. )e Avro b.v. laat voor haar
microfoon alle muzikale wonderen van Europa
optreden en men maakt kennis met grootheden,
die wij anders hier niet zouden hooren; ik herinner
maar aan de door haar gearrangeerde concerten
van het Milaansohe Scala-koor. /
? BIB muziekbeoordeelaar kan het niet meer
ontgaan naast de grammofoon ook de radio-muziek
nader in beschouwing te nemen. De tijd is lang
vooifay, dat men de radio als verspreidingsmiddel
van rtraeiek als kunst nog kon onderschatten, en
op aesthetische gronden terecht, tot vóór de aller
laatste verbeteringen der ontvangtoestellen
(Pbilipsontvanger No. 020 A., den perfectsten tot nog
toe) Wat -vóór deze allerlaatste verbeteringen
door de radio van muziek over' kwam, verloor
veel aan fijnere nuances alsmede aan juiste
klankverhoudingen.
De uitvinding van de radio -is verwant aan die
van de*- telefoon en evenals de telefoon had de
radio aanvankelijk de gebreken, dat zij het geluid
vervormde. Het bleek, dat het eene geluid meer
radiogënique" was dan het andere, zooals ook
de eene stem duidelijker door de telefoon over
komt dan de andere. En nog, zelfs bij de geper
fectioneerde radiotoestellen, brengen de tonen van
een geringere trilkracht, zooals die van de piano,
door de radio een stomper geluid voort dan die
met een rijke vibratie zooals de strijkers, de bla
zers, de menschelijke stem. Zoo ook kan de klan
kensamenstelling van de eene compositie zich
veel beter voor overdracht door de radio leenen
dan die van de andere en bleven langen tijd de
muziekstukken der bands met hun voor allerlei
soorten blazers en slagwerk geschreven stemmen
de eenige ook muzikaal zuiver genietbare. In de
groote orkesten stoorde nog altijd de ongelijke
wijze, waarop de verschillende instrumenten
groepen door de radio overkwamen. In de werke
lijkheid zijn de instrumentengroepen ook niet
gelijk opgesteld in het orkest, maar toch zo,o
ingedeeld, dat blazers en slagwerkers, wier
toonproductio van nature sterker is dan die van de
strijkers (waarom ook in de Middeleeuwen de
blazers de melodie, de discant, kregen uit te voeren,)
deze laatste niet overstemmen in het ensemble.
Maar door de radio bereikte ons het zorgvuldig
gelegde Verband meestal uiteengerukt: men ver
nam of de meer naar achteren gelegen instru
mentengroepen te zwak óf de blazers en de slag
werkers overheerschten zoodanig in den ensemble
klank, dat men bij een forto van het orkest vaak
het ontvangtoestel moest indraaien, om het
dreunende doffe geweld, dat dit dan veroorzaakte.
En zelfs bleek de eene dirigent meer radiog
nique te dirigeeren, d. w. z. zijn manier van leiding
van het orkest en van de klankontwikkeling, gaf
een helderder overdracht dan die van den ander
(Mengelberg, de meester der zorgvuldig afgewogen
klankverhoudingen in het ensemble, is er zoo een).
Doch ook kan men het merkwaardige verschijnsel
constateeren, dat de radio som» vermag de muziek
mooier" te maken. Dit is b.v. het geval met de
combinatie radio-grammofoon.
Het urgentste probleem blijft echter dat van de
orkestoverdracht, de onverstoorde, in zijn verband
gehouden orkestrale ensemble klank-overdracht.
Bij kleine instrumentensembles is . dat minder
hinderlijk dan bij grootere. Mijns inziens ligt het
euvel, dat met perfecte ontvangers niet wordt
weggenomen daarin, dat er bij de opname van onze
orkestuitvoeringen nog te weinig en niet goed ver
deelde microfoons gebruikt worden. Wel wordt het
resultaat verwerkt voordat het onze
ontvangtoestelen ^bereikt, maar er treden nog te veel afzonderlijke
Ontduiking van het uniformverbod
De Rotterdamsche politie heeft getracht vast te stellen, dat de nationaal-socialisten
de zwarte heren regenjas als uniform hebben aangenomen.
Fascisten voelen nattigheid!
klankgroepen naar voren naar mate zij dichter of
verder ten opzichte van den opnemenden microfoon
gelegen zijn, waardoor de juiste klankverhoudingen
in het ensemble niet getrouw weergegeven worden.
Het genietbaarste zijn dan de uitvoeringen met
solisten, omdat zich op dezen van zelf meer de
aandacht vestigt en de microfoon ook het dichtst
bij hen geplaatst is. Echter, en dit moet in dit
verband gesignaleerd worden, komen
buitenlandsche orkestuitvoeringen vaak veel zuiverder over;
men zegt mij, dat in Engeland iedere instrumenta
list bij zijn lessenaar een microfoon heeft (inderdaad
zijn de Engelsche uitzendingen, zooals die van
het B. B. O.-orkest de beste wat betreft den en
sembleklank) en wanneer dit het resultaat ver
betert zou het aanbeveling verdienen, zulks ook
als methode bij onze eigen orkestuitvoeringen
toe te passen. Zooveel mogelijk dan, want ik
begrijp, dat ook practische bezwaren zich in
bepaalde gevallen doen gelden.
Voorloopig is het resultaat nog zoo, dat ik het
als muziekcriticus niet zou wagen een noviteit
door de radio te beoordeelen, in ieder geval
geen moderne" noviteit, met haar geheel
eigen en subtieler klanken en stemmenweefsel.
En dan speelt er nog een factor een rol in^de
waardeering van radiomuziek, dat is: de muzikale
gevoeligheid van den luisteraar. Ik bedoel niet:
de muzikaliteit van den luisteraar; maar de een
ontvangt muziek veel meer physiologisch dan de
ander, d. w. z. voor den een is een zeer inhaerent
bestanddeel in zijn muzikale aandoeningen, de
electriciteit, die de onmiddellijkheid van het
geproduceerde geluid ir> de omringende atmosfeer
opwekt, ook soms de suggestie der
dirigentengebaren, terwijl de ander zich liefst geheel voor
het feit van de productie van het geluid afsluit
en het dan maar wegdenkt door de oogen dicht te
houden en zoo. Ook deze verschillen hebben
invloed op het genot, dat men van radiomuziek
ondervindt.
Echter, al is het volmaakte nog niet bereikt,
mijn bezwaren bedoelen geenszins te onderschatten
wat reeds bereikt werd, vooral in den laatsten
tijd, en waar ik gaarne mijn bewondering voor
betuig. Voor het overige hebben wij af te wachten
of de problemen, die er nog resten vanuit artistiek
oogpunt, door de radio op te lossen zullen zijn.