De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1933 4 november pagina 1

4 november 1933 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

DE GROENE AMSTERDAMMER Weekblad voor Nederland Onder hoofdredactie van A. C Josephus Jitta Redacteuren: L. J. Jordaan, F. G. Scheltema en M. Kann. Secretaris der redactie : C. F. v. Dam Keizersgracht 3SS, Amsterdam C. - Telefoon 37964 - Postgiro 72880 - Gem. Giro G. 1000 Opgericht in 1877 No. 2944 Zaterdag 4 November 1933 'ff 'A' w \\ t Financiën van Amsterdam en een sluitende begrooting Dr. E. J. Abrahams Wethouder voor de Financiën Bezuinigingsmaatregelen van ds Rijks: regeering; ten koste van de Gemeenten Benige maanden geleden schreef ik naar aanlei ding van de indiening van de onfrwerpbegrooting 1934 een artikel in dit weekblad. De begrooting was sluitend gemaakt, echter met dien verstande, dat het tekort op het crisisfonds voor het jaar 1934, geraamd op Q1/^ millioen, ongedekt bleef; daarover zou men zich nader moeten beraden. ' Dit nadere beraad heeft de overtuiging doen ontstaan, dat het crisisfonds moet worden opge heven, gelijk dit thans ook bij het rijk) geschiedt. Het crisisfonds is indertijd ingesteld om de over matige uitgaven, die voor steun aan werkloozen moesten worden gedaan, te verdeelen over eerdge jaren. Men heeft hiervoor eenige belastingen ge heven en verder eenige inkomsten beschikbaar g33teld. D 3 hoop wis taan levendig, dat de crisis in enkele jaren zou eindigen, msn meende, dat men daarna de aanzuivering van het op dit fonds ont stane tekort over eenige jaren zou kunnen verdeelen. Oorspronkelijk was de gedachte, dat het tekort de 10 millioen niet veel zou overschrijden. Intusschen is dit gansch anders geloopen. Het tekort zal per uit. December 16 millioen bedragen, waarbij zich, als geen maatregelen zouden worden genomen, gedurende den loop van het jaar 1934 nog 9% millioen zouden voegen. (In deze 9J millioen is inbegrepen /1.600.000 voor 10 pOt. aflossing op het reeds bestaande tekort). * * * Het is een eisch van den tijd, dat wij terugkeeren tot de sluitende begrooting. In de laatste jaren was dit slechts in schijn het geval. Doordat men ge bruik kon maken van overschotten uit vroegere diensten, doordat ter beschikking stonden belang rijke bedragen uit het reservefonds voor bijzondere doeleinden, en doordat men uit de bij de bedrijven gekweekte reserves bela ngijke sommen kon putten, kwam men licht in de verleiding te spreken van een sluitende begrooting, terwijl toch de gewone uitgaven, de gewone inkomsten niet onbelangrijk overtroffen. De bovengenoemde middelen zijn thans niet meer beschikbaar; het ongedekt tekort op het crisisfonds dreigt te stijgen en men moet dus nu overgaan tot een belangrijke versterking van de financieele positie, daartoe moet men zorgen, dat het crisisfonds geen verder tekort heeft te boeken en dat overigens de begrooting reëel slui^. Het middel daartoe is eenerzijds het opheffen van het^crisisfonds, waardoor nu de uitgaven voorjwerkloozensteun uit den gewonen dienst moeten worden gekweten, anderzijds] het aanbrengen van zoo vele bezuinigingen en versoberingen bij de diensten en bedrijven, dat inderdaad inkomsten en uitgaven tegen elkander opwegen. Dit is bij het opstellen van de Nota van Wijziging op de ontwerpbegrooting 1934 gelukt. De middelen, welke daartoe moeten worden aangewend, zijn veelal hard en moeilijk, men zal zich dat moeten getroosten, het is dejeenige weg, die kan leiden tot gezond finan cieel beleid. Natuurlijk, ieder die er door wordt getroffen, ieder die zich bezig houdt met werk van algemeen nut, dat door vermindering of schrapping van subsidie wordt getroffen, vindt dat het daar niet kan, maar wel bij een andere. Wij zouden ?willen zeggen: beziet het geheel en kijk niet alleen naar wat op onderdeelen geschiedt. Wanneer het ons gelukt deze tijden door te komen, zonder dat men zijn bemoeiingen geheel heeft moeten opheffen, kan men later in betere tijden nog veel goedmaken. * * * Er zijn menschen die nleenen, dat de Rijksregeering de groote gemeenten beter zouden moeten tegemoet komen, dan op het oogenblik het geval is. Men kan het standpunt verdedigen, dat een ruimere bijdrage ten behoeve van armen zorg zou zijn gewettigd, echter hoede men zich voor de neiging, van de regeering te verlangen, dat zij door bijdragen de gemeentefinanciën zouden saneeren. Dat moeten de gemeenten zelve doen, met alle kracht, zelfs met alle hardheid die daartoe noodig is. Aan den anderen kant echter moge de Rijksregeering bedenken, dat zij geen maatregelen moet nemen, die voor het Rijk besparing brengen, doch die het gemeentebudget hopeloos in de war sturen. Wanneer men b.v., zonder nader overleg, belang rijke bedragenjafneemt van de uitkeering, welke den gemeenten toekomen uit het gemeentefonds, dan maakt men het richtige financieele beheer der groote gemeenten bijna onmogelijk. Men kan begrijpen, dat overheidslichamen op het oogenblik naar middelen zoeken, die er toe kunnen bijdragen het eigen budget te ontlasten, maar wanneer dit Inhoud: i. Dr. E. J. Abrahams, Een sluitende begrooting. 2 . Mr. K. van Waveren, Doolhof der geschikt heid. 3. L. J. Jordaan, Amsterdamsche begrooting. 4. Melis Stoke, Unijormverbod, teekening Harmsen van Beek. 5. Constant van Wessem, Muziek. B. van Vlijmen, Amerika en Sovjet-Rusland. 6. Jan. van Nijlen, Fransche boeken. 7. Dr. Jac. P. Thijsse, Populieren. Mr. E. Elias, Boekbespreking. 9. Otto van Tussenbroek, Prijsvraag. 10?ii. L. J. Jordaan, Bioscopy. 13. A. Plasschaert en A. E. v. d. Tol, Schilder kunst. 15. C. A. Klaasse, Actualiteiten. 16. Mr. H. Scholte, Jubileumstukken. 17. Hans Netto, Joker, teekening J. F. Doeve. 18. H. Engel, Televisie. 19. Uit het kladschrift van Jantje. Alida Zevenboom, Croquante cro^uetjes. 20. Letterraadsel. Charivaria. Omslag: Spelproblemen. Viooltj Voortreffel^k* chocolade to d*» vorm van vtootte» Gen spedButw. RINGER5 Lef op den aaaatf geschiedt ten koste van andere overheidslichamen , is dit slechts een verplaatsing der moeilijkheid. Een paar typische staaltjes hiervan zijn het besluit van de vervroegde invoering van de z.g. leerlingenschool Terpstra en het voorstel van de gedeputeerde Staten van Noordholland om de subsidies voor Nijverheids- en Handelsonderwijs met 10 pCt. te verminderen. ' Door den eersten maatregel bespaart het Rijk een belangrijke uitgave voor boventallige onder wijzers bij het bijzonder onderwijs, welke echter nog twee jaar, en thans door de gemeenten, zal moeten worden betaald. Door de tweede bespaart de provincie een be langrijk bedrag, dat echter volledig door de ge meenten zal moeten worden bijgepast. Sluitende begrooting moet er komen, doch ook nauwkeuriger samenwerking tusschen de overheids lichamen, opdat niet bezuinigingsmaatregelen van de een inderdaad slechts zijn afschuivingen op lager organen. Slechts door gezamenlijk overleg kan de saneering doelmatig tot stand komen.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl