De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1933 4 november pagina 10

4 november 1933 – pagina 10

Dit is een ingescande tekst.

r ? : George Robey als Sancho Panza 6. W. Pabst: Don Quichote, Roxy. Ik heb den Don Quichote" nooit gelezen! Zo«, het hooge woord is er uit, laat mij de rste» mogen zijn, die dit schriklijke feit rondweg erkent. Wat ik van Cervantes held weet, is dus de bekende legende van den zieligen, ouden heer met zijn onverklaarbare antipathie tegen schapen en wind molens die door den dwependsten onder onze litteraten niettemin met spoed naar Meer-en-Berg of Coudewater zou zijn verwezen, hadde hij zijn origineele experimenten ook in onze dagen uit gehaald. Wat mij verder is bijgebleven omtrent de diepe meuschelijkheid dezer figuur, haar groote symbolische beteekenis en zoo meer, vernam ik op gezag en bij geruchte. Zoo staat de overgroote meerderheid van ons hedendaagsch publiek (ik wil u gaarne uitzonderen» lezer !) tegenover den Ridder van La, Mancha en ik betwijfel of het eenigen zin heeft voor al deze onwetenden te gaan speuren naar het verband tusschen Pabst's film en de notoire onsterfelijkheid Chaliapine als Don Quichote LITTERATUUR Don Quichote' in Roxy Koning Pausole" in Tusc van het litteraire werk. Ik betwijfel berhaupt of het zin had in een tijd, die zoo genoeg heeft aan zijn eigen problemen nu juist precies den Don Quichote" te gaan verfilmen. Tenzij dan om aan het heele geval een geur van letterkundige mystiek en erkende kunstwaarde" te verleenen, die ik stout genoeg ben te beweren, dat de film niet van noode heeft. Nu het feit er eenmaal toe ligt, geloof ik, dat wij het billijkst en verstandigst han delen, ons niet al te zeer het hoofd te breken over analogieën tusschen Cervantes en Pabst, maar de f :m eenvoudig te nemen voor hetgeen zijy ten o 'erstaan der massa is: de evocatie eener populaire legende. Zoo; bezien geeft Pabst een zeer aannemelijke ivoorstelling, van den Don Quichote" onzer ver beelding .... het geheel geserveerd met een smaak en distinctie, die weliswaar niet speciaal der film zijn, doch die niettemin zeer aangenaam aandoen. Wij komen dan in de eerste plaats tot de con clusie, dat déilm niet van Pabst is, doch veeleer van Farkas, den cameraman, en van Chaliapine, den hoof d vertolker. Wel zelden liet zich een regis seur van Pabst's formaat zoo bewust uitschakelen, ajs hier met den regisseur van den Don Quichote" is, geschied. De film is vóór alles een document van ongelooflijke .fotografische kunst: zoowel de archi tectuur als de buiten-opnamen werden tot zulk een fascineerenden oogenlust, dat handeling en persoonsverbeelding er bij in het niet verzinken. Van het begin tot het einde zit men geboeid tegen over dit zeldzaam schoone levende prentenboek en wanneer de kunst van de film identiek was met de kunst van den fotograaf, dan zou Don Qui chote" inderdaad tot het allerbeste behooren, wat het projectiedoek ooit heeft geboden. Misschien ligt het daaraan, dat men eerst later overweegt hoe weinig de mogelijkheden van de film-zelve hier eigenlijk tot haar recht komen. |j & > Een andere verwarrende factor is de figuur van Chaliapine. Ook deze speler is voor de meesten onzer een legende, evenals Cervantes' held. Wij kennen zijn formidabel geluid van de grammofoon, die de machtige, maar nadrukkelijke opera plastiek ten volle recht doet wedervaren. Wij weten, dat in de ietwat problematieke wereld der opera acteurs zijn gestalte, letterlijk zoowel als figuurlijk, met hoofd en schouders boven den middelmaat uitsteekt. Wij vermoeden bij dit alles, dat een dergelijke pathetische plankenheros tegenover de film- en geluidscamera een harden dobber moet hebben gehad.... Wat wij te zien krijgen is een tooneelfiguur, inderdaad, maar van zulk een| formaat, van een zoodanige indrukwekkendheid en waardigheid, dat ons de kritiek op de lippen be-l sterft. Maar toch, er valt niet aan te twijfelen: deze persoonlijkheid behoort niet bij de film thuis, zij detoneert er, als een Wagner-aria op een Debussyconcert. Zij is, als wij dan toch over symbolen spreken, het symbool van een anderen kunst vorm, behoorende tot een andere wereld, uit een anderen tijd. De tragiek van dezen Don Quichote is wellicht daarom zoo echt en zoo navrant, omdat zij in wezen de tragiek is van een levensverbeelding die met den dag vreemder temidden van onze gene ratie komt te staan. Aldus verhef t zich hier de impo sante gestalte van Chaliapine op de grens van twee tijdperken een afscheid en een herinnering! Toen ik de film maanden geleden voor het eerst zag, overheerschte een heftige deceptie: dit was geen film van Pabst, dit was zelfs geen film qua talis. Bij een rustig herzien verzacht zich dit oor deel tot de erkenning van een allure, ondanks fouten en tekortkomingen, zoo voornaam en nobel, als wij nog maar al te zelden in de roerige filmwereld ontmoeten. Twee TJfa-fllnis: ,,ï>room vaii Geluk" ,,Ijeise f leliën nieine liieder" ttembrandt. De eerste is, naar den opzet, een boeiende en spannende filmnovelle, verteld met al den smaak L J. JORDAAN ?!<<f ' '." rl f:$ffi f$-{.; L, ?v . Jannings in en de bekwaamheid, waarvan de Duitschers n altijd het geheim bezitten. Men mist er de ruwhc en de heftigheid der Amerikanen, wanneer deze hobby bestijgen, ook misschien hun har tocht en hun kracht. Maar daartegenover staan e overwicht en een beheersching van den vorm, c respect inboezemen. Er is te dezer plaatse mei malen een lans gebroken voor dit genre der f ili productie, dat zoo vaak ten onrechte in het £ drang dreigt te komen. Dit soort films zoekt zei naar geen zuiver kunstzinnige effecten, noch na de goedkoope, dankbare schittering van de revr en operettefilm. Maar het heeft, zoo goed als ontspanningslectuur, zijn eigen bekoring en v diensten. Ik voor mij vind het een weldaj tusschen de vele dubieuse experimenten en d operette-jammer in, telkens weer te kunnen l komen bij deze goedgeconstrueerde en knap l handelde filmnovellen. En ik zie geen enkele red om mij niet te verheugen in de voortreffelij kwaliteiten, die hier aan het licht treden. Stel u een geschreven avonturenverhaal vo< dat de geschiedenis behandelt van een internat

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl