Historisch Archief 1877-1940
r ?
:
George Robey als Sancho Panza
6. W. Pabst: Don Quichote, Roxy.
Ik heb den Don Quichote" nooit gelezen!
Zo«, het hooge woord is er uit, laat mij de rste»
mogen zijn, die dit schriklijke feit rondweg erkent.
Wat ik van Cervantes held weet, is dus de bekende
legende van den zieligen, ouden heer met zijn
onverklaarbare antipathie tegen schapen en wind
molens die door den dwependsten onder onze
litteraten niettemin met spoed naar Meer-en-Berg
of Coudewater zou zijn verwezen, hadde hij zijn
origineele experimenten ook in onze dagen uit
gehaald. Wat mij verder is bijgebleven omtrent de
diepe meuschelijkheid dezer figuur, haar groote
symbolische beteekenis en zoo meer, vernam ik op
gezag en bij geruchte.
Zoo staat de overgroote meerderheid van ons
hedendaagsch publiek (ik wil u gaarne uitzonderen»
lezer !) tegenover den Ridder van La, Mancha en ik
betwijfel of het eenigen zin heeft voor al deze
onwetenden te gaan speuren naar het verband
tusschen Pabst's film en de notoire onsterfelijkheid
Chaliapine als Don Quichote
LITTERATUUR
Don Quichote' in Roxy
Koning Pausole" in Tusc
van het litteraire werk. Ik betwijfel berhaupt
of het zin had in een tijd, die zoo genoeg heeft aan
zijn eigen problemen nu juist precies den Don
Quichote" te gaan verfilmen. Tenzij dan om aan
het heele geval een geur van letterkundige mystiek
en erkende kunstwaarde" te verleenen, die ik
stout genoeg ben te beweren, dat de film niet
van noode heeft. Nu het feit er eenmaal toe ligt,
geloof ik, dat wij het billijkst en verstandigst han
delen, ons niet al te zeer het hoofd te breken over
analogieën tusschen Cervantes en Pabst, maar de
f :m eenvoudig te nemen voor hetgeen zijy ten
o 'erstaan der massa is: de evocatie eener populaire
legende.
Zoo; bezien geeft Pabst een zeer aannemelijke
ivoorstelling, van den Don Quichote" onzer ver
beelding .... het geheel geserveerd met een smaak
en distinctie, die weliswaar niet speciaal der film
zijn, doch die niettemin zeer aangenaam aandoen.
Wij komen dan in de eerste plaats tot de con
clusie, dat déilm niet van Pabst is, doch veeleer
van Farkas, den cameraman, en van Chaliapine,
den hoof d vertolker. Wel zelden liet zich een regis
seur van Pabst's formaat zoo bewust uitschakelen,
ajs hier met den regisseur van den Don Quichote"
is, geschied. De film is vóór alles een document van
ongelooflijke .fotografische kunst: zoowel de archi
tectuur als de buiten-opnamen werden tot zulk
een fascineerenden oogenlust, dat handeling en
persoonsverbeelding er bij in het niet verzinken.
Van het begin tot het einde zit men geboeid tegen
over dit zeldzaam schoone levende prentenboek en
wanneer de kunst van de film identiek was met
de kunst van den fotograaf, dan zou Don Qui
chote" inderdaad tot het allerbeste behooren,
wat het projectiedoek ooit heeft geboden. Misschien
ligt het daaraan, dat men eerst later overweegt
hoe weinig de mogelijkheden van de film-zelve
hier eigenlijk tot haar recht komen. |j &
> Een andere verwarrende factor is de figuur van
Chaliapine. Ook deze speler is voor de meesten
onzer een legende, evenals Cervantes' held. Wij
kennen zijn formidabel geluid van de grammofoon,
die de machtige, maar nadrukkelijke opera
plastiek ten volle recht doet wedervaren. Wij weten,
dat in de ietwat problematieke wereld der opera
acteurs zijn gestalte, letterlijk zoowel als figuurlijk,
met hoofd en schouders boven den middelmaat
uitsteekt. Wij vermoeden bij dit alles, dat een
dergelijke pathetische plankenheros tegenover de
film- en geluidscamera een harden dobber moet
hebben gehad.... Wat wij te zien krijgen is een
tooneelfiguur, inderdaad, maar van zulk een|
formaat, van een zoodanige indrukwekkendheid en
waardigheid, dat ons de kritiek op de lippen be-l
sterft. Maar toch, er valt niet aan te twijfelen:
deze persoonlijkheid behoort niet bij de film thuis,
zij detoneert er, als een Wagner-aria op een
Debussyconcert. Zij is, als wij dan toch over symbolen
spreken, het symbool van een anderen kunst
vorm, behoorende tot een andere wereld, uit een
anderen tijd. De tragiek van dezen Don Quichote
is wellicht daarom zoo echt en zoo navrant, omdat
zij in wezen de tragiek is van een levensverbeelding
die met den dag vreemder temidden van onze gene
ratie komt te staan. Aldus verhef t zich hier de impo
sante gestalte van Chaliapine op de grens van twee
tijdperken een afscheid en een herinnering!
Toen ik de film maanden geleden voor het eerst
zag, overheerschte een heftige deceptie: dit was
geen film van Pabst, dit was zelfs geen film qua
talis. Bij een rustig herzien verzacht zich dit oor
deel tot de erkenning van een allure, ondanks
fouten en tekortkomingen, zoo voornaam en
nobel, als wij nog maar al te zelden in de roerige
filmwereld ontmoeten.
Twee TJfa-fllnis: ,,ï>room vaii Geluk"
,,Ijeise f leliën nieine liieder" ttembrandt.
De eerste is, naar den opzet, een boeiende en
spannende filmnovelle, verteld met al den smaak
L J. JORDAAN
?!<<f ' '." rl
f:$ffi f$-{.; L, ?v .
Jannings in
en de bekwaamheid, waarvan de Duitschers n
altijd het geheim bezitten. Men mist er de ruwhc
en de heftigheid der Amerikanen, wanneer
deze hobby bestijgen, ook misschien hun har
tocht en hun kracht. Maar daartegenover staan e
overwicht en een beheersching van den vorm, c
respect inboezemen. Er is te dezer plaatse mei
malen een lans gebroken voor dit genre der f ili
productie, dat zoo vaak ten onrechte in het £
drang dreigt te komen. Dit soort films zoekt zei
naar geen zuiver kunstzinnige effecten, noch na
de goedkoope, dankbare schittering van de revr
en operettefilm. Maar het heeft, zoo goed als
ontspanningslectuur, zijn eigen bekoring en v
diensten. Ik voor mij vind het een weldaj
tusschen de vele dubieuse experimenten en d
operette-jammer in, telkens weer te kunnen l
komen bij deze goedgeconstrueerde en knap l
handelde filmnovellen. En ik zie geen enkele red
om mij niet te verheugen in de voortreffelij
kwaliteiten, die hier aan het licht treden.
Stel u een geschreven avonturenverhaal vo<
dat de geschiedenis behandelt van een internat