De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1933 4 november pagina 18

4 november 1933 – pagina 18

Dit is een ingescande tekst.

18 De Groene Amsterdammer van 4 November 1933 No. 2944 W i ?& n. b Radio en grammofoon V?', :!?? Ontvangtoestel en projectiescherm Televisie-problemen H. Engel Geen reden tot optimisme Twee jaren ongeveer staan nu de televisie-toestellen in het middel punt van de belangstelling op de groote nationale en internationale ?radiotentoonstellingen. Vooral in dezen herfst wekten de voortreffelijke uit zendingen met televisie-apparaten in Berlijn, Londen en Brussel bij het publiek den indruk, dat bij een zoo ?ver gevorderd stadium van vol maaktheid der vertoonde beelden het oogenblik wel niet meer lang op zich zou laten wachten, waarop de televisie officieel in het radio-programma zal worden opgenomen. Om maar met de deur in huis te vallen: men moet waarschuwen voor een optimisme, dat hier nog niet op zijn plaats is. De toestanden op het gebied der televisie zijn zoo gecom pliceerd, er is een zoo nauwkeurig inelkaargrijpen van vele afzonderlijke factoren noodig om het geheel te doen slagen, dat een bepaald tijdstip voor een definitief opnemen in de programma's voorloopig nog niet ge noemd kan worden. Maar gezien de beteekenis en het actueele van dit onderwerp lijkt het gewenscht, dat ?men ten minste eenigszins georiënteerd is t.a.v. de problemen die zich op het oogenblik nog bij de televisie voordoen. Wij moeten ons eerst wanneer wij de moeilijkheden willen begrijpen, voor oogen houden welke de na tuurkundige principes zijn, waarop de televisie berust. Hoe komt het vertebeeld tot stand? Wanneer we een fotografie nauwkeurig bekijken door een vergrootglas, dan constateeren wij, dat deze bestaat uit een groot aantal beeld-punten. De omtrekken en de nuances worden gevormd door de min of meerdere sterkte van de beeld punten. Het is duidelijk, dat een beeld des te scherper is, wanneer meer beeldpunten voor de samenstelling aanwezig zijn. Bij slechte, onscherpe en grove foto's zijn betrekkelijk slechts weinig beeldpunten gebruikt. Het tot stand komen van het verteTaeeld gebeurt in laatste instantie precies op dezelfde wijze: er worden nl. een grooter of kleiner aantal sterke beeldpunten met buitengewone snel heid samengevoegd, zoodat het oog hen als een geheel beeld opneemt. Do qualiteit van het televisie-beeld hangt dus evenals bij een foto van het aantal gebruikte beeldpunten af. Ook hier geldt: hoe meer beeldpunten, des te scherper beeld ! Bij de televisie speelt zich nu het volgende af: Het over te brengen voorwerp wordt door een zeer snel daarover heenglijdenden lichtstraal aangeraakt. Deze lichtstraal veran dert van lichtgraad, zoodanig, dat hij zwakker wordt, wanneer hij over donkere gedeelten glijdt, en sterker wordt, wanneer hij over lichtere stukken heenloopt; hij wordt dus door iedere nuance van het te beroeren voorwerp veranderd in lichtwaarde. Nu gaat het er om, dezen gemoduleerden lichtstraal te veranderen in een electrischen stroom. Dat gebeurt met behulp van een lichtgevoelige cel, die als het ware de schakelaar van een electrischen stroomkring vertegen woordigt.' In verhouding tot de belich ting van deze cel wordt de stroomkring meer of minder geopend of gesloten, zoodat de sterkte en het rhythme van den electrischen stroom geheel in overeenstemming is met de sterkte en het rhythme van den lichtstraal. De op deze wijze opgewekte electrische stroom, die oorspronkelijk buiten gewoon zwak is, wordt door ver sterkers van groote capaciteit zoo getransformeerd, dat hij in staat is, een radio-zender te moduleeren. Van de lichtgevoelige cel af verschilt de gang van zaken in geen enkel opzicht \ van die van een gewone radio-uit zending. Wij weten nu in groote omtrekken, op welke manier een vertebeeld tot stand komt; men kan zich makkelijk voorstellen, dat bij de televisie ontvangst precies het omgekeerde valt waar te nemen: de ontvang antenne neemt het uitgezondene op, de impulsen van de ontvangende golf lengte worden in een in hetzelfde rhythme golvenden lichtstraal ver anderd, die punt voor punt van het opgenomen beeld op een matglazen schijf teekent. Daarbij zij opgemerkt, dat dit aaneenvoegen van beeld punten zoo snel gebeurt, dat het boven het menschelijke waarnemings vermogen gaat; wij kunnen ons een dergelijke snelheid eenvoudig niet voorstellen. Met razende snelheid groepeeren zich de regels en het geheele beeld is in werkelijkheid reeds weer vervaagd, wanneer ons oog het zintuigelijk waarneemt ! Daardoor komt het, dat we ook het uiteenvallen in de verschillende beeldpunten niet meer vermogen te onderscheiden. Voor wie dat nog niet duidelijk is, die ga volgend voorbeeld eens na, waardoor het geheele verloop nog eens woidt duidelijk gemaakt: op een kleine verhooging staat een man, die een fakkel of een brandende lantaren in de hand houdt; de man begint nu den arm, die het lichtende voorwerp vasthoudt, langzaam in een kring rond te draaien. Bij de eerste lang zame bewegingen onderscheiden wij nog duidelijk de lantaren als een enkel licht-lichaam; zoodra echter de bewegingen vlugger en steeds vlugger worden, krijgen wij den indruk alsof om den man heen een brandende cirkel draait. De traagheid van ons oog is niet meer in staat de snel op elkaar volgende bewegingen in hun afzonderlijke phases te doen uiteenval len. (Op ditzelfde principe berusten de bewegingen van de cinematographie). Recapituleeren wij nog even: het beroeren van den lichtstraal, veran dering in electrischen stroom, ver sterking van dezen stroom, modulatie van den radio-zender en van dit moment af het omgekeerde verloop tot het geprojecteerde beeld-. Op zich zelf alles zeer eenvoudige procédé's, die slechts onbegrijpelijk worden door de ontzaglijke snelheid, waarmee zij plaats vinden. Wij moeten hier evenwel aan toe voegen, dat voor de totstandkoming van dergelijke eenvoudige procédé's buitengewoon gecompliceerde en met de uiterste nauwkeurigheid afgestel de apparaten noodig zijn. Wij hebben nu gezien, hoe het beeld tot stand komt; we zullen nu eens nagaan, wat daarmee allemaal gemaakt kan worden. De moderne televisie laat zich in drie methoden verdeelen: 1. het over brengen van een film; 2. televisieuitzending van personen; 3. het tusschenfilmzenden". Het overbrengen van een film bestaat daarin, dat normale klankfilms worden overge bracht. Het laten beroeren van per sonen door den bovengenoemden licht straal maakt het mogelijk twee of drie personen ,,in de verte te zien", zij het ook niet hun geheele gestalte, daar noch de grootte van het projectievlak noch de intensiteit van den beroerenden lichtstraal daartoe groot ge noeg is. Het is dus niet mogelijk, ge deelten uit een tooneelstuk of actu eele of sportieve gebeurtenisser in hun geheelen omvang direct ,,in de verte te zien". Dit probleem wordt pas door de derde methode, door het tusschenfilmzenden" opgelost. De over te brengen scène of de gebeurte nis wordt eerst gefilmd, en dan wordt volgens No. 1., het uitzenden van de film, de nieuw opgenomen film op den televisie-zender overgebracht. Dit is op zich zelf al een geniale uitvinding: het is nl. mogelijk, in een tijdsverloop van drie seconden een voorwerp te filmen, de film te ontwikkelen en te copieeren en haar dan op den televisie zender over te brengen. Bij een zoo gering tijdverlies kan men dus zonder meer van televisie spreken; de inge voegde technische hulpgreep vermin dert de actualiteit van het beeld niet. Wij moeten nu nagaan, aan welke voorwaarden een vertebeeld moet voldoen, wanneer het het praedicaat goed" of zeer goed" wil verdienen. Wij herinneren ons, dat een beeld des te volmaakter is, hoe meer beeld punten samenkomen. Het televisie apparaat voegt de beeldpunten in regels samen, dat is punt n. Ver volgens is het van belang, in hoeveel tijd het geheele beeld op de matglazen schijf tot stand komt of na hoeveel tijd een nieuw beeld ontstaat. Nog voor twee jaar was het gebruikelijk beelden uit 48 regels (beeldpuntregels) samen te stellen en in een seconde twaalf beelden op elkaar te laten volgen. Dat was toen het maximum. Technisch uitgedrukt wil dat zeggen: men vervaardigde 48 regels met 12 beeldverwisselingen per seconde. Der gelijke beelden zijn onscherp en grof en lijken eenigszins op die uit het beginstadium van de fotografie. Men had niet den moed en terecht! met zulke beelden de televisie in te voeren. In dit jaar bestaat de nor male prestatie uit een meer dan ver dubbelde stijging van de snelheid: op het oogenblik zijn beelden van 90 regels met 25 beeldverwisselingen het minimum. Bijzonder goede appa raten kunnen reeds 180-regelige beel den produceeren ! De beelden van 90 regels zijn reeds zeer scherp en zouden voldoende zijn, om alles dui delijk te kunnen onderscheiden; de beelden, die uit 180 regels bestaan, verschillen in geen enkel opzicht van een volmaakte foto. Wij kunnen gerust beweren, dat deze tot 180 regels opgevoerde beeldverwekking, die wij het optischmechanische gedeelte van de tele visie zullen noemen, tot volmaakt heid gerijpt is. Wanneer het alleen daarvan afhing, zou men morgen allerwege met de televisie kunnen beginnen. Maar er bestaan helaas nog (Slot op pag. 20) Zendapparaat met bijbehoorend filmtoestel

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl