Historisch Archief 1877-1940
DE GROENE AMSTERDAMMER
Weekblad voor Nederland
Onder hoofdredactie van A. C Josephus Jitta
Redacteuren: L. J. Jordaan, F. G. Scheltema en M. Kann. Secretaris der redactie: G. F. v. Dam
Keizersgracht 355, Amsterdam G. - Telefoon 37964 - Postgiro 72880 - Gem. Giro G. 1000
Opgericht in 1*77
No. 1945
De overheid en arbeids
geschillen
Noch de socialistische klassenstrijd,
noch de communistische of de fascis
tische machtsstaat, maar de
Nederlandsche Arbeidsgeschlllenwet
In het jongste geschrift, dat mijn vriend Mr. Dr.
"W- Westerman, sedert korten tijd lid van de
Tweede Kamer der Staten-Generaal, aan het
onderwerp, dat hem zoozeer ter harte gaat Arm
Nederland" heeft gewijd, komt op blz 32 de vol
gende opmerking voor: ,,de Bijksbemiddelaar, dat
zonderling ambtelijk product, dat in den regel de
, door den werkgever noodzakelijk geachte loons
verlaging halveert en met deze eenvoudige reken
kundige bewerking den socialen vrede tracht te
dienen."
Wat zou het nut zijn van de vriendschap, indien
men zijn vrienden hun feilen niet zou mogen
toonen?
Het komt mij voor, dat de heer Westerman in
dit citaat wederom blijk heeft gegeven van die
?eigenaardige mentaliteit, die niet alleen hem maar
vele andere landgenooten in de huidige omstandig
heden kenmerkt: dat zij zonder eenige studie van
Nederlandsche toestanden en Nederlandsche tra
ditie een Nederlandsche regeling, die betrekkelijk
gesproken de beste ter wereld is, afwijzen op grond
van een uit het Italiaansch of uit het Duitsch ver
taalde formule.
Bijna niemand neemt thans meer het standpunt
in, dat de overheid zich van bemoeiing met arbeids
geschillen heeft te onthouden. Met dergelijke ge
schillen zijn zoo groote algemeene belangen ge
moeid, dat de overheid niet afzijdig kan blijven.
De vraag is slechts, of de overheid verstandig
doet, stakingen en uitsluitingen te verbieden, of
dat zij zich moet bepalen tot het instellen van
organen, die pogen de geschillen in der minne
op te lossen.
De eerste methode is die van het Italiaansche
fascisme, waaraan de heer Westerman zijn liefde
heeft verpand. De tweede die van de Nederlandsche
Arbeidsgeschillenwet van 1923.
Het ligt voor de hand, dat men zich in Itali
niet bepaalt tot het verbieden van stakingen. Een
dergelijk verbod zou de arbeiders inderdaad tot
,,loonslaven" maken. Zij zouden iedere loons
verlaging, die door hun patroon wordt afgekondigd,
moeten slikken, op gevaar af van anders met den
Strafrechter in aanraking te komen.
Wanneer ha het huidige Italiëeen arbeidsgeschil
ontstaat en daartoe aangewezen organen er niet
in geslaagd zijn het geschil in der minne op te
lossen, wordt de beslissing gegeven door een lid
van de rechterlijke macht, bijgestaan door een
vertegenwoordiger van de patroons en een ver
tegenwoordiger van de arbeiders.
In laatste instantie worden de loonen ha de
bedrijven dus vastgesteld door een overheids
orgaanDeze regeling heeft ongetwijfeld het groote
voordeel, dat arbeidsconflicten voor goed tot het
verleden behooren. Maar daaraan kleeft het zeer
groote gebrek, dat de verantwoordelijkheid voor
den gang van zaken in de bedrijven niet langer
rust op de ondernemers en de arbeiders, maai; op
^en orgaan^ dat niet in staat is die verantwoorde
lijkheid te dragen.
: Een objectieve kijk op de geschilpunten is bij
een dergelijke procedure voor dengene, die in
laatste instantie heeft te beslissen, niet langer
mogelijk, omdat de ervaring met arbeidsgeschillen
leert, dat partijen, die van te voren weten, dat het
toch niet tot een conflict zal komen, zoodat zij
geen enkel risico voor haar eischen op zich nemen,
die eischen tot een zeer hoog niveau zullen op
voeren, ha de verwachting,, dat de beslissing van
den arbiter toch wel ongerfcer op een halveering
van de geschilpunten zal neerkomen. Men behoeft
niet te vragen uit welk land de heer Westerman
zijn wijsheid heeft gehaald.
Ook in Rusland, dat in'dit opzicht overeen
stemming vertoont met Italië, zijn stakingen en
uitsluitingen verboden. De leiding der bedrijven,
zoowel in economisch als in sociaal opzicht, berust
daar in handen van overheidsorganen.
De Nederlandsche Arbeidsgeschillenwet 1923,
waaraan de naam van den'Minister van Arbeid
Aalberse verbonden is, kent arbitrage slechts in die
gevallen, waarin beide partijen daarin bewilligen.
Wanneer door een arbeidsgeschil het algemeen
belang in hooge mate wor'dt geschaad, kan de
Minister van Sociale Zaken een onderzoek doen
instellen en de ondernemers verplichten voor dat
onderzoek hun boeken open te leggen. Dat middel
heeft in de bijna 10 jaren, dat de Arbeidsgeschillen
wet werkt, nog nimmer toepassing gevonden.
De blijkens de ervaring in Nederland het meest
toegepaste methode is, dat de Rijksbemiddelaar
na zich van de geschilpunten op de hoogte te
hebben gesteld, wanneer hij daartoe aanleiding
vindt, aan de partijen een bepaalde oplossing in
overweging geeft.
Partijen zijn aan dat advies niet gebonden. De
Rijksbemiddelaar beschikt over geen enkel dwang
middel om aan zijn uitspraak kracht bij te zetten.
Zijn advies ontleent zijn waarde uitsluitend aan
de onpartijdigheid,' van den voorsteller, aan het
gezag, dat voortvloeit uit zijn officieele aanstelling
en aan zijn geschiktheid voor dat ambt.
De verantwoordelijkheid voor de gevolgen blijft
geheel en al rusten op de partijen, die, krachtens
hun functie, die verantwoordelijkheid moeten
dragen.
Het is de groote waarde van deze methode, dat
zij het hoogstgewichtige punt, dat deze verant
woordelijkheid betreft, in een helder licht stelt.
De Arbeidsgeschillenwet 1923 heeft uitnemend
voldaan. Een uitstekend kenner van ons arbeids
recht, die in 1922 van het wetsontwerp had ge
schreven, dat het berust op een stelsel, waarvan
de ondeugdelijkheid en de staatsgevaarlijke strek
king zich reeds manifesteerde" en dat het de
overwinning was van gedachten, die den grondslag
van ons economisch leven aantasten", heeft dezer
dagen op grond van een ervaring gedurende bijna
10 jaren, in heel wat nuchterder bewoordingen
geconstateerd, dat over de resultaten van de
werking dezer wet over het algemeen gunstig wordt
geoordeeld".
Een zeer bekwaam redacteur van Het Volk",
die aanvankelijk had geschreven, dat de wet
Zaterdag 11 November 1933
Viooltjes
VoortreffelQke)
chocolade to dm
vorm TOD vioolneB»
6en «pedante».
RINGER5
let op tkn naam/J
volledig was mislukt, heeft na een dieper gaand
onderzoek omtrent de bereikte resultaten, zijn
aanvankelijke meening royaal herroepen en zich
vereenigd met de conclusie, dat de wet een zeer
bevredigend succes" heeft opgeleverd. Dat pleit
niet alleen voor dien schrijver, maar niet minder
voor de jwet en voor dengeen, die indertijd voor het
ontwerp de verantwoordelijkheid op zich heeft
genomen.
Het is volkomen onjuist, dat het resultaat van
de bemoeiingen van den Rijksbemiddelaar in den
regel is, een halveering van het geschilpunt. Nie
mand, die eenige studie heeft gemaakt van de ver
slagen, welke de Rijksbemiddelaars geregeld van
hun werkzaamheden doen verschijnen, zal een
dergelijke conclusie neerschrijven.
Moeilijk kan men volhouden, dat de Rijks
bemiddelaar, die in het voorjaar van dit jaar door
partijen werd geroepen de geschillen omtrent
de loonen in de Geldersche steenindustrie door
arbitrage te beslechten en die een loonsverlaging
van niet minder dan 20 a 25 pOt. voor zijn ver
antwoordelijkheid heeft durven nemen, het ge
schilpunt heeft gehalveerd.
Toen de conjunctuur den arbeiders gunstiger
gezind was, dan in den laatsten tijd het geval is
geweest, placht menig arbeidsgeschil, ook na de
tusschenkomst van den Rijksbemiddelaar, met een
volkomen overwinning van de arbeiders te eindigen.
Moet op grond van de ervaring in ons land worden
geconcludeerd, dat het systeem, dat stakingen en
uitsluitingen verbiedt en in geval van conflict de
beslissing in handen legt van een door de overheid
aangewezen arbiter, onder alle omstandigheden
moet worden afgewezen?
Ik zou voor die conclusie niet gaarne de ver
antwoordelijkheid op mij nemen.
Het geval is denkbaar, dat arbeidsconflicten en
sabotage aan de orde zijn van den dag en dat het
algemeen belang eischt een met dwang gepaard
gaande tusschenkomst van de overheid. Dan moet
van twee kwaden het minste kwaad worden ge
kozen.
Het is mogelijk, dat het in Italië, toen Mussolini
aan het bewind kwam, zoo ver gekomen was. Ik
matig mij geen oordeel aan over Italiaansche toe
standen en Italiaansche middelen.
In Nederland is echter onder de omstandig
heden, waarin wij verkeeren, evenzeer verwerpelijk
de leer, dat men door den klassenstrijd te ver
scherpen, de komst van een betere maatschappij
zal bevorderen, als het stelsel, dat de overheid
geroepen en in staat is, de verantwoordelijkheid
op zich te nemen voor de loonen, die in de par
ticuliere bedrijven moeten worden betaald.
Gelukkig is het land, waar de citroenen groeien.
De nuchtere aard van ons volk moge het behoeden
voor de kooplieden, die het Nederlandsche knollen
onder den naam van Italiaansche citroenen in de
hand willen stoppen.
A C JOSEPHUS JITTA