De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1933 11 november pagina 18

11 november 1933 – pagina 18

Dit is een ingescande tekst.

De Groene Amsterdammer van 11 November 1933 N o. 2946 l' i -J. r l De gas tdirigent Constant van Wessem 'Cleniens Krauss - Eerst in, de jaren toen de muziek om inter pretatie" begon te vragen en de man., die voor het orkest stond niet meer alleen de maat markeerde, met een langen stok op den grond stampend! , doch ook waarlijk leiding" had te geven wat betreft de tempi, het zacht en sterk, enz., kortom de klinkende verwerkelijking van een muziekstuk ging beïnvloeden, ontstond het genus: dirigent zooals wij dat tegenwoordig kennen en dat zich, ? met de ontwikkeling van de individualistische muziek mee, meer en meer tot solist op het orkest" ontwikkelde. Stampte nog een Lulli, de kapelmeester van Lodewjjk XIV zich met zijn stok een gat in den voet, waaraan hij kwam te. overlijden, reeds in den aanvang van de 19de eeuw verschijnt ons den dirigeerenden Beethoven als het, prototype der hedendaagsche dirigenten, die met alle beschikbare lichamelijke middelen voor hun BOusici expressief" probeeren te wezen. Zoo beschreef Seyfried Beethoven aan den dirigenten lessenaar: Het diminuendo placht hij aan te duiden door zich in te krimpen en kleiner en kleiner te worden, totdat hij bij het pianissimo om zoo te zeggen onder den lessenaar kroop. Met het aanzwellen der tonen mede groeide hij dan weder uit de diepte opwaarts en zoodra de instrumenten met kracht samenwerkten werd hij, zich op de punten der teenen omhoog heffend, bijna reusachtig groot en scheen, met beide armen als in de golven roeiend, tot de wolken omhoog te willen zweven. Alles was in de drukste werkzaamheid, geen deel des lichaams in rust en de geheele mensch kon bij een perpetuum mobile vergeleken worden". Teekening J. F. Doeve Louis Armstrong Niet waar, zóó kennen wij tegenwoordig maar al te goed den dionysischen" dirigent, die bij al te grooten ijver zoo spoedig in het belachelijke vervalt ? Het is echter niet te loochenen, dat in den loop der jaren de dirigent zich tot een persoonlijkheid heeft ontwikkeld, zonder wien men zich een uitvoering door een orkest zelfs niet meer kan voorstellen. Hij is niet meer de man, die leiding" geeft, hij wordt door zijn aanwijzingen de werkelijke her schepper" van de' muziek, die hij dirigeert, hij regelt den loop en de ontwikkeling onder het spelen tot een geheel, dat wij een persoonlijke" opvatting van die muziek door den dirigent zijn gaan noemen. Men gaat thans naar een concert om den dirigent te hooren" en er zijn heel wat beroemde namen, waarvoor het dan stormloopt. De rol van den dirigent in een concert wordt echter door de wijze, waarop de publieke belang stelling hem op den voorgrond plaatst en wil zien spoedig tweeslachtig en het dirigeeren voor het publiek wordt een lang niet denkbeeldig gebleken gevaar. Beoordeelt het publiek hem niet alreeds naar het mooie of leeüjke van zijn dirigeerende gebaren, wordt hij niet sympathiek of onsym pathiek genoemd volgens de verleidelijkheid", waarmee hij met arm en hand de hartstochtelijkste passages uit een muziekstuk ons weet voor te tooveren? Een houterig" dirigent kan heusch zijn plaats achter den lessenaar wel opgeven, al heeft hij nog zulke schoone en nobele opvattingen van de muziek: zelfs het orkest, gewend aan dwingende plastiek" bij de leiding, reageert niet eens meer anders dan met verveling op zijn goede bedoelingen. Maar tenslotte kan een dirigent, wien de aanleg tot voordanser op het podium" ontbreekt, door jaren lange samenwerking met zijn orkest, dit er toe brengen de minste van zijn intenties te begrijpen en te volgen: men is aar> zijn persoonlijke eigenaardigheden gewend en weet wat bedoeld wordt. Hoe anders staat echter de gastdirigent er voor, de dirigent, die een hem geheel onbekend orkest voor zich krijgt en die van zijn kant voor dat orkest ook een volslagen onbekende is, en nu, onder deze omstandigheden, een of twee con certen moet leiden, waarvoor hij meestal niet eens, wegens tijdge brek, de noodige repetities kan hebben ! En niettemin: hij zal ge oordeeld worden door datzelfde publiek, dat met niets anders rekening houdt dan of hij zijn be roemde naam" eer aandoet. De gastdiiigent is meestal een vreem deling, komt uit een ander land, uit een ander muziekmilieu, waar ook andere opvattingen omtrent de expressiviteit" van het dirigeeren bestaan en waar men in verrukking geraakt van eenzelfde overvloedige bewegelijkheid van gebaren, die wij, spoedig gechoqueerde Hollan ders, aanstellerig" gaan noemen. Wij hebben ons vaak gestooten aan de hoekigheid" van sommige Duitsche dirigenten, die vooral in. den tijd van den grooten oorlog die even zoo hard op cultureel ge bied woedde tot een veroor deeling in de publieke opinie leidde, terwijl wij ons lieten ,,betooveren" door de charmante elegance van Latijnsche dirigenten, die in hun soort feitelijk even banaal waren. Maar soit, in den strijd moet men nu eenmaal eenzijdig wezen, blijkbaar. Toch blijft het waar, dat het rassenon derscheid zich ook in de wijze van dirigeeren doet kennen. De Duitsche wijze van dirigeeren is over het alge meen stugger, plomper, meer maat slaan" dan de Fransche, die bij voorkeur op de melodische lijn danst en ook de reactie daarvan op het publiek is afhankelijk van meerdere of mindere ontvanke lijkheid voor Duitsch of Fransch. Dit neemt niet weg, dat een groote persoonlijk heid zich met alle middelen weet baan te breken en dat men bij groote Duitsche zoowel als bij groote Fransche dirigenten hun nationaliteit in hun prestaties kan vergeten. Doch juist bij den gastdirigent zal een dergelijke overwinning op een vooringenomen publiek moeilijker te behalen zijn, omdat hij, behalve dit publiek, ook nog een aan zijn uitdrukkingsmiddelen nog niet gewend orkest krijgt te overwinnen, een orkest, dat vaak niet al zijn gebaren begrijpt en zich door een te veel of te weinig van de wijs" laat brengen. Ik heb bovenstaande uiteenzetting gegeven om tot een juiste en vooral billijke beoordeeling van het dirigeeren van den Oostenrijkschen dirigent Clemens Krauss te komen, die -op een tweetal abonnementsconcerten in het Concertgebouw de leiding gaf. ' Ik heb dezen dirigent, die te Weenen terecht beroemd is als vertolker van de muziek van Bichard Strauss en Wagner, te Weenen in zijn eigen Operagebouw, met zijn eigen orkest, een onvergefelijke opvoering van Der Bosenkavalier" van Bichard Strauss hooren dirigeeren en ik wil nagaan waarom juist bij ons, in het Amsterdamsche Concertgebouw, zijn vertolking van muziek van Bichard Strauss, waarop ik uiteraard zeer ge spanhen was, tegenviel. Het kon onmogelijk aan de opvatting en de gaven van Krauss liggen, die zich te Weenen zoo schitterend bewezen hadden. Ik vermeen, dat het in de eerste plaats lag aan het niet geheel verkregen contact met het orkest, waar door de dirigent zich met een vreemd orkest zonder voldoende repeteergelegenheid duidelijk niet zoo zeker van zich zelf voelde en zich in maatslaan" trachtte te redden wanneer de uitvoering in de war dreigde te loopen. In den ban van de maat ge houden konden deraillementen minder noodlottige gevolgen hebben, al boette daardoor b.v. de ver tolking van Also sprach Zarathustra" alle be koring in en ontaardde het danslied in een waarlijk banale driekwartsmaat wals en gingen ook andere expressieve details in dat werk allerongelukkigst verloren. Er was steeds een zeker meetrekken en een opvallend jagen merkbaar ook in andere ver tolkingen, het strenge vasthouden aan de maat maakte een symphonie van Haydn noodeloos traag, alleen het Meistersingervoorspel werd een, zoowel van uitdrukking als van stemmenweefsel, waarlijk schoon geheel, lichter ook dan wij het gewend zijn, minder knallend, meer blijspel" voorspel, en in een zwoele en brandende muziek als van Wagner's Tannhauser-bacchanale en Strauss' Dans van Salome leefde een meeslepende spanning en nervositeit, die suggestief werd. Bovendien waren er twee nummers op zijn con certen, waarbij de roem van groote solisten de aandacht van den dirigent aftrok: de vermaarde Josef Hofmann probeerde zijn leermeester Arton Bubinstein te huldigen in een door dezen gecom poneerd aftandsch en leeg geworden pianoconcert, een vergeefsche huldiging, waarmee Hofmann, zoowel zichzelf als ons, toehoorders, nadeel deed en de violist Nathan Milstein, die een verrukkelijke en alle andere indrukken overstemmende ver tolking gaf van Tschaikowsky's bekend viool concert waarbij Krauss de lof van een uit stekend begeleiden met het orkest te Keer moest ontgaan. Alles in alles: het dirigeeren van Clemens Krauss bleef hier gemengde gevoelens wekken en ik weet alleen door mijn indrukken uit Weenen, dat hij anders kan zijn. Tot zijn eerherstel moet dat ge zegd worden. NV ARHHEMSCHE HYPOTHEEKBANK HYR KAPITAAL BESCHIKBAAR DIRECTIE M? 5.J.vAnZiJST-M?J.F.VERSTEEVEN *

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl