Historisch Archief 1877-1940
ntwakendeJeugd
Bioscopy L. J. Jordaan
!?
Carl Froelieh: Meifende Jugend".
. Bem brandt
Temidden van de vele belangrijke films, die het
nauwlijks ingezette seizoen reeds bracht, worden
wij plotseling verrast uit den Duitschen hoek door
een werk, dat naen reeds nu, als n der hoogte
punten kan beschouwen van déproductie '33-'34.
Reifende Jugend" naar Max Dreyer's
tooneelafcuk bewerkt, is waarlijk niet slechts door den
naam Froelich alleen nauw verwant aan dat
andere rara avis, Madchen in Uniform". Evenals
deze film, behandelt ook Reifende Jugend" het
thema van de schooljeugd in de puberteitsjaren
een thema sinds Wedekind reeds populair in
Duitschland en dat den Duitschen kunstenaar in
hét algemeen bijzondei* schijnt te liggen.
Men kent déhandeling in groote trekken uit
Let ten onsent vertoonde tooneelstuk Eind
examen" ook al werden hier, evenals in
Mad«hen in Uniform", niet onbelangrijke wijzigingen
Aangebracht. Een drietal meisjes, Elfriede Albing,
?Chriata Von Borck en Annelore Winkel, worden
op een jongensgymnasium, ingekwartierd. De
teere, onbestemde genegenheid tusschen Elfriede
en den leerling Knud Sengebusch' een mislukte
poging van de jongens om de opgaven voor het
«ind-examen uit de directeurskamer te stelen
?de verloving van Elfriede met den leeraar Dr.
Kerner en tenslotte een interessant duel tusschen
den jongen doctor en Knud Sengebuscb, vormen
?de vier hoofdraderen, die in dit schooldrama in
elkaar grijpen.
Men begint zoo een vage suspicie te krijgen, deze
film ziende; wie de eigenlijke spil was waarom de
film Madchen in Uniform" draaide. Wij hebben
indertijd de tooneelregisseuse Leontine Sagan alle
«er gegeven en den ouden Carl Froelich een wel
willende pluim uitgedeeld voor zijn technische
Assistentie" ook al was iedereen stom verbaasd,
dat een dame die nog nooit een voet in de studio
had gezet, zulk een film kon maken. Het schijnt
dat Reifende Jugend" het raadsel voor een goed
?deel wil ophelderen de technische assistentie
van Froelich, die het nu in haar dooie eentje moet
?afdoen, blijkt de collaboratie van Mevr. Sagan n.l.
in het geheel niet te missen. Wij ontmoeten in
deze film precies dezelfde onfeilbare hand, dezelfde
gevoeligheid en denzelfden frappanten eenvoud als
In Madchen in Uniform" en de bewering door
Hertha Thiele zelf uitgesproken lik meen in een
interview van Victor van Vriesland) dat niet
Sagan doch Froelich de leidende en drijvende
kracht was, wordt althans in deze film merk
waardig bevestigd.
De eindindruk van Reifende Jugend" wordt
voornamelijk beheerscht door den zeldzamen
.eenvoud van het werk. De film heeft nergens
,,filmische" momenten hetgeen tenslotte wil
zeggen, dat de aandacht nimmer door de materie
wordt afgeleid ten koste van den inhoud. Geen
frappante optische kunstgrepen door een
origiaeele camera-instelling geen overgangen door
woord- of beeldassociatie. ... in het kort geen
elementen, die hoe dan ook den nadruk leggen
op de filmmaterie, trekken de aandacht. Wat
overigens volstrekt niet beteekent, dat ze er niet
zouden zijn. Integendeel een aandachtige be
schouwing weet ze wel degelijk te vinden, maar
de handeling en het psychologisch conflict werden
nooit opgeofferd aan een dergelijk, toch altijd wat
goedkooper, succes. Het is, tusschen haakjes, een
curieus verschijnsel dat alleen bijzonder slechte of
?bijzonder goede films deze uiterlijke virtuositeit in
de behandeling der filmmaterie schijnen te missen.
In ieder geval in Reifende Jugend" vergeet
.men gansch en al met een film te doen te hebben,
door de meesleependheid en overtuigingskracht
der handeling.... en welk kunstwerk KOU hoogere
lof wenschen?
Ik kan u dus niet wijzen op bepaalde momenten
van triomfantelijke camerakunst, als b.v. bij den
duivelskunstenaar Fritz Lang. De scènes gaan
rustig en met klemmende logica in elkaar over
en het is opmerkelijk, dat zelfs de toch altijd
gaarne getolereerde fotografische schoonheid der
beelden weinig opvallend is. Welk een klein en
dankbaar kunstje zou het b.v. niet zijn, om in
de watersport-scène te coijuetteeren met wat
fraaie opnamen gelijk een zwakkere broeder
als Waschneck in zijn Acht Madels
im Boot" zoo gaarne doet. Hier
doet de camera echter niets anders
dan orienteeren zij heeft geen tijd
zich met nevenzaken bezig te houden
en zoekt voortdurend naar den kern
der handeling: de personages. Het
zelfde bemerkt men in de be
handeling der schoolscènes: de prach
tige verzorgdheid van entourage en
belichting dient uitsluitend terwille
van de sfeer. Zoo concentreert zich
alles op de sujetten en belanden wij
aldus bij dat meesterwerk derDuitsche
filmkunst: het conflict der karakters.
Hiertoe stonden den regisseur een
aantal spelers ten dienste, die stuk
voor stuk van een zeldzame gaafheid
en soberheid zjjn. In [de eerste
plaats Hertha Thiele als
Elfriede,die nergens noemenswaard van de
?Manuela" uit Madchen in Uniform"
verschilt, doch ook nergens minder
overtuigt en ontroert. Dan de Knud Sengebusch"
van Albert Lieven ??inderdaad een phenomenale
ontdekking voor de Duitsche film. Deze jongeman
geeft een dermate volmaakte illusie van den knaap
in de puberteitsjaren, dat wij onwillekeurig op
kijken van zijn iets te mannelijk en sonoor orgaan.
Uitstekend zijn verder Heinrich George als de
Rector en Peter Voss als de leeraar Dr. Kerner
maar tenslotte is het totale ensemble evenals in
Madchen" zoo evenwichtig, dat men aarzelt deze
sublieme creaties te noemen.
Met dit prachtige materiaal werkt Carl Froelich
in een nimmer aflatende liefdevolle aandacht. In
overeenstemming met de groote
Kammerspiele"traditic der Duitsche film, weet hij uit een gelaat,
een blik, een gebaar alles te halen wat er inzit.
Een dialoog wordt bij hem een uiterste concentratie
van spanningen een woord kan bij hem stijgen
tot de openbaring eener sublieme ontroering. Men
zie de eerste wisseling van genegenheden tusschen
de beide jongelieden men zie de episoden in het
klasselokaal men zie de leerarenvergadering
men zie vooral de verloving van Kerner en Elfriede
men zie .... de heele film !
Misschien is de ombuiging naar het happy end"
minder verantwoord dan bij Madchen in Uniform"
misschien is de wanhoops-chantage door den
radeloozen jongen tegenover den leeraar niet ge
heel te rijmen met zijn overigens rechtuit en nobel
karakter. . . . het zij zoo: wij nemen het gaarne op
den koop toe. Want in de fijne, ontroerende en
boeiende tragedie dezer Reifende Jugend" worden
wij geconfrontreerd met een uiting der filmkunst, die
wij langzamerhand vergeten waanden. De wilde,
onstuimige kracht der latere Amerikaansche film
heeft ons aan dit smartelijk conflict der kleine
menschelijke belevingen ontwend.... wij be
groeten het weer met eerbied en dankbaarheid.
Madchen in Uniform" bracht het tot een wereld
succes het schamele epigonenwerk van Erich
Waschneck plukte daar nog de late vruchten van.
Moge deze waardige pendant van Froelich's eerste
schooltragedie de belangstelling ondervinden, welke
zij zoo dubbel en dwars verdient. De p'roducent en
importeur, die er zich aan wagen, hebben waarlijk
wel een riem onder 't hart noodig in dezen angstig
muzikalen tijd.
En nietwaar de mensch... . zelfs de
crisismensch, kan toch bij liedjes alleen niet leven !
IVorman Taurog: ,,The way to love",
Tuschinskl.
Men heeft het al links en rechts kunnen hooren:
Chaplin ! Inderdaad deze nieuwste
Chevalierfilm roept sterke herinneringen op aan den groot
meester van den gag. De episode met den hond en
de bij Chaplin vooral zoo geliefde boksscène voeren
regelrecht terug naar A dog's lifo" en
CityLights". Trouwens de hecle geschiedenis van
het mishandelde kermismeisje en de dappere
ridder-malgré-soi is een zuiver Chaplin-motief
(?The musician"). Tenslotte blijkt uit de
handelingzelve, dat men ieder idee van een redelijke en
spannende intrigue naar alle winden heeft laten
waaien zij drijft bijna uitsluitend op de im
provisatorische invallen van den
draaiboekMaurice Chevalier, Anna Dvorak en E. E. Norton
in The zoay to love"
schrijver.... en laten we dadelijk vaststellen
dat er voortreffelijke bij zijn.
Intusschen blijkt zulk een uitstapje naar de
burleske hoe amusant en gedurfd ook zijn
hachelijke consequenties te hebben. Chevalier,
met alle respect voor zijn persoonlijke charme, is
nog lang geen Chaplin maar deze evidentie een
oogenblik ter zijde gelaten: voor dit genre zijn een
argeloosheid en primitiviteit noodig, die bij het
machtige en ingewikkelde complex der moderne
film hoe langer hoe zeldzamer geworden.
Men doet verstandig zijn analogieën met
Chaplin niet al te zeer te accentueeren. Wil
men zijn vriendelijke stemming tegenover deze
a"ardige film bewaren (en wie zou dat niet wen
schen?) dan zijn er genoeg verdienstelijke momen
ten, waaraan men zonder reserve zijn hart kan
ophalen. De inzet met de kostelijke opeenvolging
van typen, die het allemaal beter wenschen op
deze wereld en wier steeds snellere wisseling ten
slotte met een smak op Chevalier terecht komt
is hoewel een zwakke echo van den brillanten
Mamoulian als introductie uitstekend gevonden
Buitengewoon amusant is de episode van den
dronken man met den scheeven toren van
Pisa vermakelijk ook de historie niet de dassen.
Kortom de heele film is feitelijk een aaneen
schakeling van zulke korte h-acters, die voor
namelijk blijken te steunen op een intelligent en
vindingrijk manuscript.
Tem dden van deze amusante dwaasheden
bewegen zich de drie hoofdpersonen, Chevalier,
Ann Dvorak en Kverett Norton. Mij dunkt, dat
over d,en onweerstaanbaren Maurice niet veel meer
te zeggen valt. Men vindt hem hier als altijd -?met
dezelfde charme en dezelfde tekortkomingen.
Ann Dvorak is in deze omgeving, voorzoover ik
weet, een nieuwelinge die zich dapper door de
altijd ondankbare rol van de lelieblanke
burleskeonschuld heen slaat. Aardig is in het begin haar
merkwaardige gefroisseerdheid tegenover de fameuse
zonnigheid van den held een waarlijk humoris
tisch contrast dat men helaas als motief niet verder
benut heeft.
Blijft tenslotte Everett Norton, de voortreffe
lijke blijspel-acteur die wij uit zooveel vroegere
succes-rollen kennen. Zijn figuur bezit den
prachtigen, onwillekeurigen humor, die altijd frisch en
ongekunsteld blijft, omdat de man zelf het eigenlijk
niet helpen kan. Hij heeft iets doodelijk ernstigs
en absoluut te-goeder-trouw's dat als
comedieelement onweerstaanbaar is. Norton is overal en
altijd bruikbaar in iedere situatie en ietleren
spel-stijl is hij op zijn plaats. .. . eo;?, kwaliteit
die hij met onzen Tourniaire gemeen heeft. Van
'daar dat hij ook in deze film weer geen kwaad
kan doen" en als de natuurlijke pendant van den
glimlachenden, overbewusten Chevalier uitstekend
op zijn plaats is.
Dit drietal maakte deze film tot een plezierige
ontspanning, bij uitstek geschikt om de drommen
te trekken die het Theater Tuschiriski bij zijn
121/2-jarig jubileum noodig heeft.