De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1933 18 november pagina 13

18 november 1933 – pagina 13

Dit is een ingescande tekst.

ntwakendeJeugd Bioscopy L. J. Jordaan !? Carl Froelieh: Meifende Jugend". . Bem brandt Temidden van de vele belangrijke films, die het nauwlijks ingezette seizoen reeds bracht, worden wij plotseling verrast uit den Duitschen hoek door een werk, dat naen reeds nu, als n der hoogte punten kan beschouwen van déproductie '33-'34. Reifende Jugend" naar Max Dreyer's tooneelafcuk bewerkt, is waarlijk niet slechts door den naam Froelich alleen nauw verwant aan dat andere rara avis, Madchen in Uniform". Evenals deze film, behandelt ook Reifende Jugend" het thema van de schooljeugd in de puberteitsjaren een thema sinds Wedekind reeds populair in Duitschland en dat den Duitschen kunstenaar in hét algemeen bijzondei* schijnt te liggen. Men kent déhandeling in groote trekken uit Let ten onsent vertoonde tooneelstuk Eind examen" ook al werden hier, evenals in Mad«hen in Uniform", niet onbelangrijke wijzigingen Aangebracht. Een drietal meisjes, Elfriede Albing, ?Chriata Von Borck en Annelore Winkel, worden op een jongensgymnasium, ingekwartierd. De teere, onbestemde genegenheid tusschen Elfriede en den leerling Knud Sengebusch' een mislukte poging van de jongens om de opgaven voor het «ind-examen uit de directeurskamer te stelen ?de verloving van Elfriede met den leeraar Dr. Kerner en tenslotte een interessant duel tusschen den jongen doctor en Knud Sengebuscb, vormen ?de vier hoofdraderen, die in dit schooldrama in elkaar grijpen. Men begint zoo een vage suspicie te krijgen, deze film ziende; wie de eigenlijke spil was waarom de film Madchen in Uniform" draaide. Wij hebben indertijd de tooneelregisseuse Leontine Sagan alle «er gegeven en den ouden Carl Froelich een wel willende pluim uitgedeeld voor zijn technische Assistentie" ook al was iedereen stom verbaasd, dat een dame die nog nooit een voet in de studio had gezet, zulk een film kon maken. Het schijnt dat Reifende Jugend" het raadsel voor een goed ?deel wil ophelderen de technische assistentie van Froelich, die het nu in haar dooie eentje moet ?afdoen, blijkt de collaboratie van Mevr. Sagan n.l. in het geheel niet te missen. Wij ontmoeten in deze film precies dezelfde onfeilbare hand, dezelfde gevoeligheid en denzelfden frappanten eenvoud als In Madchen in Uniform" en de bewering door Hertha Thiele zelf uitgesproken lik meen in een interview van Victor van Vriesland) dat niet Sagan doch Froelich de leidende en drijvende kracht was, wordt althans in deze film merk waardig bevestigd. De eindindruk van Reifende Jugend" wordt voornamelijk beheerscht door den zeldzamen .eenvoud van het werk. De film heeft nergens ,,filmische" momenten hetgeen tenslotte wil zeggen, dat de aandacht nimmer door de materie wordt afgeleid ten koste van den inhoud. Geen frappante optische kunstgrepen door een origiaeele camera-instelling geen overgangen door woord- of beeldassociatie. ... in het kort geen elementen, die hoe dan ook den nadruk leggen op de filmmaterie, trekken de aandacht. Wat overigens volstrekt niet beteekent, dat ze er niet zouden zijn. Integendeel een aandachtige be schouwing weet ze wel degelijk te vinden, maar de handeling en het psychologisch conflict werden nooit opgeofferd aan een dergelijk, toch altijd wat goedkooper, succes. Het is, tusschen haakjes, een curieus verschijnsel dat alleen bijzonder slechte of ?bijzonder goede films deze uiterlijke virtuositeit in de behandeling der filmmaterie schijnen te missen. In ieder geval in Reifende Jugend" vergeet .men gansch en al met een film te doen te hebben, door de meesleependheid en overtuigingskracht der handeling.... en welk kunstwerk KOU hoogere lof wenschen? Ik kan u dus niet wijzen op bepaalde momenten van triomfantelijke camerakunst, als b.v. bij den duivelskunstenaar Fritz Lang. De scènes gaan rustig en met klemmende logica in elkaar over en het is opmerkelijk, dat zelfs de toch altijd gaarne getolereerde fotografische schoonheid der beelden weinig opvallend is. Welk een klein en dankbaar kunstje zou het b.v. niet zijn, om in de watersport-scène te coijuetteeren met wat fraaie opnamen gelijk een zwakkere broeder als Waschneck in zijn Acht Madels im Boot" zoo gaarne doet. Hier doet de camera echter niets anders dan orienteeren zij heeft geen tijd zich met nevenzaken bezig te houden en zoekt voortdurend naar den kern der handeling: de personages. Het zelfde bemerkt men in de be handeling der schoolscènes: de prach tige verzorgdheid van entourage en belichting dient uitsluitend terwille van de sfeer. Zoo concentreert zich alles op de sujetten en belanden wij aldus bij dat meesterwerk derDuitsche filmkunst: het conflict der karakters. Hiertoe stonden den regisseur een aantal spelers ten dienste, die stuk voor stuk van een zeldzame gaafheid en soberheid zjjn. In [de eerste plaats Hertha Thiele als Elfriede,die nergens noemenswaard van de ?Manuela" uit Madchen in Uniform" verschilt, doch ook nergens minder overtuigt en ontroert. Dan de Knud Sengebusch" van Albert Lieven ??inderdaad een phenomenale ontdekking voor de Duitsche film. Deze jongeman geeft een dermate volmaakte illusie van den knaap in de puberteitsjaren, dat wij onwillekeurig op kijken van zijn iets te mannelijk en sonoor orgaan. Uitstekend zijn verder Heinrich George als de Rector en Peter Voss als de leeraar Dr. Kerner maar tenslotte is het totale ensemble evenals in Madchen" zoo evenwichtig, dat men aarzelt deze sublieme creaties te noemen. Met dit prachtige materiaal werkt Carl Froelich in een nimmer aflatende liefdevolle aandacht. In overeenstemming met de groote Kammerspiele"traditic der Duitsche film, weet hij uit een gelaat, een blik, een gebaar alles te halen wat er inzit. Een dialoog wordt bij hem een uiterste concentratie van spanningen een woord kan bij hem stijgen tot de openbaring eener sublieme ontroering. Men zie de eerste wisseling van genegenheden tusschen de beide jongelieden men zie de episoden in het klasselokaal men zie de leerarenvergadering men zie vooral de verloving van Kerner en Elfriede men zie .... de heele film ! Misschien is de ombuiging naar het happy end" minder verantwoord dan bij Madchen in Uniform" misschien is de wanhoops-chantage door den radeloozen jongen tegenover den leeraar niet ge heel te rijmen met zijn overigens rechtuit en nobel karakter. . . . het zij zoo: wij nemen het gaarne op den koop toe. Want in de fijne, ontroerende en boeiende tragedie dezer Reifende Jugend" worden wij geconfrontreerd met een uiting der filmkunst, die wij langzamerhand vergeten waanden. De wilde, onstuimige kracht der latere Amerikaansche film heeft ons aan dit smartelijk conflict der kleine menschelijke belevingen ontwend.... wij be groeten het weer met eerbied en dankbaarheid. Madchen in Uniform" bracht het tot een wereld succes het schamele epigonenwerk van Erich Waschneck plukte daar nog de late vruchten van. Moge deze waardige pendant van Froelich's eerste schooltragedie de belangstelling ondervinden, welke zij zoo dubbel en dwars verdient. De p'roducent en importeur, die er zich aan wagen, hebben waarlijk wel een riem onder 't hart noodig in dezen angstig muzikalen tijd. En nietwaar de mensch... . zelfs de crisismensch, kan toch bij liedjes alleen niet leven ! IVorman Taurog: ,,The way to love", Tuschinskl. Men heeft het al links en rechts kunnen hooren: Chaplin ! Inderdaad deze nieuwste Chevalierfilm roept sterke herinneringen op aan den groot meester van den gag. De episode met den hond en de bij Chaplin vooral zoo geliefde boksscène voeren regelrecht terug naar A dog's lifo" en CityLights". Trouwens de hecle geschiedenis van het mishandelde kermismeisje en de dappere ridder-malgré-soi is een zuiver Chaplin-motief (?The musician"). Tenslotte blijkt uit de handelingzelve, dat men ieder idee van een redelijke en spannende intrigue naar alle winden heeft laten waaien zij drijft bijna uitsluitend op de im provisatorische invallen van den draaiboekMaurice Chevalier, Anna Dvorak en E. E. Norton in The zoay to love" schrijver.... en laten we dadelijk vaststellen dat er voortreffelijke bij zijn. Intusschen blijkt zulk een uitstapje naar de burleske hoe amusant en gedurfd ook zijn hachelijke consequenties te hebben. Chevalier, met alle respect voor zijn persoonlijke charme, is nog lang geen Chaplin maar deze evidentie een oogenblik ter zijde gelaten: voor dit genre zijn een argeloosheid en primitiviteit noodig, die bij het machtige en ingewikkelde complex der moderne film hoe langer hoe zeldzamer geworden. Men doet verstandig zijn analogieën met Chaplin niet al te zeer te accentueeren. Wil men zijn vriendelijke stemming tegenover deze a"ardige film bewaren (en wie zou dat niet wen schen?) dan zijn er genoeg verdienstelijke momen ten, waaraan men zonder reserve zijn hart kan ophalen. De inzet met de kostelijke opeenvolging van typen, die het allemaal beter wenschen op deze wereld en wier steeds snellere wisseling ten slotte met een smak op Chevalier terecht komt is hoewel een zwakke echo van den brillanten Mamoulian als introductie uitstekend gevonden Buitengewoon amusant is de episode van den dronken man met den scheeven toren van Pisa vermakelijk ook de historie niet de dassen. Kortom de heele film is feitelijk een aaneen schakeling van zulke korte h-acters, die voor namelijk blijken te steunen op een intelligent en vindingrijk manuscript. Tem dden van deze amusante dwaasheden bewegen zich de drie hoofdpersonen, Chevalier, Ann Dvorak en Kverett Norton. Mij dunkt, dat over d,en onweerstaanbaren Maurice niet veel meer te zeggen valt. Men vindt hem hier als altijd -?met dezelfde charme en dezelfde tekortkomingen. Ann Dvorak is in deze omgeving, voorzoover ik weet, een nieuwelinge die zich dapper door de altijd ondankbare rol van de lelieblanke burleskeonschuld heen slaat. Aardig is in het begin haar merkwaardige gefroisseerdheid tegenover de fameuse zonnigheid van den held een waarlijk humoris tisch contrast dat men helaas als motief niet verder benut heeft. Blijft tenslotte Everett Norton, de voortreffe lijke blijspel-acteur die wij uit zooveel vroegere succes-rollen kennen. Zijn figuur bezit den prachtigen, onwillekeurigen humor, die altijd frisch en ongekunsteld blijft, omdat de man zelf het eigenlijk niet helpen kan. Hij heeft iets doodelijk ernstigs en absoluut te-goeder-trouw's dat als comedieelement onweerstaanbaar is. Norton is overal en altijd bruikbaar in iedere situatie en ietleren spel-stijl is hij op zijn plaats. .. . eo;?, kwaliteit die hij met onzen Tourniaire gemeen heeft. Van 'daar dat hij ook in deze film weer geen kwaad kan doen" en als de natuurlijke pendant van den glimlachenden, overbewusten Chevalier uitstekend op zijn plaats is. Dit drietal maakte deze film tot een plezierige ontspanning, bij uitstek geschikt om de drommen te trekken die het Theater Tuschiriski bij zijn 121/2-jarig jubileum noodig heeft.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl