De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1933 18 november pagina 18

18 november 1933 – pagina 18

Dit is een ingescande tekst.

Alessandra maakt carrière k'Het was een hooge, open, heldere dag met een klare winterzon en veel blauwe schaduw op de sneeuw. Alessandra iStarzyska; de pianiste, voelde onverwacht lust, om naar het Koningspark te gaan en nam den tram "naar de residentie; ze had dien dag geen lessen meer en haar vader bleef den verderen middag op het «mplacement. *» Ze slenterde door de hooge oprij lanen naar de oude Lustgarten. Het scherpe koude licht stond recht tegen de stammen. Het liep hier niet ge makkelijk, de sneeuw lag dik en on gerept, en alleen langs de hoofdwegen was een pad geoaand. Hier was haar levende droom: de achttiende eeuw. Ze wandelde alleen, als de meesteres van het park. Ze had nu een immense rok willen dragen met veel kant, daarboven een hennelijnen manteltje, en een toque met een struisveer op het zwaar gepoederde haar. Achter haar ze keek niet om zouden twee lijfknechten gaan, op eerbiedigen afstand, maar als ze een teeken gaïze wachtte zich er wel voor konden ze buigend naast haar staan en haar bevelen afwachten. Sans-Souci ! Langzaam en schuin gleed een breede zonnebaan over de bordessen, langs welker balustraden fantastische hermen opgroeiden uit het marmer. Faunen worstelden met nymfen of dansten orgiastisch en grillig tusschen olmen en eiken. Een oude Terminus staarde blind voorbij hun barokke rompwendingen in het glazuren blauw van den winterhemel. Beneden daalden er trappen, lange vluchten, half cirkelvormig, en zoo breed, dat zij op een sein een volledige slaglinie van grenadiers in groot ornaat om den hoek van het paleis had kunnen doen verschijnen en ze bestijgen. Trappen, poorten, tuinhuizen, geweldige marmeren ara-' besken, die .een vorm hadden aan genomen, welke de verbeelding en de nuttigheidszin van een vervlogen ge slacht korten tijd hadden gediend. En tusschen dit grootsch ornament van steen lag de sneeuw, vlekkeloos en alleen door tallooze hiëroglyphen van dunne vogelpooten geteekend. Maar Alessandra zag in gedachten dit alles onder een zachtrooden zomeravond; uit de hooge open ramen speelde men Scarlatti of Rameau; er wandelden paren langs de gebeeldhouwde ter rassen, er werd gefluisterd; voor haar uit liep een baron Morovicki; hij heette Cyril; en de vrouw, die hij onder de rozen en kamperfoelie trok, had haar gelaatstrekken .... Het was te ver weg, te lang over leefd. Van deze pracht restte hier weinig; de jaren hadden de grenzen tusschen natuur en onnatuur reeds lang vervaagd; en nu was de sneeuw gekomen en had bouwwerken en boomen en paviljoens in eenzelfde licht gipsen afgietsel van werkelijk heid herschapen. En baron Cyril Morovicki... . ook hij was niet meer als indertijd; hij was revolutionnair ge worden en negeerde zijn titel, zooals hij ook de doodgewone pianiste negeerde, die met haar vader in een volkswijk^was blijven wonen en dwaze droomen koesterde. ... De .waterwerken, waar ze langs ging, lagen stil en be vroren. Boven de groote ovale bekkens zweefden na jaden op een rank been, halsbrekend en ten hemel strevend; de saters daar onder, fgeil en lachend, trokken hen neer naar de aarde, wilden hen terugdwingen in het graniet. tap Langs rustieke perken glooiden -? paden af naar de fonteinen. Het gebladerte maakte een zwakken indruk, of er werkelijk water stroomde. De kleine vijver was ver steend. Vroeger za.g men hier de water planten, doodstil ademend, lang gerekt. Een enkele visch met donkere vinnen zwom tusschen varens en wier. Maar alles was verdwenen. Langzamer liep ze; het gaan door Theuti de Vries Teekening J. F. Doeve deze zware vachten sneeuw was ver moeiendDaar kwam het domein van den heiligen Hubertus: ze herkende het bijna met aandoening. Hoe lang zou het geleden zijn, dat zij ze had gezien, het steigerend hert, de everzwijnen die met monsterachtige koppen in den bodem wroetten, de honden die op waarts ijlden uit de steen, den middeleeuwschen jager, die den horen triom fantelijk stak. . . . ? Ze keek op, toen het zachte ronken van een motor naderde. Belachelijk: een modern vervoermiddel in deze legendarische omgeving. Achter het hek stopte een groote grijze limousine. Alessandra draalde even, op den drempel van den droom tusschen ver leden en heden. Dan klopte haar hart angstiger en sneller. Een chauffeur in groene livrei sprong uit den wagen, opende het achterste portier, en Alessandra zag den staatsraad uit stappen, Kastovjew in eigen persoon ! Een .moment zochten haar oogen den omtrek af. Er was geen sterveling te bekennen. Hij moest voor haar hebbe» stil gehouden. Ja, hij herkende haar, nam zijn hoed af, en kwam met zijn misleidenden glimlach naar het hek. De weerzinwekkende.... Ze kon geen woord bedenken, voelde zich Het corporatieve gezin Op zekeren avond legde Pa zijn krant gewichtig neer en sprak: hoe 'k de familiekring ook hartelijk waardeer, toch meen ik dat 'k de wrakke plek. tenslotte heb gevonden: dit huis wordt langzaam ondermijnd, vergiftigd en ontbonden. .. . Gunst man, hoe vreeselijk riep Ma. .. . zou 't fundament vergaan. . . . ? En alle kinderen staarden Pa met groote oogen aan. Toen legde hij zijn brillen af en schudde droef van neen. Het is de innerlijke geest, zei vader, die ik meen. Geen mensch is hier de baas in huis. Geen mensch is oppermachtig. En daardoor zijn we ook naar buiten niet voldoende krachtig. En daarom riep hij (ieder schrok van 't onverwachte vuur) verklaar ik van dit oogenblik in huis de dictatuur. Heil Pa... . riep dadelijk kleine Piet en stak zijn hand omhoog. Ha, fijn. . . . riep Coba maar haar kleur verraadde dat ze loog. Vanaf vandaag, riep Pa bezield, wordt onze eer verdedigd. . . . Geen rekeningenlooper die jou, vrouw, voortaan beleedigt. Zoo werd het gansche huisgezin, naar de eischen van den tijd corporatief door Pa tot schrik va.n heel de buurt geleid. Wij zijn het beste huisgezin dat er in 't land bestaat riep Pietje fier en zelfbewust naar vriendjes op de straat. Als Coba bij den bakker op den hoek het brood moest halen. dan zei ze, vriend, mijn vader zal jou later wel betalen. De grammofoon werd heel den dag voor 't open raam gedraaid en 't huis werd, tot de keuken toe, met vlaggedoek verfraaid. Men zong en juichte heel den dag en schreeuwde voor en na, nog nimmer waren wij zoo sterk en blij-vereend. .. . Heil Pa... . Maar de eerlijkheid gebiedt om hier van 't feit nog te gewagen dat ieder die niet juichte en zong door vader werd geslagen. Toen Coba bij de buren zei: soms erger ik me dood sloot Pa haar in den kelder op met niets dan een stuk brood. Opdat de heele buurt zou zien hoe eensgezind men was. schreef vader een verkiezing uit. Kn 't resultaat was kras. Ma, Pietje, Coba en de meid verklaarden dat het ...Ta," was. (omdat het heele huisgezin verschrikkelijk bang voor Pa was) Pa dankte hen ontroerd en zei: ik ga u verdei' voor. . . . O God. .. . riep Ma toen huilerig. . . . Hij gaat er nog mee door. . Hoe 't verder afgelooperi is met 't corporatief gezin, kan 'k u helaas niet zeggen want ik laat me er niet mee in. Ik wil hun binnenlandsch beleid niet met critiok verstoren, maar in de buurt kunt u ze eiken avond zingen hooren. Wat wil u. . . . ? ze zijn baas in huis. Maar ieder in de straal praat van een kruik, die barst zoolang zoo'n ding te water gaat MELIS STOKE onveilig en bedreigd. Maar ze kon hem niet negeeren, moest hem wel tege moet loopen, ook lachen, de hand schudden, nu hij zulke groote aan stalten maakte. f|||| Hij was door de ijzeren poort ge komen en waadde naar haar toe. Hij was een tikje te exuberant in zijn ijver, ook al remde hij zich waar schijnlijk nog door de aanwezigheid van den chauffeur en de terughou dendheid van zijn positie. Ze verfoeide deze gemaniereerde hartelijkheid, al was ze blij, dat zijn stroom van be tuigingen, hoe aangenaam hem het toeval der ontmoeting was, de moeite bespaarde naar een antwoord te moeten zoeken, dat een afweer was tegelijk. Nu zweeg ze: het had het zelfde effect. Hij dwong haar vrijwel, met hem in de auto te stappen. Het was een luxewagen, met kussens, waar men diep in wegzonk, een mollig nest. De staatsraad plooide behoedzaam de plaid om haar knieën. Hij was niet brutaal en zijn attentie oogenschijnlijk zonder bijbedoelingen. Maar Alessan dra kende hem; zij was op haar hoede. Ze wist van haar revolutionnaire vrienden alles, wat dezen man betrof. Ze wist, wat hij van haar verlangde, en dacht er een oogwenk aan, wat de agitator haar had opgedragen.... Ze moest niet afdwalen, luisteren naar de gesprekken van dezen glimlachenden elegant, wiens oogen heimelijk vorschten, zonder dat het eigenlijk opviel; iets, misschien nog vernederender dan de brutale blikken van wel gevallen, die Alessandra van de mannen gewoon was. De groote diamant aan Rastovjews eene niet gehandschoende hand schit terde telkens als er een helle koele baan zonlicht door het portier naar binnen viel. De politieminister was goed ge parfumeerd en zijn elegantie niet overdreven fatterig. Alessandra keek naar hem en stelde vast, dat zij onder andere omstandigheden de ontmoeting misschien zou hebben gewaardeerd. Plotseling haatte zij zichzelf; waaraan dacht ze eigenlijk? Klein en verachte lijk was het, wat ze deed. Dit was nu het oogenblik, waarop het comitéhad gewacht, waarop Lucka altijd zinspeelde, als hij haar goed succes toewenschte in het hol van den leeuw". Wanneer Wladimir haar nu kon zien, genesteld in de auto kussens, naast het zoozeer gevreesde roofdier, zou hij wellicht loopen te zingen op zijn kale zolderkamer. Zij had het geluk", waarop ze bij haar vorig onderhoud met den agitator had gedoeld Alessandra verachtte zichzelf uit den grond van haar hart. Deze vreemdeling, met de gouden tanden en lange witte beringde vin gers, moest zij hem, met haar charmes als inzet. .. . ? De hand met den ring. Ze zou niet willen, dat ze haar ooit aanraakte. Ze zou niet dulden, dat deze groote tijger met zijn troebele oogen haar in zijn armen nam. Ze kon zelfs de gedachte aan zijn lichamelijk heid niet verdragen. En toch, ze had het Lucka beloofd. Hield ze dan niet meer van haar kameraden, van de groote zaak? Onzin. Als ze aan haar vader dacht, aan alle' vrienden, wist ze, dat ze nooit te veel kon doen, dat er nooit genoeg vergolden kon worden. Maar er was die andere; diep in haar be wustzijn. . . . Ze schrok. De verzorgde witte hand raakte even haar knie; het was niets; hij maakte haar ergens opmerkzaam op. Hij sprak over de schoonheid van de bosschen in den winter. Ze ver zamelde haar gedachten met alle ?zelt'beheersching, die ze tot haar be schikking had. Ze hadden lang ge toerd. Het werd nu snel donker, alsof

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl