Historisch Archief 1877-1940
premières
Henrik Scholte
'
M '
f.
ft
Zes dagen en vier minuten.
Deze week heb ik mijn langste en mijn kortste
première beleefd en zij staan met elkaar in verband.
De langste duurde de heele week. Zoo vaak als ik
er was, zag ik dertien jongens fietsen zoo hard als
ze konden rondom een soort badkuip, waar ik
middenin stond. Als ik 's morgens wakker werd,
dacht ik aan ze, en ze fietsten nog maar aldoor.
's Middags vier uur, als ik in den motregen op den
Dam liep, deden ze een sprint, 's Avonds als ik er
net niet was of in de vermaaksafdeeling van het
«norme gebouw aan een zenuwententje met even
automatisch ronddraaiende vliegmachinetjes een
pluchen hondje stond te verdienen, vielen ze over
elkaar heen. Dat was hun eenige pleisterplaats op
deze lange route waarvan mijn beroemde collega,
de tooneelcriticus Alfred Polgar, even. mal op een
Zesdaagsche als ik, al constateerde,'dat zij zich
kenmerkte door een volmaakt gemis aan afwisse
lend natuurschoon. Ik kon niet altijd uitrekenen
of den Pijn nu een ronde voor was op den Bras of
omgekeerd, en het scheen mij toch al een flinke
prestatie .toe om op een afstand als van hier naar
Azië-en-terug maar 'n twintig meter later te
*niveeren. In geval zij een brief hadden moeten
?Wegbrengen, had men immers evengoed den een
«ds den ander kunnen nemen. En daar ik ook niet
?altijd precies wist of er om een paar doozen chocola
(die toch later aan een ziekenhuis gegeven werden)
een eerlijke sprint of in combine gereden werd,
dacht ik, met een volkomen gemis aan
Zesdaagschepaychologie, aan wat deze wereldreizigers in
K.A.I.focmaat nu wel zouden denken. Waaraan denkt
eigenlijk een Zesdaagsche-renner, laat ons zeggen:
op den middag van den vierden dag, toen den Pijn
misschien net zijn lö.OOObte ronde schiep, waarvan
hij nog niet eens kon zien of die wel goed was ? Denkt
hij eraan hoeveel halfzachte eieren hij om halfvijf
zal eten of sluit hij met zichzelf een weddenschap
<rf dat kale mannetje aan de. balustrade nog drie
of nog vier partjes van zijn sinaasappel over zal
bobben als er weer een ronde afgelegd is? Denkt
hij misschien: nou zal ik weer eens net over dat
irriteerende bloedvlekje van den Bras bij het
38ste paaltje van de baan rijden, dat is me nu al
487 maal mislukt ? Denkt hij aan wat er deze week
bij Tuschinski gaat en of het geprolongeerd zou
?worden, zoodat hij het ook kan zien? Weet hij
?eigenlijk hoe laat het is en welke dag, weet hij of ,
het buiten regent of dat er misschien oorlog uitge
broken is intusschen, weet hij nog wel of hij nog
rijdt of dat er maar door iets in hem gereden wordt,
omdat de anderen ook rijden en dus niet mogen
winnen?
Ik begin te begrijpen, waarom juist menschen
van het tooneel ? Georg Kaiser en Alfred Polgar
niet alleen zich, eiken nacht van die zes, een
paar uur plegen af te zonderen in dat'
rariteitencabinet, waar men blijkbaar gek kan doen zonder
het zelf nochtans te worden, en waarom overal
over den rand onze bekendste acteurs, die het nog
kunnen betalen of anders invloedrijke connecties
in de vrijkaarten-branche hebben, met zulke
gespannen gezichten den omlooptijd van
dezedertien menschelijke Straperlo-ballen volgen. De
emotie van elk spel verlangt logisch naar het
record en elk record is een maximale verkrachting
van het gewone. De emotie van een Zesdaagsche
beteekent het op elk willekeurig oogenblik op
roepen van den wenschdroom van het absurde,
waartoe het verlangen in elk van ons leeft. De
mogelijkheid daartoe maakt den meosch op zulke
oogenblikken rijker aan spanningen. Hij leeft a
oütrance.
De spanningen van het gewone tooneel duren
ten hoogste drie uur. Te lang of niet lang genoeg
vóór een zweem van record. De mensch geeft zich
zoo gauw niet gewonnen, of anders heeft hij zich
reeds gewonnen gegeven voor hij het weet en
betreurt het uitstel van spanningen, die te normaal
verdeeld zijn om tot een climax te voeren. Het is
geen wonder, dat de dramatische gevoeligheid van
toppunten leeft en het gewone" tooneel dat is
drie bedrijven met een pauze bevredigt in dien
zin maar in de zeldzaamste gevallen.
* *
*
Bij de kortste première had ik mij gewonnen
gegeven voor ik het zelf wist en het gebeurde door
een tweetal zeemansliederen van Dora Gerson in
het Ping-Pong Cabaret in het Leidscheplein
Theater. Er zijn deze week drie cabarets in onze
stad geopend en zij behooren eigenlijk alle drie tot
de betere klasse der neringdoenden rondom de
Zesdaagsche. Het is de hors d'oeuvre van den
vooravond en het leeft in tegengestelde
recordneiging van dezelfde emoties. Ik heb het opge
meten: een levenslied duurt gemiddeld vier minuten
en een dans drie. Doch men houde voor oogen, dat
ook een aardbeving niet langer duurt en dat een
kort lied in zijn recordsynthese van leven in den
dramatisch gevoeligen mensch evenveel
bouleverseeren kan als zes dagen heksenketel, welke overi
gens meer met Noach's natuur-sensaties verwant is.
* , *
Rondom Dora Gerson is het echter stil. Op het
tooneel staat een groote vrouw. Zij kijkt het publiek
recht in de oogen en toch schijnt het publiek voor
haar niet te bestaan. Zij zingt met een groote en
dragende stem een lied, dat van tekst en muziek
reeds breed, en rijk door een wonderbaarlijk
gespannen voordracht, door een wereld van erva
ringen, samengedrongen in een enkel wijs en breed
gebaar, zichzelf loszingt en horizonten opent. Zij
zingt haar Seemanschoral", dat ook Ernst Busch
gezongen heeft. Bij Dora Gerson wordt het echter
een waarlijke koraalzang, een zwalken van booten,
kruislings over de havens dezer aarde, een groot
hard lied van menschen van dezen tijd. Zij zingt
daarna de ballade van den scheepsjongen; een
ballade van bravour en jeugd, waarin men het
raffinement van de voordracht nauwelijks merkt,
zoo trillend ligt het leven hier op de palm van een
hand, zoozeer leeft en voelt men leed en vreugde in
woorden, die het allereenvoudigste nieuw en
heerlijk schijnen aan te raken.
Dora Gerson zingt een repertoire, dat nog zeld
zaam is tusschen de vele half gelukte
levensliederen" van andere zangeressen. Zij zingt het beste
van Kurt Weill, Kurt Grabowsky en Kurt Bry,
drie verdreven Duitschers, die mér gemeen hebben
dan alleen den voornaam. Zij zingt het op een
wijze, die haar naast de allereersten van haar vak
plaatst. De besten van Frankrijk zijn toevallig het
laatste jaar hier geweest, maar ik heb Marie
Dubas en Lucienne Boyer niet beter gehoord.
Héritza, met haar stille praten als uit de kamer
daarnaast, was stellig zwakker en alleen. Lys Gauty,
die thans eindelijk te Parijs haar triomfen viert
nadat zij hier tweemaal maar door enkelen (maar
dan hoe !) gewaardeerd werd, plaatst zich aan haar
zijde. Evenals bij Lys Gauty merkt men bij Dora
Gerson de herkomst van het tooneel, met dit ver
schil, dat Dora Gerson werkelijk een lied zingt,
breed, groot en voluit zingt, en haar volle drama
tische spanning legt in het accent van een woord,
in een blik van haar oogen en een smartelijken
glimlach van haar mond. Gespeeld wordt dit lied
gelukkig niet, het wordt echter geleefd in het
woord en ten volle.
Er was trouwens in dit programma van het
Ping-Pong Cabaret dat ver boven de beide
eersten, waarmee het zich een half jaar geleden
introduceerde, uitstak meer, dat lang als een
oogenblik van prachtige spanning in herinnering
zal blijven: een paar scherp en modern voorge
dragen circusliederen van Friedrich Hollander,
door Irmgard Andersen en Eva Boehm, een vlij
mend geziene Jungfrau"-dans van Lotte Goslar,
die evenals destijds Valeska Gert de cynische
plastiek ook in haar groteske, masker-achtige
grime niet schuwt en wonderlijke effecten bereikt,
al wint hier de pantomime het van den eigenlijken
dans.
Louis Davids geeft daarnaast in het Centraal
Theater een charmant cabaret in het beproefde
Scheveningsche genre, met als hoogtepunten zijn
conférence, een paar nieuwe Jordaanliederen, die
het echter bij den op de Zesdaagsche tot waanzin
toe door het publiek doodgeblèrde Olieman" toch
niet halen, en vooral aan het slot de ver
schijning van de Harmony Kings, zonderlinge
Drie Koningen, alle drie in de gedaante van den
donkersten Melchior, maar een serie negerliederen
zingend met zooveel geladen expressie, dat het
publiek zich willig in uitersten laat meeslepen: van
het stille, sonore gebed van een spiritual, voorge
dragen met het onnavolgbare melos" van den
vibreerenden predikerstem, tot de uitgelatenste
dwaasheden van den hot-jazz. Het derde cabaret
Dora Gerson
ter stede, in de schemerduistere achterzaal van
Trianon, moet nog wat op temperatuur komen,
wat deels wel aan de prestaties en vooral ook aan
den conférencier zal liggen, deels echter ook aan
het publiek, dat aan den draai van een
Franschgetint wijnrood cafénaar een onstuimig en brui
send centrum der kleinkunst nog moet wennen,
hoe voortreffelijk ook de idee om juist hier een
cabaret te beginnen, geweest is.
Eén wensch komt intusschen uit dezen
plotselingen overdaad van cabaretkunst wel naar voren:
dat de verzorging daarvan niet tot het vergankelijk
amusement" tijdens de Zesdaagsche beperkt
moge blijven ! Amsterdam heeft een goed cabaret
broodnoodig. Niet alleen en misschien niet in de
eerste plaats voor den uitgaanden" man, die
tusschen een paar dansen welwillend een half oog
heeft voor een soubrette of balalaïka-virtuoos. Maar
juist een cabaret in dien litterair-dramatischen
stijl, waarvoor ook onze eigen tooneelspelers zich
niet zouden schuwen: een cabaret als in alle groote
steden uit den tooneelspelersstand voortkwam, in
Moskou uit Stanislawski, in Berlijn uit Beinhardt,
evenals destijds het heele cabaret-genre uit
Antoinc's spelers van het naturalistische repertoire.
Het dramatisch realisme van dezen tijd, de directe
weerklank van een bewogen leven, vraagt om een
cabaret, op het gevaar af dat het een virtuozendom
in den tooneelspeler zou kweeken. De
Nederlandsche tooneelspeler zou echter een klein weinig
virtuositeit evengoed kunnen gebruiken als tegen
woordig geen danseres zich meer voor ballettech
niek schaamt en geen dichter een onsterfelijk vers
schrijft zonder zijn letteroefeningen en rijmprenten
te verloochenen. Wij hebben hier voorstellingen
gehad, waarbij het gebrek aan veelzijdigheid en
vooral aan technische prestatie van onze acteurs te
duidelijk aan het licht trad (?Drei Groschen Oper"
b.v., de Wunderbar" en Bobby huilt"). Soort
gelijke voorstellingen van Fritz von Unruh's
Phaea"enSacha Guitry's L'Illusioniste", waarbij
van Duitsche en Fransche acteurs een behoorlijke
dosis virtuositeit" gevraagd werd, staan bij ons
thans voor de deur. En het zou mij verwonderen
als het publiek niet het rhapsodische element van
korte, geladen spanningen, va.n cabaret in den
waren zin des woords, wellicht dankbaarder zou
ontvangen dan tooneelspel in de hooge regionen
der uiteengerafelde emoties. In Berlijn bloeide
tot voor kort het cabaret der acteurs, in Parijs
bloeit het thans zuiverder dan ooit. Moet Amster
dam, te lang reeds verstoken van deze divertisse
menten van het groote programma, in dezen ach
terblijven? Kunnen wij het dan niet?
Onze collectie geschenken is gereed.
Wanneer mogen wij U verwachten?
Kronen, kaplampen, schemerlampen
JASPERS
CEINTUURBAAN 308
AMSTERDAM. TEL. 21OO6
'