Historisch Archief 1877-1940
De Qroene Amsterdammer van 26 November 1938
No. 2947
Papier vrees
Melis Stokt
T*eekenln£cen Harmaen van Beek
ut,
Aldus sprak Dr. Warhooft
In groot vertrouwen, en om volkomen eerlijk te
zijn?aldus sprak dr. Warhooft, moet ik u zeggen,
dat het papieren geld geen bekoring voor mij heeft.
Aangezien ik niet van zins was hem een bankbiljet
' te schenken, nam ik deze mededeeling voor kennis- ?
geving aan. ?
De doctor wilde het daarbij echter niet laten, en
hardnekkig ging hij voort:
Alles wat wij den laatsten tijd te zien en te
hooren krijgen geeft mij den indruk, dat we met ons
papieren geld geheel afhankelijk zijn van een aan
tal mannen die mij niet persoonlijk bekend zijn.
Neem nu Roosevelt. Wat doet hij? Hij gaat zijn
verplichtingen betalen in papieren geld, dat hij
voor die gelegenheid laat drukken. Zoo kan ik
' ook van mijn schulden afkomen. Een dwaas wie
dat papier accepteert.
Maar waarde heer, zeide ik, dat moge dan waar
zijn voor sommige landen, hier in Nederland, waar
wij geen muntvervalschers zijn behoeft ge ook niet
bang te zijn dat men uw geldpapier niet zal hono
reeren.
Hij schudde het hoofd en herhaalde: Men....
men.... wie is die men?.... Ik neem gaarne aan,
dat u daarmee honorabele mannen bedoelt, maar
zullen ook die mannen in staat blijken datgene te
doen wat hun plichtsgevoel hun voorschrijft.... ?
Hoeveel bedrijven en ondernemingen zijn niet,
alle goede voornemens hunner leiders ten spijt, ten
onder gegaan.... ? Neen, neen ik heb er geen ver
trouwen meer in.
Laat ik u zeggen, merkte ik op, dat uwe bezwa
ren u zeker moeilijkheden bezorgen zullen.
Moeilijkheden.... ? zeide dr. Warhooft....
moeilijkheden ? Maar waarde heer, dat is veel,
te zacht uitgedrukt. Mijn weerzin tegen papieren
geld stelt mij om zoo te zeggen buiten het Verkeer.
Want met bankbiljetten alleen heeft men niet te
maken. Er zijn nog allerlei papieren djie men in
goed vertrouwen moet aannemen. Bijvoorbeeld de
postzegels. U kent die natuurlijk. Welnu, dat zijn
waardelooze vodjes gegomd papier. Een postzegel
is in wezen een soort bon waartegenover en waarbij
de overheid zich verplicht zekere diensten te be
wijzen. Een postzegel-aankoop is dan ook in feite
de aankoop van de belofte der overheid, dat zij
middels het staatsbedrijf den houder van het stuk
zekere prestaties schuldig is, in casu het transpor
teeren van zijn brief. In het een en ander ligt naar
mijn opinie een vrij brutale eisch tot vooruitbeta
ling van alsnog te presteeren arbeid besloten.
Onlangs vervoegde ik mij aan een postkantoor
met iet verzoek een brief voor mij te willen ver
zenden.
Dan moet u aan het volgende loket een postzegel
koopen, zeide mij de beambte die voor mijn belas
tinggeld werk verricht.
Mejuffrouw, zeide'ik, de staat ontneemt mij een
deel van het loon van mijn arbeid teneinde u daar
mee in de gelegenheid te stellen u te voeden en te
kleeden. Nu wend ik mij tot u met een verzoek en
uw eenig antwoord aan uwen weldoener is een
eisch tot vooruitbetaling van arbeid dien ge, in
mijn dienst, nog niet eens gepresteerd hebt.
'' Vooruit, zei de juffrouw. Ik heb geen tijd voor
die praatjes.
Ik beheerschte mij en zeide: Welke garantie kunt
u mij geven, dat de diensten, die ik u opdraag en
betaal en waarvoor ge mij een recu afgeeft, inder
daad zullen worden gepresteerd? Wie zegt me dat
uwe geheele organisatie niet straks ten gronde
gaat.... ? Dan zit ik met een waardeloos recu en
mijn geld is weggegooid.... Zoudt u zelf gaarne
het loon voor uw werk afstaan tegen een belofte?
Welke beloften worden tegenwoordig niet ge
schonden. ... ?
Het resultaat is geweest, dat men mij terzijde
duwde teneinde een werkloozen dus
niet-produceerenden man de kosten voor levensonderhoud
uit te betalen die een deel vormden van mijn mij
door de regeering als belasting ontnomen loon.
Een ander voorbeeld. Dezer dagen wenschte ik
mij naar een andere stad te begeven. Aan het
statiónsloket waar ik mijn voornemen kenbaar maak
te wilde men mij een waardeloos stukje carton
aanbieden in ruil voor een muntstuk met zekere,
zij het dan ook niet hooge intrinsieke waarde.
Mejuffrouw, zeide ik, u en ik weten helaas bei
den maar al te goed hoe miserabel het tegenwoor
dig met de transportbedrijven staat. Het uwe niet
uitgezonderd. Ik zelf die een deel van mijn arbeids
loon geregeld afsta teneinde uw exploitatie verlies
te dekken zou dus, op volkomen losse beweringen
uwerzijds dat de trein inderdaad zal vertrekken en
mij overbrengen, dit muntstuk moeten geven in
ruil voor uw stukje carton. . . . ? Ik denk er niet
aan.
Dan aan het volgende loket
Hebt ge dan niet de Staatsbegrooting
gelezen ?
Opschieten, zeiden de menschen achter mij..
de trein vertrekt dadelijk. Ik verbaasde mij over
het klaarblijkelijk grenzenloos vertrouwen van deze
eenvoudige lieden in de soliditeit der spoorwegen.
Maar beste menschen, zeide ik, mij tot de file
wendend. Hebt ge dan niet de Staatsbegrooting
gelezen. . ? Hebt ge dan niet gezien met welke ver
liezen de onderneming werkt die den moed heeft
u en mij hier vooruitbetaling te vragen van pres
taties die wellicht en naar nog zeer te bezien staat,
geleverd zullen worden. . . . ?
Ik wensch, zeide ik, aan het einde van de
reis te betalen en onder conditie dat alles naar
wensch zal verloopen en naar mijne bedoelingen.
En wij wenschen, riepen de menschen, dat die
halve gare zal doorloopen.
Vooruit nu maar, suste een mijnheer die
voorbij kwam en een abonnementskaart in de hand
hield. ... ik reis eiken dag. . . . Het gaat best.
Mijnheer, zeide ik, u bent een man van goed
vertrouwen. Wat u daar in de hand houdt is het
kwijtingsbewijs voor beloften die ge u voor een
goed deel van de belooning van een maand arbeid
hebt verworven. En nog wel een belofte die over
vele maanden loopt.
Wat doet ge in het particuliere leven.. . . ?
Als ik u, terwijl ge weet, dat het mij in zaken
ellenVAN GOEDEN
HUIZE
zijn de bekende
PYRAMID
ZAKDOEKEN
FABRIKAAT TOOTAt
Dc zakdoek met cachet
voor Dames en Heeren.
Steeds een welkom en pret
tig cadeau voor oud.en jong
CEO. HANDELSM.
l OP EIKEN ZAKDOEK
Spreektaal
Ik las uw artikel, acteur en critiek" en wensch
u even hierop te antwoorden, teneinde eenige
dingen recht te zetten.
Het motief van mijn handelwijze was, hoe para
doxaal het misschien moge klinken, altruïstisch.
Ik was hier zeer terecht gebelgd over de smerige
wijze waarop een heele groep van menschen in
figuurlijken zin afgemaakt werden. Waarom juist
de critiek van mij de meeste ergernis baarde,
had, behalve dan het feit dat deze inderdaad het
kleineerendste gesteld was, nog een andere reden.
Ten eerste is L. zelf acteur geweest en beschikt
zelf inderdaad over eenige lieve spraakgebreken.
Zonder eenige overdrijving kan men zeggen dat
hij krom praat. Ten tweede zou men een dergelijke
wijze van schrijven van een socialistisch" criticus
zeker niet mogen verwachten. Iets wat ik hem
toentertijd ook toevoegde, doch waarover in de
behandeling van de zaak heen gekeken is. De
criticus mag toch m.i. niet uit het oog verliezen
dat hij den acteur nog in iets anders tast dan in zijn
eergevoel en dat is zijn broodwinning. De acteur
moet bestaan bij de gratie van het publiek, echter
niet bij de gratie van den criticus. Het oordeel
van de andere getuigen lijkt mij in deze minstens
zoo belangrijk als het oordeel van den criticus
zelf, vooropgesteld dat dit dan heelemaal
eerlijk en onbevooroordeeld is. Was dit stuk niet
op een dusdanige wijze afgeslacht" (om met uw
eigen woorden te spreken) zoo hadden wij er
hoogstwaarschijnlijk nog diverse openluchtspelen
mee kunnen bezetten, iets wat weer aan vele
acteurs, musici en figuranten een tijdelijke, toch
reeds magere boterham had kunnen verschaffen.
Mij ontbreekt de plaatsruimte hier verder op
uw artikel in te gaan. Uw zienswijze omtrent de
psyche van den acteur in het algemeen lijkt mij
onjuist. Men zou den acteurs eerder te groote
tamheid als te groote opstandigheid kunnen ver
wijten. En de enkele opstandige onder hen heeft
het heel zwaar te verantwoorden.
FERDINAND ERFMANN
dig gaat, verzoek mij een maand loon te betalen
tegen mijn schriftelijk bewijs dat ik u eiken morgen
naar kantoor zal dragen, zoudt ge dat dan doen?
Ik zou ziek kunnen zijn of verkouden of sterven
en in elk geval niet bij machte of in de gelegenheid
om u op mijn schouders te nemen.. . .
De mijnheer was al verdwenen onder het
mompelen van een verwensching.
Het kan zijn dat ik een pessimist ben, besloot
doctor Warhooft, maar in papier heb ik geen ver
trouwen meer.
Wat u betreft, voegde hij er aan toe, ben ik er
van overtuigd, dat ge door het beroep van schrijver
te kiezen verstandig hebt gehandeld. Gij ruilt im
mers papier tegen papier. . . . ? Dat is in deze tijden
wellicht het veiligste en het eenige economisch ver
dedigbare