Historisch Archief 1877-1940
jpft .
6,.
t
tl.
f
!H '
Een reclame'film
Bioscopy L. J. Jordaan
Wasch gemakkelijk - wasch voordeelig!"
Onder dezen merkwaardigen en ongetwijfeld
?weinig sentimenteelen of romantischen titel,
lanceerde een groote handelsonderneming een
xeclamef Urn, ? die men althans wat de lengte
betreft ??het praedicaat groot" evenmin mag
?onthouden. Ruim 3500 M. bedrukt celluloid, plus een
scenarist, plus een staf van beroepsacteurs te
requijreeren om het publiek te doordringen van de
beteeJcenis van een waschmiddel.... het is geen kleinig
heid !
Laat ons dan ook in de eerste plaats vaststellen,
?dat de man, die in deze benarde tijden een be
scheiden industrie als de Nederlandsche film
productie met een dergelijke opdracht verrijkte,
«en Adelaar a l'instar van Roosevelt, ten volle
verdient. Het zou een formeele opleving in de
nationale kino-bedrijvigheid beteekenen wanneer
«lit voorbeeld werd nagevolgd en ons de mérites
-van gummi-overschoenen, margarine en
noricoijschocolade eveneens in pakkende drama's van
Tuim twee uur lengte werd aangetoond. Op
voor-waarde dan, dat wij ze niet behoefden te zien.
Want helaas, menjkan onmogelijk beweren, dat
?dit moedige en origineele experiment werd beloond
met het succes, dat het (naast den bewusten
Adelaar) zoo van harte ware gegund. De eerste
uitroep, dien men na het doorstaan van
dezewaschLau Ezerman en Aletta van. Lier
tragedie niet kan weerhouden is: Wat een zonde !..
Wat een zonde van het weggesmeten geld, van
liet weggesmeten celluloid en van de weggesmeten
technische prestatie I" Het met zoo royale hand
verstrekte geld (men fluisterde in de oouloirs
-van niet minder dan een ton) waaruit minstens
?drie .films van normale lengte en normale belang
rijkheid hadden kunnen ontstaan, gaf het aanschijn
aan een product dat door zijn verbijsterende
?verveling en onbeschaamde breedsprakigheid den
anatieksten waschadept tot wanhoop moet bren
gen.
Het begin is verrassend goed* en doet het beste
verwachten. In een soort laboratorium geeft de
acteur Nico de Jong in een witte stofjas college
over zindelijkheid in het algemeen en het belang
van een goed ^reinigingsmiddel in het bijzonder.
De heele opname van deze scène zit technisch
uitstekend in elkaar: een boeiende afwisseling
van spreker en ingesneden beelden houden de
belangstelling gaande en hoewel de genius locii
van Neu-Babelsberg duidelijk merkbaar is, zet
men zich op zijn gemak om te zien waar de ge
schiedenis met haar waschpoeder-thema heen wil.
"Vervolgens maken wij kennis met een professor,
die een debat begint niet zijn werkster over de
relatieve verdiensten van de waschmethoden der
menschheid door de eeuwen heen... . een situatie,
?die lichtelijk ongewoon aiag heeten, doch door
?de verschijning van Lau Kzerman gered wordt.
Daarna zien wij derizelfden professor op het
Kembrandtplein een kleintje koffie nuttigen en een
kennis abordeeren, die directeur of scheikundig
chef of iets dergelijks van een waschmiddel-fabriek
blijkt te wezen.
Deze kennis is de heer Clinge Doorenbos en
wanneer ook hij op het waschmiddel-thema door
gaat begint ons het vage vermoeden te bekruipen,
dat wij noch hem, noch het waschpoeder
voorloopig kwijt zullen raken.... hetgeen een min
of meer benauwend vooruitzicht mag heeten,
gezien het feit dat wij van de^ twee-en-een-half
uur ternauwernood een kwartier uitgezeten hebben.
Maar het ergste moet nóg beginnen: men loodst
ons listiglijk de fabriek binnen, met den
rampzaligen professor en diens ega en laat ons niet
weer los voor het bittere en kleurige einde. Terwijl
de professor en de directeur zich afzonderen, om
gezamenlijk wasch-technische problemen met be
hulp van een schoolbord e*n wit krijt op te lossen,
blijft mevrouw achter in het bioscoopzaaltje van
de fabriek. De propagandiste der onderneming,
in de resolute en merkwaardig zekere gestalte
van Mien Kerckhoven-^Kling, komt naast de
ongelukkige dame zitten teneinde haar de te
vertoonen film nader uit te'leggen.
Dan is de ure der beproeving aangebroken en
vangt een demonstratie aan van zulk een fol
terende verveling, als wij nog maar zelden op het
projectiedoek hebben gezien. Het tooneel verbeeldt
een badkamer ? een kraakzindelijke, maar ietwat
benauwde ruimte die langzamerhand het karakter
van een gevangeniscel begint aan te nemen. Want
men heeft ons nu eenmaal opgesloten en laat ons
niet meer los, voor wij de geheele handeling binnen
deze enge vier muren hebben doorgemaakt. En
welk een handeling ! Een jong mevrouwtje heeft
zich in een zwak oogenblik door de propagandiste,
Mien Kerckhoven, laten Verleiden haar het ge
bruik en het effect van het waschmiddel te doen
demonstreeren, met het resultaat dat ons letterlijk
niets bespaard blijft. Stuk voor stuk zien wij de
heele vuile wasch van een middelmatig burgerlijk
huisgezin van een teil in een ketel, van een ketel
in een emmer en van een emmer in de badkuip
verhuizen.
Bij alle items krijgen wij. uitvoerige technische
referaten over het te behandelen goed en wij weten
niet, wie het meest te beklagen is: het arme me
vrouwtje, dat met schaapachtige verlegenheid
haar lingerie hoort becommentarieereri, of onszelf
die waarachtig niet weten, waaraan wij dat alles
verdiend hebben. Het wordt een obsessie, die den
gulden regel van het II faut la ver son linge sale
en familie" met voeten treedt en met hartstochtelijk
verlangen zien wij uit naar de krachtdadige in
terventie van een Laurel en Hardy om door een
opgewekt smijt- en waterballet aan de kwelling
een einde te maken. Wij zien slechts Clinge Dooren
bos, die met honderd pond nadruk op ieder woord,
verhandelingen houdt voor de variatie ditmaal
over het waschpoeder.... en dan is het pauze.
Wanneer wij gesterkt terugkomen, worden wij
onthaald op een kleurenfilm, behandelende de
kwaliteiten van het waschpoeder. Nu ten huize
van den professor, dien wij echter jammer genoeg
niet meer te zien krijgen. In spanning ervaren .
wij hoe in de zakken van een jumper zachte lapjes
worden gedaan en een trui met bekwaamheid kan
worden gestreken.... het discours loopt inmiddels
over het waschpoeder. Tenslotte verplaatst men
ons naar het propaganda-bureau der fabriek en
onderhoudt Paul Hut' ons door een treffende
peroratie over de veelzijdige toepassing van het
waschpoeder. Een overblending van Nederlandsche
stadsgezichten, die ons eensklaps aan zooiets als
het bestaan eener film herinnert, besluit de tragedie
Wasch gemakkelijk -?wasch voordeelig!",
waarvan wij de sterke overtuiging meedragen,
dat wasschen op die manier, althans voor ons toe
schouwers, noch voordeelig noch gemakkelijk is.
Wat hapert er aan dit jammer genoeg -?? zoo
volkomen mislukte experiment ?
De technische behandeling is superieur. Beeld
en geluid zijn van een zuiverheid en helderheid
als wij van onze nationale industrie maar zelden
te zien krijgen. Inderdaad dit is vakwerk van
den eersten rang, dat den UFA-studio's alle eer
aandoet. Wat echter hopeloos dilettantisch is
en de film reddeloos ten ondergang doemt is het
scenario en. het draaiboek.In dit belangrijke element,
de ruggegraat van elk cinegrafisch werk, ontbreekt
ieder benul van wat een film eischt en wat zij
behoort te zijn. Met uitzondering van den inzet,
Nico de Jong geeft Perstt"-college
waarvan men overigens het nauwkeurige facsimile
in tientallen Duitsche films terug kan vinden,
zijn al de scènes uitvoerige praatgelegenheden.
Men vraagt zich na een moordende episode
als die in de badkamer in ernst af, of ide
schrijver van het scenario ooit een goede geluids
film gezien heeft. Of hij nooit heeft opgemerkt,
dat door het simpel insnijden van andere
beelden ? door een spiritueel inlasschen van
nabij-opnamen door aardige calembours met
woorden en camera-instelling zelfs zulke taaie
onderwerpen als een waschpoeder-dialoog onder
houdend zijn te maken.
Tenslotte is er toch nog zoo iets als proef
draaien en het is volkomen onbegrijpelijk, dat
men niet bij de eerste vertooning minstens de helft
van al dien noodeloozen, oriveit;erbaren ballast
overboord heeft gegooid. Men behoedt niet per se
twee uur lang met een wasch poedermerk gefolterd te
worden, oin er de importantie van te doorgronden.
Ook de dialoog is een formidabele mislukking.
Mededeelingen als: Nu ga ik telefoneeren met
Meneer Zus-en-Zoo om te vragen. . .. enz. !"
zijn storende en overbodige handicaps, die de
handeling sleepend en vervelend maken. Wetens
waardigheden als: Het water loopt steeds van
boven naar beneden...." hebben alleen de
negatieve verdienste, dat zij een publiek smakelijk
aan het lachen brengen.
Ten slotte nog iets over de spelers. Het was een
aangename verrassing Ezerman op het doek te
zien debuteeren. Zijn natuurlijke Abneiging"
voor het declamatorische maakt hem in de film
merkwaardig goed op zijn plaats. Bovendien
weet hij wat een fijne nuance in mimiek en gebaar
op het projectiedoek waard is. Hij kan een aanwinst
worden voor de Nederlandsche geluidsfilm. Het
zelfde geldt van Mevr. Kerckhoven. Ook zij toont
een rust, eenvoud en zelfbeheersching. Paul Huf,
dien men naar zijn ondankbare rol niet recht
vaardig kan beoordeelen, moet nochtans eens gaan
zien hoe een zakenman in de Amerikaansche of
Duitsche film een post in ontvangst neemt. Wat
voor hem geldt, gaat ook den anderen aan: over
het algemeen toonen zij een te welwillende en
ademlooze belangstelling voor eikaars clausen,
die noch de film noch de werkelijkheid verdragen.
Alles in alles blijft het jammer, dat deze groote
reclamefilm, tot zoo weinig geestdrift aanleiding
geeft. Jammer voor het initiatief ? jammer voor
de Nederlandsche filmindustrie, die een dergelijk
buitenkansje niet zoo spoedig weer zal ontmoeten.
Lau Ezerman