Historisch Archief 1877-1940
A B U E L A
M. J. Gerzon
Teekeningen J. F. Hoeve
*«.
P'
f*.
Terwijl Mercedes bezig was het
nog vochtige linnengoed over de
steenen langs de beek uit te spreiden,
hoorde ze de postkoets uit Lucena
naderen, reeds in de verte herkenbaar
aan den rhythmischen klank der belle
tjes in het'tuig der muilezels. Met
eenige moeite de stijfheid in haar
rug, na zoo lang bukken, overwinnend
stond ze recht op en speurde ze, met
iets van onrust in haar blik, tusschen
de olijfboomen naar de kleine Dolores.
Haar buurvrouw Amparo, die nog
aan den overkant stond te wasschen,
antwoordde op haar vraag, waaruit
weer die angst om het kind sprak,
dat ze het kleintje niet had gezien.
Stel je voor", voegde zij er nog aan
toe, blij een aanleiding tot een verder
gesprek te hebben dat ik zoo
achter elk van mijn kinderen heen
gezeten had". Maar Mercedes had
zich al den oever op gehaast, zonder
zelfs het gedroogde goed op te nemen,
op zoek naar de kleine meid. Altijd
ook die vrees dat het kind op den weg
zou loopen en nu juist terwijl de post
naderde.
Eerst toen ze het potsierlijke geel
strooien valhoedje, dat ze in Oordoba
bij haar laatste inkoopen gekocht
had en daarna het meisje zélf in
de glooiing van het erf ontdekte, en
den nog waggelenden gang van de
dreumes een tijdje gevolgd had, ging
ze gerustgesteld weer naar de wasch
terug. Juist ratelde de wagen over
het steenen bruggetje in de richting
van het dorp. Geen enkele reiziger ?
erin. De gerekte galm muuuula"
waarmede de oude Antonio zijn dieren
onnoodig aanzette, mengde zich met
het wegstervend geluid der rinkel
belletjes, en in de nu intredende stilte
begon Mercedes de kinderkleertjes
omzichtig uit te wringen.
En haar gedachten gingen daarbij
terug naar den dag, nu bijna ander
half jaar geleden, waarop dezelfde
Antonio een vreemden reiziger had
meegebracht. Hij was samen met
den pastoor uit het dorp naar haar
toegekomen, gelukkig op een uur,
dat haar man buiten op het land
werkte. Want ze had alleen den goeden
Padre Francisco in het vertrouwen
durven nemen. Ze móést immers toch
wel van wege den brief die erover
geschreven diende te worden naar
Madrid.
Na twaalf jaar kinderloos te^zijn
gebleven, na zoo dikwijls den ver
wijtenden blik van haar schoon
moeder over de leegte in haar
huis gevoeld te hebben o,
zeggen deed die niets, maar
haar zwijgen was nog zwaarder
te dragen had Mercedes
haar wanhoop voor haar ouden
biechtvader uitgestort. Kon
ze dan geen kindje verzorgen
uit de casa de maternidad"?
Al was het dan niet een kind
van haar. Mocht ze er niet een
adopteeren?
Kort daarop was die vreemdeling.
op wien zij als eenvoudige aldeana
het direct wegens zijn keurige kleeding
een chte Madrileno ! niet had
begrepen, met Padre Francisco bij
haar gekomen.
En haar werden uit een groot album
met leeren omslag allerlei foto's van
kinderen getoond.?Er was zooveel
medelijden, maar ook zooveel droef
heid en verwarring in haar, dat ze
er niet toe kon komen, nauwkeurig
de beeltenissen van al die stumpers,
zoo geheel aan hun lot overgelaten,
in zich op te nemen. En ook was er
een zekere walging in haar toen ze
dat heertje over een baby en zijn korte
troostelooze levensgeschiedenis hoorde
praten alsof het een simpele verkoop
van een paar arroba's olijfolie gold.
Ze zat stomgeslagen te luisteren
zonder iets te verwezenlijken van
wat er gesproken werd, maar met
de hand van den goeden Padre gerust
stellend, o zoo geruststellend, op de
hare.
Wat had ze er ook nog uitgebracht ?
Ja, dat het een meisje moest zijn.
Waarom eigenlijk een meisje en geen
jongen, dat was haar zelf op dat
oogenblik niet recht duidelijk ge
weest, maar misschien was het om
den naam later en uit angst
voor haar schoonmoeder. Toen kwam
die opwindende maand waarin er ver
schillende malen post bij hen werd
bezorgd. Elke brief, met een zeker
wantrouwen ontvangen, bracht een
opschudding te weeg, want dan moest
haar Juan. die evenmin als zij kon
lezen, naar het dorp. Daarna moest hij
weer naar den notaris om in bijzijn
van getuigen een kruisje onder een of
ander document te zetten. Goddank
dat die tijd en haar reis naar Madrid,
waarin de verdienste van een hél
jaar was gaan zitten, achter den rug
was.
Het kindje was haar destijds eigen
lijk niet meegevallen. Zelfs was ze er
een beetje beduusd van geweest dat
het er zoo minnetjes uitzag, 's Nachts
had het zoo klagelijk liggen huilen, dat
zelfs Juan geen oog dicht kon doen.
Doch het laten huilen, zooals Amparo
van den overkant geraden had, kon
ze niet over zich verkrijgen. Zonder
de hulpvaardige Amparo met haar
practische wenken zou ze anders nog
heel wat meer moeite met de kleine
meid gehad hebben.
Zoo geleidelijk had het vondelin
getje zich een vaste plaats in het
huisgezin veroverd. Haar man had
allengs zijn onverschilligheid afge
legd en nu het kind al meer mensch
was geworden hield hij evenveel van
het meisje als zij, al was het dan ook
op een heel andere manier. Tegen
. Josefa, haar schoonmoeder, kon ze
echter niet op. In de eerste weken
leek het wel of het kind niet voor
haar bestond. Zoodra de oude Josefa
in de kamer kwam kon Mercedes zelfs
onvriendelijk tegen de kleine doen,
alsof ze zich geneerde voor de
teederheid die ze het kind toedroeg, een
teederheid die haar zelf onder den
koelen blik van de schoonmoeder
Een vreemde heer met den pastoor