De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1933 2 december pagina 23

2 december 1933 – pagina 23

Dit is een ingescande tekst.

JD0 firóene Amsterdammer van 2 December 1933 28 Vit het kladschrift van Jantje Croquante croquetjes Alida Zevcnboom Hij kan niet eens een streng wol ophouden. Wie? Natuurlijk die me neer Stiefstra. Wat heb je aan zoo'n man? Vroeger hoorde dat bij de opvoeding, mag ik wel zeggen en ik zie wijlen meneer nog de strengen ophouden voor mevrouw zaliger, want die breidde en haakte van 's morgens vroeg tot 's avonds laat «n ik mag wel zeggen, dat zq breiende de kist is ingegaan, want zij bleef met een halve knot wol in baar hand zitten en zoo vond meneer Pierre baar. Het lijkt wel .of die mannen van tegen woordig lamme bandjes hebben, zoo zit die man te wiebelen en hij kan niet eens de wol op zijn polsen houden en ik moet maar doorsteken en de heele streng raakt in de war en ik wou nog gauw voor nicht uit de Commelinstraat een theewarmer ma ken en voor neef, als hij lang moet wachten bij het stempelen, een warme trui van dezelfde kleur, dat gaat in n moeite door. Ik doe anders niet aan Sinterklaas. Als je kind noch kraai hebt en zijn er eigenlijk nog wel kinderen? Ik heb tot mijn vijftiende jaar aan Sinterklaas gelooft en toen kleine Ali zoo'n hummeltje was en ik haar meenam naar de Korte Nieuwendijk waar neef voor Sint speelde en daar om het verdeelen van de fooien van Zwarte Piet een pak slaag kreeg en ik haar van alles wijs maakte, lachte ze me in de tram uit en waar blijf je dan? En nu heeft bij me met de streng wol zoo laten zitten en het lijkt wel een ruïne en heb zeker drie dagen werk om dat ding uit de war te halen. Neen, Jiuiselijk verkeer met zoo'n man is ook niet alles en sleetsch aan zijn voeten dat bij is ! En dan moet dat meubel van een dochter nog tegen je durven zeggen: Ik vind dat l'a's sokken in zijn vorig pension beter gestopt werden. Zou u haar niet?.... Anders een drukke week achter mijn rug, want ik heb met Leentje het zolderkamertje schoon gemaakt. Den eersten trekt ons acteurtje er in ik heb mijn hand maar over mijn hart gestreken en het hem verhuurd voor een grijpstuiver, want zijn gezel schap zit al op zwart zaad en na den Sinterklaas is er geen droog brood voor hem te verdienen, zei hij en bovendien speelt thans iedereen revues en daar ben ik te goed voor," r zei bij en u had het hem moeten hooren 'zeggen, maar toen ik vroeg of hij misschien een week vooruit wou be talen, zong hij wel een toontje lager, En ook met huiselijk verkeer, want om alleen met dien iesegrim van een meneer Stiefstra op te moeten schieten is ook niet alles al is het geld als de Bank. In Maart, zei ons acteurtje, betaal ik alles af, ook wat er nog staat op het boekje, uit de Banstraat, want dan vier ik myn twaalf en een half jarig jubileum.... Ik keek hem eens aan. Jawel, zei hij, ik weet wat u zeggen wil maar wij zwendelen alle maal met onze jubileums, want een jubileum is nog het eenige middel om de menscheu naar den schouwburg te krijgen en^als meneer Walrave Boissevain dan nog wethouder voor de Kunst is, krijg ik hem ook op het tooneel, dat heeft hij me beloofd en toen hij de vorige week bij het jubileum van Jan Musch zoo mooi sprak, dacht ik: wat een prachtige Gijsbrecht van Aemstel hij zijn zou." Ik heb hem maar laten praten en u zal misschien lachen, waarom ik hem genomen heb, en nergens anders om omdat hij de ge meentelijke vuilnisemmer naar bene den kan dragen. Leentje heeft er zich al aan vertild en meneer Stiefstra heeft het n ochtend gedaan maar is bovengekomen met het spit in zijn rug en kan de gemeente van een oude vrouw vergen, dat ik dat ellen dige ding zelf naar beneden zou sjou wen en je kunt toch voor al die nieuwerwetsche uitvindingen geen man in huis nemen om dat voor je op te knappen? Dat ging vroeger toch heel wat eenvoudiger. Ik weet nog heel goed, dat in de stad overal groote bakken aan den wallekant stonden, waar je je vuil in kon gooien en wat er nog eetbaars bij was, pikten de kippen op die nog los mochten loopen en waren er toen millioenen noodig voor de vuilverbranding, die wij maar moeten opbrengen? En ik herinner me nog heel goed, dat ik drie nachten achtereen gedroomd heb van een rateljongen, zoo'n knap gezicht had die en een praatje, dat je met hemde wereld zou zijn uitgeloopen en hij kwam met Nieuwe j aar aan de deur met een nieuwjaarswensch, die hij zelf aan me voorlas en wil u wel gelooven, dat ik er bij heb staan huilen, zoo mooi was het? En hij zelf had ook tranen in zijn oogen maar dat kan wel van den drank zijn geweest, want dat was toen bij de nieuwjaarswenschers nog al de gewoonte en in dat opzicht is de wereld misschien wel wat vooruit gegaan al moet ik zeggen, dat meneer Stiefstra eiken middag met een raar kleurtje tegen half zeven thuis komt en dan erg vroolijk is en het was beter dat zijn mooie dochter daar wat oplette en van de week heeft hij mij 's middags een aardigheid vertelt.... en anders kan hij geen tien tellen en hij kan soms kijken.... Wat heeft u nu voor een raren rauwe-zuurkool-eter in huis genomen, zei ons acteurtje gisteren nog tegen me, want hij is ook nog maaglijder en moet rauwkost hebben en daar moet je maar voor klaar staan en wat wisten de ouderwetsche menschen vroeger van al die poespas? Zij gingen toen net zoo goed dood als nu en leven de menschen nu zooveel gelukkiger? Ik heb er dokter Vos naar gevraagd en weet u wat hij zei? Houd u u maar aan een warm stukje vleesch, een coteletje of een kalfsoestertje, de we reld is tegenwoordig al rauw genoeg en als je met rauwkost begint, weet je niet waar het ophoudt, want meest al hoort daar het naaktloopen ook bij,"'en toen ben ik toch geschrokken want dat kan ik thuis niet hebben en dan met huiselijk verkeernee, nee !.... Niewoe uitgaven Geschiedenis en inrichting der politie in Nederland, door J. W. Haarman. 2de druk. Alphen aan de Rijn, N. Samson N.V., 1933. Le Journal" de C. Huygens, Ie Jeune, extraits réunis et commentés, par Jean Gessier, 's Gravenhage, Martinus Nijhoff, 1933. 's Menschen religie, deel II. Voor stellingen der volkeren betreffende de ziel, door J. H. F. Kohlbrugge. J. B. Wolters,Groningen-DenHaag-Batavia. De ineenstorting van het kapita lisme, door Ferdinand Fried, geautori seerde vertaling van Mr. Drs. A. Borger. Leiden, M. Dubbehnans' Uitg. Mij.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl