De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1933 9 december pagina 17

9 december 1933 – pagina 17

Dit is een ingescande tekst.

De schimmel'plaag Alex Zaan K si* Die arme, goede Tante Irma!?Gerda, dat -moest jou eens overkomen ! Men moet het zich eens even indenken. Er is l juist een groote middag-bijeenkomst. Eén van ] haar beroemde theepartijen, waar men voor drie dagen genoeg eet. Katrien, het dienstmeisje, brengt de door de heele stad bekende ingelegde vruchten van Tante Irma binnen,. Maar o schrik! een akelig, grauw modderig ruikend vel ligt over den anders altijd zoo beerlijken inhoad van de glinsterende glazen schaal: de reeds 'smor| gens gereedgemaakte compote is beschim meld. De arme Tante Irma krijgt terstond zooiele als een zenuwtoeval. Van alle kanten komen troostwoorden. Wij echter ft sporangium van stelen heel stilletjes een beetje i Kopjesschimmel, van de schimmel, ons interesseert t'vüsla* geblazen de natuurwetenschappelijke kant ^ : van het op zichzelf betreurens waardige feit. Want ook in de vieze walgelijke schimmel, die ons, evenals a! het bedorvene, onaange naam aandoet en als onweerleg baar bewijs van oneetbaar moet gelden, toont de natuur zich in prachtige, haast verspil lende schoonheid, die dien gene rijk beloont, die de moeite neemt een beetje naar haar te zoeken. Doch eerst zijn een paar woorden noodig tut de natuurkennis van de schimmel. De uitdrukking schimmel" is om te beginnen niet juist, zij is ontleend aan het spraakgebruik van het volk, dat de meest uiteenloopende paddenstoelvormen daarmee aanduidt, wan neer zij maar het gemeenschappelijke kenteeken hebben, dat een los, week dradennet de voedende onderlaag bedekt. De botanicus daar entegen kent verschillende groepen onder de schimmelplanten, voor alles ziet hij enkele soorten schimmels als planten met een afgesloten ontwikkeling, waarbij hij de andere slechts als ontwikkelingsstadia van hoogere zwammen opvat. Bij de uitdrukking plant" moeten wij even stilstaan. Het moet ons opvallen, dat de schimmel paddenstoel in koele vochtigheid en voor alles geheel zonder licht het beste groeit, op plaatsen dus, waar elke groene plant uit lichtgebrek wegkwynen en te gronde zou gaan. In het helder ver spreide daglicht, nog minder in vollen zonne schijn komt beschimmelen zoo goed als niet voor. Waarom? Wij stuiten daarbij feitelijk op een fundamenteel onderscheid tusschen den kleurloozen paddenstoel en de groene plant. Elke groene plant kan namelijk daarom niet het licht ontberen, omdat dit voor haar die kracht is, met wier hulp zij in haar met bladgroen (Qhlorophyll) gevulde bladcellen uit doode, levenlooze materie, uit zoogenaamde anorganische" stoffen, levende stoffen opbouwt. Dat kan een paddenstoel echter niet, omdat hij geen bladgroen in zich heeft. Hij is, zooals de weten schap zegt, een Saprophyt", een verrottingsplant, een gewas, dat zich slechts voeden kan met levende of eens geleefd hebbende stoffen. Tot hun ver? werking echter heeft hij geen licht noodig, ja hij groeit, zooals iedereen bekend is, het beste daar, waar niet steeds uitdrogend licht zoo min mogelijk _ van zijn tweede levenselement, de vochtigheid, het water voor hem verdampen kan. De Kopjesschimmel 60 maal vergroot In het onderhavige geval van Tante Irma's ingelegde vruchten hebben wij te doen' met de Kopjesschimmél en wel met de Mucor mucedo. Zij vormtkin sommige gevallen op allerlei soort voe dingsmiddelen uitgebreide, sneeuwwitte verschei dene centimeters,hooge grassen. Deze bestaan uit een verward netwerk op en in de aangetaste stof van door elkaar loopende draden, het eigenlijke paddenstoelenlichaam of mycel, waaruit zich op hooge dunne stoeltjes uiterst fijne, als uit geblazen glas gemaakte balletjes verheffen, de zoogenaamde sporangiëndragers". In deze tallooze sporenhouders brengt de schimmelpaddenstoel zijn sporen voort. Reeds na enkele dagen zijn de eertijds albastwitte balletjes donkerbruin tot zwart, de steel verwelkt, het sporangium, waarin zich een ver bazende hoeveelheid sporen gevormd heeft, valt neer, zijn wand vervloeit en laat de sporen vrij, die, voor zoover ze op een geschikten bodem vallen, dadelijk weer kiemen of opdrogen en door den wind verspreid worden, zoo grondig, dat er nauwelijks een woonplaats op dezen aard.bol zal zijn, waar deze in de lucht zwevende sporen van schimmelpaddeastoelen niet aan te wijzen zullen zijn. Neemt men zich de kleine moeite en legt men in een wat vochtigen kelder de meest verschillende stoffen als brood, papier, leer en dergelijke bevochtigd neer, dan kan men binnen enkele dagen een formeele verzameling van de uiteenloopendste schimmelpadden stoelen hebben, alle hoogst interessante en bij mikroskopische beschouwing eigenaardig gevormde en prachtige planten. Daar zou voor ' alles de aan onze Kopjesschimmel nauw verwante Mucor stolonifer te noemen zijn, die gesteelde, kogelvormige sporangiën voortbrengt en gretig over rijp gewor den vruch ten aantast. Formeele bosschenvan nietig kleine palmen " vormt de blauwachtiggroene Pensqelschimmel (Penicillium crustaceum), die op aller lei levensmi d delen voorkomt en ookdeblauwgroene aders in Boquefortkaas verwekt. De op palmen" gelijkende voortbrengselen ontstaan .doordat de vruchtdragers van dezen schimmel paddenstoel zich van boven veelvoudig vingervormig of bezemvormig vertakken. Elk van zoo'n eindtak snoert een rij sporen af. Dan zou de graag op melk en melkresten ontstaande Mélkschimmel (Oospora lactis) te noemen zijn, die geen eigen lijke vruchtdragers vormt, maar zich zeer radicaal en rijkelijk weet te vermeerderen doordat de fijne, sneeuwwitte grassprietjes vormende draden van de mycels zich onderverdeelen, tot sporen omvormen, die zich dan verder makkelijk los maken van het verband met de draden. Zoo'n zich in sporen veranderende draad is een won derlijk mooi gezicht, evenals eenj sieraad van den edelsten steen fonkelen en glinsteren de sporenketenen van de Melkschiminel in het scherpe licht van den mikroskoop. Alle gewone schimmelpaddenstoelen zijn eigenlijk geheel onschuldige wezens. Het voor eenigen tijd verspreide bericht, dat de verwekker van tering, de vreeselijke tuberkelbacillen, zich vormde uit schimmels, doet tamelijk ongeloofwaardig aan. Helaas echter zijn er onder de naaste verwanten Als blanke parels toonen zich de cellen van de Mélkschimmel Schimmelsporen op marmelade van de schimmels eenige soorten, die voor onze cultuurplanten werkelijk gevaarlijk kunnen worden, zooals b.v. de beruchte Aardappelschimmel (Photophthora int'estans) en de verwekker van de Peronospora-ziekte van den wijnstok (Peronospora viticola). Veel belangwekkends zou ook van deze schadelijke planten te vertellen zijn. Doch laten wij het ditmaal voor genoeg houden met Tante Irma's schimmels. Nieuwe uitgaven Het Oude Testament door W. C. Jolles. Erasmus^ serie Nr. 8. Van Gorcum & Comp. N.V. Uitgevers, Assen. Ferdinand Lassalle en zijn program, door Dr. M. van der Goes van Naters. N.V. De Arbeiders pers. 1932. De Dramatische Methode op de Zondagsehool, hoe kinderen bijbelsche verhalen spelen, door A. Bax-Buining. Van Gorcum & Comp, Uitgevers Assen. Vaderlandsliefde en Nationaal Herstel. Rede voeringen met bijlagen van Wouter Lutkie, Professor Gerretson en R. Groeninx van Zoelen. Uitgeverij Oisterwijk", Oosterwijk. Indische Cultuurgeschiedenis: II. Het Hinduïsme in den Archipel, door Dr. W. F. Stutterheim. J. B. Wolters, Groningen-Den HaagBatavia. 1932. De Verpleegster, door Zuster Cée. J. M. Meulenhoff, uitgever, Amsterdam. Kerk en Oecumenische Beweging, door J.M. van Veen. Uitgave Vrijzinnig Christelijke Jeugd Centrale Utrecht, 1933. Drentsche Legenden, verzameld en naverteld door J. H. Bergmans-Beins. Van Gorcum & Comp. N.V. uitgevers, Assen 1933. Crisisbeschouwingen, door Mr. J. Kalma. Ar chipel drukkerij, Buitenzorg, 1933. Polderland, een handvol klinkdichten, door J. Weebis (Dr. J. W. Wicherink). Van Gorcum <fc Comp. N.V., Uitgevers, Assen. Bloembollen in huis en tuin, door A. J. Herwig te Bussum. Uitgave Kemink en Zoon N.V. Utrecht, September 1933. De Penseelschimmel op een stukje brood

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl