Historisch Archief 1877-1940
De schimmel'plaag
Alex Zaan
K
si*
Die arme, goede Tante Irma!?Gerda,
dat -moest jou eens overkomen ! Men
moet het zich eens even indenken. Er is
l juist een groote middag-bijeenkomst. Eén
van ] haar beroemde theepartijen, waar men
voor drie dagen genoeg eet. Katrien, het
dienstmeisje, brengt de door de heele stad
bekende ingelegde vruchten van Tante
Irma binnen,. Maar o schrik! een akelig,
grauw modderig ruikend vel ligt over den
anders altijd zoo beerlijken inhoad van de
glinsterende glazen schaal: de reeds
'smor| gens gereedgemaakte compote is beschim
meld.
De arme Tante Irma krijgt terstond
zooiele als een zenuwtoeval. Van alle kanten
komen troostwoorden. Wij echter
ft sporangium van stelen heel stilletjes een beetje
i Kopjesschimmel, van de schimmel, ons interesseert
t'vüsla* geblazen de natuurwetenschappelijke kant
^ : van het op zichzelf betreurens
waardige feit. Want ook in
de vieze walgelijke schimmel, die ons,
evenals a! het bedorvene, onaange
naam aandoet en als onweerleg
baar bewijs van oneetbaar moet
gelden, toont de natuur zich
in prachtige, haast verspil
lende schoonheid, die dien
gene rijk beloont, die de
moeite neemt een beetje
naar haar te zoeken. Doch
eerst zijn een paar woorden
noodig tut de natuurkennis
van de schimmel.
De uitdrukking schimmel" is
om te beginnen niet juist, zij is
ontleend aan het spraakgebruik van
het volk, dat de meest uiteenloopende
paddenstoelvormen daarmee aanduidt, wan
neer zij maar het gemeenschappelijke
kenteeken hebben, dat een los, week dradennet de
voedende onderlaag bedekt. De botanicus daar
entegen kent verschillende groepen onder de
schimmelplanten, voor alles ziet hij enkele
soorten schimmels als planten met een afgesloten
ontwikkeling, waarbij hij de andere slechts als
ontwikkelingsstadia van hoogere zwammen opvat.
Bij de uitdrukking plant" moeten wij even
stilstaan. Het moet ons opvallen, dat de schimmel
paddenstoel in koele vochtigheid en voor alles
geheel zonder licht het beste groeit, op plaatsen
dus, waar elke groene plant uit lichtgebrek
wegkwynen en te gronde zou gaan. In het helder ver
spreide daglicht, nog minder in vollen zonne
schijn komt beschimmelen zoo goed als niet voor.
Waarom?
Wij stuiten daarbij feitelijk op een fundamenteel
onderscheid tusschen den kleurloozen paddenstoel
en de groene plant. Elke groene plant kan namelijk
daarom niet het licht ontberen, omdat dit voor
haar die kracht is, met wier hulp zij in haar met
bladgroen (Qhlorophyll) gevulde bladcellen uit
doode, levenlooze materie, uit zoogenaamde
anorganische" stoffen, levende stoffen opbouwt.
Dat kan een paddenstoel echter niet, omdat hij geen
bladgroen in zich heeft. Hij is, zooals de weten
schap zegt, een Saprophyt", een verrottingsplant,
een gewas, dat zich slechts voeden kan met levende
of eens geleefd hebbende stoffen. Tot hun
ver? werking echter heeft hij geen licht noodig, ja hij
groeit, zooals iedereen bekend is, het beste daar,
waar niet steeds uitdrogend licht zoo min mogelijk
_ van zijn tweede levenselement, de vochtigheid,
het water voor hem verdampen kan.
De Kopjesschimmel 60 maal vergroot
In het onderhavige geval van Tante Irma's
ingelegde vruchten hebben wij te doen' met de
Kopjesschimmél en wel met de Mucor mucedo. Zij
vormtkin sommige gevallen op allerlei soort voe
dingsmiddelen uitgebreide, sneeuwwitte verschei
dene centimeters,hooge grassen. Deze bestaan uit
een verward netwerk op en in de aangetaste stof
van door elkaar loopende draden, het eigenlijke
paddenstoelenlichaam of mycel, waaruit zich op
hooge dunne stoeltjes uiterst fijne, als uit geblazen
glas gemaakte balletjes verheffen, de zoogenaamde
sporangiëndragers". In deze tallooze
sporenhouders brengt de schimmelpaddenstoel zijn sporen
voort. Reeds na enkele dagen zijn de eertijds
albastwitte balletjes donkerbruin tot zwart, de steel
verwelkt, het sporangium, waarin zich een ver
bazende hoeveelheid sporen gevormd heeft, valt
neer, zijn wand vervloeit en laat de sporen vrij,
die, voor zoover ze op een geschikten bodem vallen,
dadelijk weer kiemen of opdrogen en door den wind
verspreid worden, zoo grondig, dat er nauwelijks
een woonplaats
op dezen
aard.bol zal zijn, waar
deze in de lucht
zwevende sporen van
schimmelpaddeastoelen niet aan te
wijzen zullen zijn. Neemt men
zich de kleine moeite en legt men in
een wat vochtigen kelder de meest
verschillende stoffen als brood, papier, leer
en dergelijke bevochtigd neer, dan kan men
binnen enkele dagen een formeele verzameling
van de uiteenloopendste schimmelpadden
stoelen hebben, alle hoogst interessante
en bij mikroskopische beschouwing
eigenaardig gevormde en prachtige
planten. Daar zou voor ' alles de
aan onze Kopjesschimmel nauw
verwante Mucor stolonifer
te noemen zijn, die
gesteelde,
kogelvormige sporangiën
voortbrengt en
gretig over
rijp gewor
den vruch
ten aantast.
Formeele
bosschenvan
nietig kleine
palmen "
vormt de
blauwachtiggroene
Pensqelschimmel
(Penicillium
crustaceum),
die op aller
lei
levensmi d delen
voorkomt en
ookdeblauwgroene aders in Boquefortkaas verwekt. De op
palmen" gelijkende voortbrengselen ontstaan
.doordat de vruchtdragers van dezen schimmel
paddenstoel zich van boven veelvoudig
vingervormig of bezemvormig vertakken. Elk van zoo'n
eindtak snoert een rij sporen af. Dan zou de graag
op melk en melkresten ontstaande Mélkschimmel
(Oospora lactis) te noemen zijn, die geen eigen
lijke vruchtdragers vormt, maar zich zeer radicaal
en rijkelijk weet te vermeerderen doordat de
fijne, sneeuwwitte grassprietjes vormende draden
van de mycels zich onderverdeelen, tot sporen
omvormen, die zich dan verder makkelijk los
maken van het verband met de draden. Zoo'n
zich in sporen veranderende draad is een won
derlijk mooi gezicht, evenals eenj sieraad van den
edelsten steen fonkelen en glinsteren de
sporenketenen van de Melkschiminel in het scherpe
licht van den mikroskoop.
Alle gewone schimmelpaddenstoelen zijn eigenlijk
geheel onschuldige wezens. Het voor eenigen tijd
verspreide bericht, dat de verwekker van tering,
de vreeselijke tuberkelbacillen, zich vormde uit
schimmels, doet tamelijk ongeloofwaardig aan.
Helaas echter zijn er onder de naaste verwanten
Als blanke parels toonen zich de
cellen van de Mélkschimmel
Schimmelsporen op marmelade
van de schimmels eenige soorten, die voor onze
cultuurplanten werkelijk gevaarlijk kunnen worden,
zooals b.v. de beruchte Aardappelschimmel
(Photophthora int'estans) en de verwekker van de
Peronospora-ziekte van den wijnstok (Peronospora
viticola). Veel belangwekkends zou ook van deze
schadelijke planten te vertellen zijn. Doch laten
wij het ditmaal voor genoeg houden met Tante
Irma's schimmels.
Nieuwe uitgaven
Het Oude Testament door W. C. Jolles. Erasmus^
serie Nr. 8. Van Gorcum & Comp. N.V. Uitgevers,
Assen.
Ferdinand Lassalle en zijn program, door Dr.
M. van der Goes van Naters. N.V. De Arbeiders
pers. 1932.
De Dramatische Methode op de Zondagsehool,
hoe kinderen bijbelsche verhalen spelen, door
A. Bax-Buining. Van Gorcum & Comp, Uitgevers
Assen.
Vaderlandsliefde en Nationaal Herstel. Rede
voeringen met bijlagen van Wouter Lutkie,
Professor Gerretson en R. Groeninx van Zoelen.
Uitgeverij Oisterwijk", Oosterwijk.
Indische Cultuurgeschiedenis: II. Het
Hinduïsme in den Archipel, door Dr. W. F.
Stutterheim. J. B. Wolters, Groningen-Den
HaagBatavia. 1932.
De Verpleegster, door Zuster Cée. J. M.
Meulenhoff, uitgever, Amsterdam.
Kerk en Oecumenische Beweging, door J.M.
van Veen. Uitgave Vrijzinnig Christelijke Jeugd
Centrale Utrecht, 1933.
Drentsche Legenden, verzameld en naverteld
door J. H. Bergmans-Beins. Van Gorcum &
Comp. N.V. uitgevers, Assen 1933.
Crisisbeschouwingen, door Mr. J. Kalma. Ar
chipel drukkerij, Buitenzorg, 1933.
Polderland, een handvol klinkdichten, door J.
Weebis (Dr. J. W. Wicherink). Van Gorcum <fc
Comp. N.V., Uitgevers, Assen.
Bloembollen in huis en tuin, door A. J. Herwig
te Bussum. Uitgave Kemink en Zoon N.V.
Utrecht, September 1933.
De Penseelschimmel op een stukje brood