De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1933 16 december pagina 27

16 december 1933 – pagina 27

Dit is een ingescande tekst.

r; L* l Merkwaardig is het te constateeren, hoe langzamerhand die be?vangenheid en vijandschap tegenover de camera bij de meeste belang rijke, filmspelers plaats maakt voor een gevoel van vertrouwen bijna zou men zeggen: van genegenheid. In een curieus interview, dat Conrad Veidt toestond aan Arnold Höllriegel van het (oude) Berliner Tageblatt" lezen wij daaromtrent opmerkelijke dingen. Evenals iedere andere debutant, zag Veidt met ontzetting zijn eerste verschijning op het pfojectiedoek. Die magere lange slungel met zijn kronkelbewegingen en dik-geaderde slapen", zegt hij, ..vervulde mij met afkeer en wanhoop zijn onverdraaglijke tic om altijd den linker mondhoek op te trekken, groeide gedurende de voorstelling tot een ware obsessie. Maar toen de eerste schrik over mij heen was gegaan, ontdekte ik andere dingen... kleinigheden, dje mij met een wonderlijk warm en troostend gevoel kalmeerden. Ik zag met verbazing dat nietige gelaatsexpressies onbeduidende gebaren, een merkwaardige dramatische kracht ont wikkelden. Het draaien van mijn hoofd het fronsen van mijn voor hoofd een lichte, onwillekeurige armbeweging f utiliteiten, die mij in de vervoering van het spel waren ontsnapt, bleken een ongedachte waarde te bezitten. En voor het eerst besefte ik welk een groote, overwegende macht dit bijna onderbewuste spel der imponderabüia voor den filmspeler beteekent. Wat geen regisseur en geen publiek mij hadden kunnen leeren, dat bewees mij dwingend het projectieapparaat: de niet te overschatten waarde van zelfinkeer en zelf-critiek voor den filmacteur!" Hier zien wij dus reeds betrekkelijk vroeg den ommekeer in de verhouding tusschen speler en apparaat en het verdient zeker de aandacht, dat deze spontane evolutie plaats grijpt bij een der grootste filmacteurs van onzen tijd. Maar vroeg of laat onder vindt iedere speler deze wijziging in zijn waardeering en het is meer dan n factor, die daartoe onvermijdelijk moet leiden. Daar is in de eerste plaats de eeuwig twijfelachtige relatie tusschen sujet en re gisseur. Iedereen weet nu langzamerhand wel hoe wonderlijk hybridisch en gecompli ceerd de rol van den speler in het film proces is. Van het , .opbouwen'' eener rol in den tooneelmatigen zin kan geen sprake zijn: reeds de fragmentarische en a-chro nologische volgorde der shot's maakt dit onmogelijk. Aan den anderen kant is de speler op het critieke moment alleen op zich zelf aangewezen r- wanneer beeld- en geluidscamera zijn ingeschakeld kan buiten zijn intuitie geen'goddelijke of menschelijke macht hem meer helpen. Dit voortdu rende slingeren tusschen passieve en creatieve werkzaamheid moet onvermijdelijk een gevoel van onzekerheid een schokken van het innerlijk evenwicht veroorzaken, die op den duur onverdraaglijk zouden zijn wanneer daar niet de laatste, onpartijdige instantie was die camera" heet. Tusschen ieder verliefd gebaar duikt het hoofd van den bemoeial op... Het Rome van Nero, te midden van een onbeschrijflijken chaos... Het begint al met de rolbespreking. Regisseur en spelers zitten bij elkaar en nemen het te spelen karakter door en aanstonds botsen de inzichten. Intuïtie en al of niet gerechtvaardigde zelfkennis raken in conflict met de critiek en het organiseerend inzicht van den spelleider. Wie heeft gelijk? Officieel de regie want aan haar is tenslotte het beslissende laatste woord. Dan volgen de repetities, en bij iedere gelanceerde claus, tusschen ieder verliefd gebaar duikt het hoofd van den onontkoombaren bemoeial op den eeuwigen Elias, die het altijd beter weet. De speler argumenteert en interrum peert tenslotte klemt hij de tanden op elkaar: achter den rug van den filmdictator verrijst de allerhoogste rechter, aan wiens onpartijdige beslissing beiden zich hebben te onderwerpen.... het apparaat. De wetenschap, dat de koele metalen machine door geen anti- of sympathieën te beïnvloeden is, door geen artistieke vooroordeelen of manieën bezeten, stemt uit eindelijk tot berusting. Waarbij nog komt de verheugende zekerheid, dat iedere klei nigheid, ieder moment van oogenblikkelijke inspiratie, met onverzettelijke en absoluut betrouwbare nauwkeurigheid geregistreerd wordt. Zoo leert de mensch vertrouwen op de machine, als op de vastheid van zijn eigen hand. Het begint al met de rolbespreking Wie wel eens in een studio heeft rondgekeken verbaast zich telkens weer opnieuw, hoe het mogelijk is dat spelers zich in een bepaalde situatie ook maar eenigszins kunnen inleven. De genius locii moet zich met de kleinst mogelijke ruimte en de meest poovere realisatie tevreden stellen. Een streng en noodzakelijk economisch principe vereischt, dat van het scènebeeld geen duim meer gegeven wordt, dan het camera-oog kan omvatten. En zoo zien wij den rampzaligen acteur, die zich in het oude Rome verplaatst moet wanen, verdwaald op een plekje van eenige vierkante meters als een kikker op een kluit. Een- antieke fontein een stuk muur de voet van een zuil.... ziedaar het Rome van Nero temidden van een onbeschrijfelijken chaos van moderne machinerieën, electrische kabels, tikjuffrouwen, houten stellages en schommelstoelen. In deze koude, ellendige en volkomen ontluisterde omgeving moet de speler bij de repetities zijn verbeelding opschroeven tot een bovenmenschelijke inspanning. En het resultaat laat daaromtrent dan ook niet den geringsten twijfel. Maar zoowel regisseur als sujet kennen de waarde dezer prepara tieven en vertrouwen op het beslissende oogenblik. Want niet zoodra is het moment van opname gekomen, niet zoo gauw heeft het fatale Interlock" geklonken of dr situatie verandert. De belichtingsr><

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl