Historisch Archief 1877-1940
Europa en de machine
Dr. Jan Romein
E'
Niet alleen in de voorstelling van den doorsneê-Europeaan,
maar ook in die van vele harer beste vertegenwoordigers,
gold en geldt Europa als het leidende werelddeel in de geschiedenis
der menschheid. Op de keper beschouwd zijn haar bijdragen tot de
beschaving echter niet talrijk. Dit is geen paradox, maar een miskend
historisch feit. De bronnen der Grieksche beschaving moet men in
Egypte, Babyion en Klein-Aziëzoeken. Rome erfde de zijne van
de Grieken en veroosterde haar nog eens onder het Hellenisme.
De kunst van de Germaansche volken uit den tijd der Groote Volks
verhuizing stamt uit Iran en Midden-Azië. Van een Middeleeuwsche
beschaving in Europa zou geen sprake zijn indien er niet het van
oorsprong Vóór-Aziatische Christendom was geweest, indien er niet
de Kruistochten waren geweest en wanneer niet Arabische geleerden
de erfenis van Griekenland voor Europa hadden bewaard en zij
niet ook in andere vakken onze leermeester waren geworden. De
Renaissance is een herleving van de Grieksch-Romeinsche cultuur.
Pas in de zeventiende eeuw worden de grondslagen gelegd voor de
eenige, waarlijk autochthone bijdrage van Europa voor de beschaving
der menschheid. Dan begint het natuuronderzoek, dat naar den geest
een voortzetting is van het werk van den eersten en tot dan toe eenigen
echten Europeaan, van Aristoteles, die, het mysterie van het bestaande
negeerend, alleen gedreven was door zijn nieuwsgierigheid om te
weten hoe het in elkaar zat", hetzij dat dat het" nu een vischje
was of de staatsregeling van de Grieksche polis. Uit dat
zeventiende-eeuwsche natuuronderzoek wordt in de achttiende eeuw de machine
geboren, die in de negentiende eeuw de wereld veroveren zou. Of
liever, want daar zit juist de crux, Europa en van dan af moeten we
Noord-Amerika er bij rekenen, zoodat we gemakshalve van Ameropa
zullen spreken Ameropa heeft de wereld veroverd door de
machine.
Dit feit is fundamenteel voor de geschiedenis van de negentiende
eeuw. De Engelschen zetten zich in Indiëvast, de Hollanders in
Indonesië, op een nog heel andere manier dan zij dat vroeger gedaan
hadden, de Engelschen loopen de deuren van China open, de Ameri
kanen breken met een valschen sleutel in Japan in. De penetratie
van Engelsche. en Amerikaansche belangen in Zuid-Amerika gaat
steeds verder. De Engelschen, Franschen en Belgen verdeelen Afrika.
De oorlogen der eersten tegen de Z.-Afrikaansche boerenrepublieken,
die van Japan, dat door de machine verameropaeïseerd is, tegen
China en die van Amerika tegen Spanje zijn de eerste imperialistische
oorlogen.
De verspreiding van de machine over de heele wereld en daarmee
van het kapitalisme, dat de in dit stadium bij de machine passende
economische structuurvorm der maatschappij is, schijnt slechts een
kwestie van tijd. En de methoden, die het kapitalisme bij die ver
spreiding toepast, de inwendige veranderingen, die het daarbij zelf
ondergaat en die we het imperialisme noemen, is het
alles-beheerschende fenomeen der wereldgeschiedenis geworden. Het kleine
Europa, geografisch en cultureel tot voordien slechts een
schiereilandje van Azië, schijnt inderdaad de wereld te gaan
beheerschen.
Totdat totdat het spaak liep. Spaak liep, omdat, zooals wij
ons reeds gecorrigeerd hebben, niet de machine de wereld veroverde,
maar Ameropa dóór de machine. De rest van de wereld kwam door
de machine in beweging en in verzet tegen de wijze, waarop zij ge
bracht werd. Ameropa merkte het niet, omdat zij het niet wilde
merken en de machines draaiden door, al maar door en de zelf
geschapen machine werd een macht waarvan de beheersching den
menschen ontglipte, zooals in het bekende gedicht van Goethe den
toovenaar de macht over de opgeroepen geesten ontglipt was. Of
economisch uitgedrukt: de productie-krachten, door de machine
potentieel tot in het oneindige vergroot, begonnen uit de bestaande
eigendoms- en heersch-verhoudingen te groeien, zoodat deze er in
een onoplosbare tegenstelling toe geraakten.
Zoo ver zijn we nu nog. Reeds nu ligt de productie-capaciteit van
de fabriek, die Ameropa heet, ver boven de afzet-mogelijkheden,
waar zonder die fabriek onder het kapitalisme niet alleen niet
rendeeren, maar zelfs niet functioneeren kan. Het verschijnsel is ons
allen sinds de tegenwoordige crisis bekend en zelfs vertrouwd. Maar
dat het niet alleen een gevolg van de tegenwoordige crisis is, die
men op zichzelf nog als tijdelijk zou kunnen beschouwen, leert het
voorbeeld van de Amerikaansche staalindustrie ten duidelijkste.
Haar capaciteit was in 1930: 63 millioen ton jaarlijks. Zij is sindsdien,
door reeds vóór de crisis opgezette nieuwe uitbreiding tot 70 millioen
ton verhoogd. Het feit, dat in 1932 slechts 14 millioen ton werd ge
produceerd, is een crisis-verschijnsel. Toegegeven. Maar ook in het
topjaar 1929 is de productie de 50 millioen ton niet te boven gegaan
en het is dus niet in te zien hoe, zelfs indien men het tijdelijk karakter
van de crisis zou willen erkennen, die 70 millioen ton capaciteit ooit
tot de volle 100 % benut zal worden. Met de Amerikaansche
kolenen automobiel-industrie, met de Engelsche en Hollandsche kolen-,
textiel- en scheepsbouw-nij verheid is het in wezen niet anders gesteld.
Wat nu ? Welke oplossing biedt zich aan voor dit schijnbaar onop
losbare probleem? De oplossing, die men tot nog toe in de praktijk
geprobeerd heeft, is inkrimping van de productie. Maar die oplossing
beteekent slechts verroeste machines en verroeste menschen. En die
verroeste menschen" beteekenen verarmde menschen met als onver
mijdelijk gevolg, omdat verarmde menschen niets meer koopen
kunnen, verdere inkrimping der productie en zoo ad infinitum, een
vicieuze cirkel in den waren zin des woords met in het centrum de
ondergang der beschaving. De eisch is zelfs al gehoord, niet alleen
niet meer produceeren, maar zelfs niet meer denken: het moest
den technici eenvoudig verboden worden productieve uitvindingen
te doen en zij dienden zich tot zulke verbeteringen te bepalen, die de
productiekosten konden doen dalen. Alsof ook die in een planlooze
maatschappij niet een productie stimuleerende en dus productieve
werking zouden hebben ! Ja, zelfs zijn er, die tot kapitaalsvernieti
ging op grooten schaal willen overgaan, een begrip, dat alleen zin
heeft, wanneer men het begrijpt als de vernietiging der machine.
Maar deze weg, dien het kapitalisme nu zelf wil gaan, is in het begin
van de ige eeuw reeds door de arbeiders ingeslagen en een dood
loopend slop gebleken !
Wat dan? Is er dan geen werk meer voor de machine? Niets is
foutiever dan die voorstelling. Het werkelijk rra~hinale tijdvak dat
van de automatische machine moet veeleer nog beginnen. Japan,
dat we als voorbeeld van de industrialiseering van Aziëplegen te
noemen, is nog minder geïndustrialiseerd dan Denemarken, dat naar
West-Europeeschen maatstaf nog agrarisch is. Als China een wegennet
zou krijgen naar verhouding even groot als het Engelsche en het
werd gebouwd in hetzelfde tempo als het Engelsche, dan zou het
duizenden jaren duren vóór het zoover was. Alleen de machine kan
dat rooien. En wat voor China geldt, geldt ook voor Afrika. De Niger
met zijn stroom van 2000 K.M., Soedan, tweemaal zoo groot als Frank
rijk, kan een tweede Egypte worden en nog veel meer. En hetzelfde
geldt tenslotte ook voor Zuid-Amerika. Braziliëkan, wanneer het maar
half zoo dicht bevolkt is als Nederland, in plaats van zijn 45 millioen
inwoners er 1000 millioen bergen, d.w.z. ongeveer de helft van het
aantal menschen, dat tegenwoordig naar schatting de aarde bevolkt.
En hoeveel machines zijn er niet noodig om alleen die bevolking be
hoorlijk te voeden en te kleeden en hoeveel machines zijn er niet noodig
om de machines daarvoor te produceeren?
(Slot op pag. 57)