Historisch Archief 1877-1940
Drijfhout in den nacht
Willem de Geus
i'
fit'
npEZELFDER tijd, dat het luxe D.S.M.S.
lj[ Argo voor zijn proefvaart op
deNoordzee kruiste, werd een oud en roestig
droogdok, met rauw geschreeuw «n veel moeite,
de sluizen van Swansea uitgesleept.
Dit gebeurde op. een glorieuzen, zonnigen
wintermorgen. Er woei een zwakke, tinte
lende koelte uit het Oosten, de zee ademde
slechts licht bewogen en een stralende
blauwe lucht bracht het uit
gelezen gezelschap aan boord
van het maü-motorschip Argo f
in een genoegelijke stemming.
De schippers, die het dok
sleepten, wreven verheugd hun
eeltige knuisten en zetten
welgemoed hun koers op
Lundi-Eiland.
Menig schip was in het oude
dok weer opgekalefaterd en
er als nieuw weer uitgekomen.
Walvisch- enOostinjevaarders,
week- en kolenbooten. Kaap
Hoorners en Visschers van de
Groote Banken. Schepen met
klippersteven, schoeners en
barketiens.
Maar met de T jaren waren
de schepen grooter geworden
en het oude dok was niet ge
groeid. Ook kon er niet vlug
genoeg meer meegewerkt
worden. J5
Het had zijn tijd gehad
zooals men zeide en hoewel
het hecht en stevig was ver
vaardigd en nog menigen
stoot zou kunnen verdragen,
werd het voor de sloop ver
kocht. |
Naar Hamburg. (!f
Sinds jaiar en dag had het
dok op zijn zelfde ligplaats
gelegen. Zwaar verankerd.
Aan iedere zijde, juist op de!
waterlijn, had de bouwmeester
een onverwrikbaren stalen ring
bevestigd. Een ring van haast een meter
middellijn. Daar waren de ankerkettingen op
gestoken. Mettertijd waren de ringen en
de sluitingen der kettingen bemost,
beslijmd, zwaar aangegroeid,' en glibberig ge
worden.
En van stoot af aan was het oude dok
onwillig geweest om zijn ligplaats te ver- ?
laten,
Toen de beide sleepbooten gereed lagen
om het naar zijn laatste bestemming te
voeren, was een knokploeg van de werf met
koubeitels en voorhamers op de ringen en de
sluitingen der kettingen los gegaan.
Het volk had verwoed gehamerd en ge
slagen.
Teekeningen J. V. »oeve
Zonder resultaat.
Na vele vermoeiende uren gaf er nog
niets mee.
Tot een wilde man met een grooten vloek
uit de werkbopt op n der stalen ringen
sprong, teneinde grootere kracht te kunnen
zetten.
Die vloek was zijn laatste woord, want
met geheven hamer gleed hij van den ring,
Zij voeren uit....
dook met beide handen om den steel
de gore haven in en kwam niet weer
boven.
Zijn maats wischten hun zweet weg en
begonnen te dreggen. Doch zij vonden hem
niet.
De sleepbooten wachtten en brachten hun
tijd in rekening.
Dat dok weet meer dan menig mensch
zei de voorman, die een Ier was. En hij liet
een steektoestel komen om de sluitingen los
te branden.
Voor zij halverwege gekomen waren, ont
plofte de ketel van het apparaat, doch door
een wonder vielen er geen dooden.
Die voorman en zijn ploeg waren niet
meer te bewegen om verder aan het dok te
werken. Op alle dreigementen hadden zij
maar n antwoord drie maal is
scheepsrecht.
Zij nokten af en als een loopend vuur ging
hun verhaal langs den waterkant.
Doch schampere woorden en nooddruft
deden het volk des anderen daags hun taak
hervatten. Enjonder aanvoering van een
nieuwen voorman werden dok
en sleepers op weg geholpen.
Op hun weg langs West- en
Zuidkust van Engeland, door
het Kanaal, over de Noordzee,
naar de Elbe.
Toen het dok door de slui
zen gesleurd werd, stond de
vroegere voorman langs den
kant en hij spoog met een
verwensching omlaag. Op n
der zware stalen ringen, die
langs de schoeüng schuurde.
Hoog op het sloependek van
het nieuwe mail-motorschip
Argo stonden enkele
genoodigden voor de proefvaart over
de smettelooze verschansing
geleund.
Het schip voer op de geme
ten Engelsche mijl, teneinde
snelheid en vermogen te be
proeven.
De groene golven van de
Duitsche Bocht spoten óp aan
den boeg en werden terzijde
geslagen. Als het machtige
schip zijn kop naar de deining
zette, werden er wreede voren
door de kalme zee gescheurd.
Het wild geworden water
sprong schuimend naar achte
ren en kolkte kokend en brui
schend in het waak.
Wat een kracht ! riep
iemand uit het gezelschap.
't Is ontzettend kreeg hij ten antwoord.
Het maakt me beangst zei een dame,
die langs de hooge, benagelde scheepshuid
naar beneden, naar het kolkende, schuimende
water staarde.
Maar mevrouw vroeg n der heeren
dat meent u toch werkelijk niet.
Wat kan er nu met zoo'n schip gebeuren ?
Wij gaan met een twintig-mijls-vaart door.
het water en staan hier even rustig als aan
land.
Ik weet het niet zei de dame.
Mevrouw ??vervolgde n der autoriteiten
uit het gezelschap, een man die den roep had,
in alles goed georiënteerd te zijn mevrouw,