De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1933 16 december pagina 43

16 december 1933 – pagina 43

Dit is een ingescande tekst.

Drijfhout in den nacht Willem de Geus i' fit' npEZELFDER tijd, dat het luxe D.S.M.S. lj[ Argo voor zijn proefvaart op deNoordzee kruiste, werd een oud en roestig droogdok, met rauw geschreeuw «n veel moeite, de sluizen van Swansea uitgesleept. Dit gebeurde op. een glorieuzen, zonnigen wintermorgen. Er woei een zwakke, tinte lende koelte uit het Oosten, de zee ademde slechts licht bewogen en een stralende blauwe lucht bracht het uit gelezen gezelschap aan boord van het maü-motorschip Argo f in een genoegelijke stemming. De schippers, die het dok sleepten, wreven verheugd hun eeltige knuisten en zetten welgemoed hun koers op Lundi-Eiland. Menig schip was in het oude dok weer opgekalefaterd en er als nieuw weer uitgekomen. Walvisch- enOostinjevaarders, week- en kolenbooten. Kaap Hoorners en Visschers van de Groote Banken. Schepen met klippersteven, schoeners en barketiens. Maar met de T jaren waren de schepen grooter geworden en het oude dok was niet ge groeid. Ook kon er niet vlug genoeg meer meegewerkt worden. J5 Het had zijn tijd gehad zooals men zeide en hoewel het hecht en stevig was ver vaardigd en nog menigen stoot zou kunnen verdragen, werd het voor de sloop ver kocht. | Naar Hamburg. (!f Sinds jaiar en dag had het dok op zijn zelfde ligplaats gelegen. Zwaar verankerd. Aan iedere zijde, juist op de! waterlijn, had de bouwmeester een onverwrikbaren stalen ring bevestigd. Een ring van haast een meter middellijn. Daar waren de ankerkettingen op gestoken. Mettertijd waren de ringen en de sluitingen der kettingen bemost, beslijmd, zwaar aangegroeid,' en glibberig ge worden. En van stoot af aan was het oude dok onwillig geweest om zijn ligplaats te ver- ? laten, Toen de beide sleepbooten gereed lagen om het naar zijn laatste bestemming te voeren, was een knokploeg van de werf met koubeitels en voorhamers op de ringen en de sluitingen der kettingen los gegaan. Het volk had verwoed gehamerd en ge slagen. Teekeningen J. V. »oeve Zonder resultaat. Na vele vermoeiende uren gaf er nog niets mee. Tot een wilde man met een grooten vloek uit de werkbopt op n der stalen ringen sprong, teneinde grootere kracht te kunnen zetten. Die vloek was zijn laatste woord, want met geheven hamer gleed hij van den ring, Zij voeren uit.... dook met beide handen om den steel de gore haven in en kwam niet weer boven. Zijn maats wischten hun zweet weg en begonnen te dreggen. Doch zij vonden hem niet. De sleepbooten wachtten en brachten hun tijd in rekening. Dat dok weet meer dan menig mensch zei de voorman, die een Ier was. En hij liet een steektoestel komen om de sluitingen los te branden. Voor zij halverwege gekomen waren, ont plofte de ketel van het apparaat, doch door een wonder vielen er geen dooden. Die voorman en zijn ploeg waren niet meer te bewegen om verder aan het dok te werken. Op alle dreigementen hadden zij maar n antwoord drie maal is scheepsrecht. Zij nokten af en als een loopend vuur ging hun verhaal langs den waterkant. Doch schampere woorden en nooddruft deden het volk des anderen daags hun taak hervatten. Enjonder aanvoering van een nieuwen voorman werden dok en sleepers op weg geholpen. Op hun weg langs West- en Zuidkust van Engeland, door het Kanaal, over de Noordzee, naar de Elbe. Toen het dok door de slui zen gesleurd werd, stond de vroegere voorman langs den kant en hij spoog met een verwensching omlaag. Op n der zware stalen ringen, die langs de schoeüng schuurde. Hoog op het sloependek van het nieuwe mail-motorschip Argo stonden enkele genoodigden voor de proefvaart over de smettelooze verschansing geleund. Het schip voer op de geme ten Engelsche mijl, teneinde snelheid en vermogen te be proeven. De groene golven van de Duitsche Bocht spoten óp aan den boeg en werden terzijde geslagen. Als het machtige schip zijn kop naar de deining zette, werden er wreede voren door de kalme zee gescheurd. Het wild geworden water sprong schuimend naar achte ren en kolkte kokend en brui schend in het waak. Wat een kracht ! riep iemand uit het gezelschap. 't Is ontzettend kreeg hij ten antwoord. Het maakt me beangst zei een dame, die langs de hooge, benagelde scheepshuid naar beneden, naar het kolkende, schuimende water staarde. Maar mevrouw vroeg n der heeren dat meent u toch werkelijk niet. Wat kan er nu met zoo'n schip gebeuren ? Wij gaan met een twintig-mijls-vaart door. het water en staan hier even rustig als aan land. Ik weet het niet zei de dame. Mevrouw ??vervolgde n der autoriteiten uit het gezelschap, een man die den roep had, in alles goed georiënteerd te zijn mevrouw,

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl