De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1933 23 december pagina 22

23 december 1933 – pagina 22

Dit is een ingescande tekst.

L 'l Si ft l ? JÖ* MOTORPERSPOMP type D. 407 Barcelona is een eigenaardige stad. Ze is gevormd uit een klein, oud ge deelte dat rondom de haven ligt, vol nauwe bochtige straatjes en duis tere pleintjes, en daaromheen een ruime, grandioze boulevard-stad, mo dern en Zuid-Amerikaansch met haar lichte gebouwen en haar zuiver vier kante huizenblokken. Nog verder, door een schilderachtige heuvelreeks begrensd, ligt een gordel van voor steden, die gelijk alle voorsteden ter wereld een onnoemelijke hoeveelheid menschen-ellende herbergen: waarin de meest troostelooze arbeiderswijken te vinden zijn, woonhuizen tusschen fabrieken, spoorweg-overgangen, smoe zelige binnenplaatsen en verlaten stukjes veld, waar gras groeit tusschen oud roest, katjes spelen tusschen puin, en waar men al het kindergeschrei van een milHoenenstad veraf maar duidelijk schijnt te hooren. Er bestaat, sinds Barcelona er zoo uitziet, een geheimzinnig conflict tusschen deze drie gedeelten van de stad. De rijke middengordel voelt zich door de proletarische buitengordel belegerd, en wordt inderdaad reeds een halve eeuw lang met bommen en kleine schermutselingen bestookt, zoodat men er ook in dit opzicht typisch Zuid-Amerikaansche sensaties kan op doen. En de antieke stadskern wordt weer Verstikt door de twee buitenste kringen. Vroeger moet dit kleine Barcelona, met zijn visscherskwartier, dat zoo sierlijk Barceloneta" heet, een intiem en bevallig havenstadje geweest zijn, waar het goed was te leven, en waar idylles niet tot de volslagen onmogelijkheden behoor den, gelijk thans. Maar dat alles is reeds sinds menschenheugenis voorbij. Dit gedeelte van de stad is bezig af te sterven. Huizen verdwijnen jaar na jaar, om plaats te maken voor een paar meter meer boulevard. De menschen, die er nog wonen, lijken allen zwak van ouderdom en ziek. Men ziet er geen kinderen meer zooals in de buitenwijken der arbeiders. Toch houdt deze stadskern er ook haar eigen wijze van verweer op na. Terwijl de buitengordel een open, systematische belegering voert met haar onuitputtelijke voorraad helsche machines, haar fanatieke vakvereenigingen en goedgeorganiseerde sta kingen, is het verweer van de oude stad duisterder, senieler, maar hard nekkiger. Ook meedoogenloozer. Wie erin verzeild raakt niet als toeval lige voorbijganger maar als bewoner verdwijnt als in een kolk, wordt ver stikt. Hij vindt zichzelve na jaren weer terug als arbeider in Alaska of als souteneur in Buenos-Aires, maar wat er intusschentijd met hem is gebeurd, daarvan kan hij niemand noch zichzelf rekenschap geven. De vrouwen vergaat het nog erger, zij worden de levenslange gevangenen van deze binnenstad, hetzij als ver kommerende naaistertjes, ergens hoog in een verlaten achterkamertje, ge bogen van de zorg voor een paar bloedarme kindertjes, hetzij als een van de talrijke vrouwen van lederen denkbaren leeftijd, die op elk uur van den nacht door de bochtige straatjes dwalen, bedelend om een stuiver ter liefde Gods of om een peseta ter liefde van Venus. De oude stad geeft geen kamp: telkens verdwijnen er bewoners van een der beide buitenkringen in dit centrum en worden verzwolgen door deze wijk die, net als een maal stroom, als een trechter werkt, wer velend en zonder pardon. Er is tijd voor noodig en een onver schrokken aandacht, om een stad zoo door te krijgen. Wandelingen alleen helpen niet vee], zelfs niet wanneer ze over jaren loopen. Maar een goede gids is alles waard. Een, die vergroeid is met zoo'n stad, haar geheimste wonden kent, zelf op haar meest verziekte plekken heeft ge leden; zoo iemand kan in weinige dagen opeens het beeld voltooien en je de oogen openen voorgoed. Het is hierom vooral dat ik dankbaar ben een man als Carlos Gironella te hebben ontmoet. Hierom, en om iets nders dat aanstonds nog ter sprake komt. Types gelijk Gironella behooreit bij een stad als deze: ze moeten in. elke soortgelijke stad te vinden zijn. Albert Heiman Teekenlngen J. F. Doeve Hij heeft geen beroep, maar ziet er ook niet al te sjofel uit. Ik ben er niet achter kunnen komen waar hij woont, maar hij maakt slechts een zér, zeer bescheiden gebruik van de gastvrijheid, die ik hem aanbied. Hij is geen vrouwengek, en bezit ook geen bizonder aantrekkelijk uiterlijk. Toch wordt hij elke dag door tien tallen vrouwen toegelachen, die heusch niet te versmaden zijn en zich heusch niet allen om professioneele redenen vriendelijk toonen. Het moet zijn dat Gironella, zonder bizonder op te vallen, toch volkomen bij de stad hoort, zooals de kathedraal en de haven, de verschillende torens en de twee voornaamste heuvels. Als die menschelijke kwaliteiten bezaten, zou den ze waarschijnlijk ook zoo mild worden toegelonkt. Verder is het mij opgevallen, dat Gironella nooit aal moezen geeft, het is zeker dat hij krap in de centen zit maar steeds een woord weet te zeggen of een grimas trekt, waarin de bedelenden meer be hagen toonen, dan in de halve-stuiver die ik soms geef. Ik heb hem ervan verdacht dat hij na onze gezamenlijke aperitief ijlings ergens anders een koffie gaat drinken en niet een tandenstoker de honger uit zijn gebit wegsteekt (zooals anderen daarmee de olijven van hun schoteltjes wegprikken). En toch neemt hij bijna nooit de invitatie aan om ook gezamenlijk te eten. Hij heeft meestal een andere afspraak", of begint te tieren op alle restaurants en pensions van de stad, waar je overal afgezet wordt en nergens behoorlijk te eten krijgt." In dit geval schrikt hij voor geen enkele onwaarheid terug. Met Gironella dan, heb ik de stad doorkruist, op menige avond en meni ge morgen. Hij heeft mij alles laten zien wat ik weten wou, en nog veel meer, waarvan hij dacht dat het goed zou zijn als ik het gezien had. Vriend Cubano," zei hij ten slotte tegen mij (want hier word ik meest voor een Cubaan versleten), zoon van je moeder, wat is er in deze heerlijke rotstad wat ik je nog kan laten zien? Je kent er nu meer van dan menigeen die hier geboren is, want het is niet te gelooven hoeveel menschen hun oogen ergens anders hebben zitten dan in hun gezicht. Maar als je nog iets te binnen schiet, spreek. Als ik het weet, zal ik mijn laatste druppel weten aan je ver spillen. En anders moeten we samen op zoek gaan." Ja," zei ik, op stuk van zaken is er toch nog iets. Ik heb je er al vaker naar gevraagd, maar nooit een voldoend antwoord gekregen. Of schoon jij het wel weten moet. Maar je schijnt het niet te willen zeggen." Mijn gids keek mij verbaasd aan en een beetje boos. En deze kleine boosheid was juist het effect dat ik bij hem wilde teweegbrengen, want ik dacht: wat hij mij niet goedschiks wil vertellen, krijg ik misschien wel te hooren als hij een beetje nijdig is. Maar zijn gewone hoffelijkheid verIk bedoel menschen als die dóór gaan .

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl