Historisch Archief 1877-1940
L
'l
Si ft l ?
JÖ*
MOTORPERSPOMP
type D. 407
Barcelona is een eigenaardige stad.
Ze is gevormd uit een klein, oud ge
deelte dat rondom de haven ligt,
vol nauwe bochtige straatjes en duis
tere pleintjes, en daaromheen een
ruime, grandioze boulevard-stad, mo
dern en Zuid-Amerikaansch met haar
lichte gebouwen en haar zuiver vier
kante huizenblokken. Nog verder,
door een schilderachtige heuvelreeks
begrensd, ligt een gordel van voor
steden, die gelijk alle voorsteden ter
wereld een onnoemelijke hoeveelheid
menschen-ellende herbergen: waarin
de meest troostelooze arbeiderswijken
te vinden zijn, woonhuizen tusschen
fabrieken, spoorweg-overgangen, smoe
zelige binnenplaatsen en verlaten
stukjes veld, waar gras groeit tusschen
oud roest, katjes spelen tusschen
puin, en waar men al het
kindergeschrei van een milHoenenstad veraf
maar duidelijk schijnt te hooren.
Er bestaat, sinds Barcelona er zoo
uitziet, een geheimzinnig conflict
tusschen deze drie gedeelten van de
stad. De rijke middengordel voelt zich
door de proletarische buitengordel
belegerd, en wordt inderdaad reeds
een halve eeuw lang met bommen en
kleine schermutselingen bestookt,
zoodat men er ook in dit opzicht typisch
Zuid-Amerikaansche sensaties kan op
doen. En de antieke stadskern wordt
weer Verstikt door de twee buitenste
kringen. Vroeger moet dit kleine
Barcelona, met zijn visscherskwartier,
dat zoo sierlijk Barceloneta" heet,
een intiem en bevallig havenstadje
geweest zijn, waar het goed was te
leven, en waar idylles niet tot de
volslagen onmogelijkheden behoor
den, gelijk thans. Maar dat alles is
reeds sinds menschenheugenis voorbij.
Dit gedeelte van de stad is bezig
af te sterven. Huizen verdwijnen
jaar na jaar, om plaats te maken
voor een paar meter meer boulevard.
De menschen, die er nog wonen, lijken
allen zwak van ouderdom en ziek.
Men ziet er geen kinderen meer
zooals in de buitenwijken der arbeiders.
Toch houdt deze stadskern er ook
haar eigen wijze van verweer op na.
Terwijl de buitengordel een open,
systematische belegering voert met
haar onuitputtelijke voorraad helsche
machines, haar fanatieke
vakvereenigingen en goedgeorganiseerde sta
kingen, is het verweer van de oude
stad duisterder, senieler, maar hard
nekkiger. Ook meedoogenloozer. Wie
erin verzeild raakt niet als toeval
lige voorbijganger maar als bewoner
verdwijnt als in een kolk, wordt ver
stikt. Hij vindt zichzelve na jaren
weer terug als arbeider in Alaska of
als souteneur in Buenos-Aires, maar
wat er intusschentijd met hem is
gebeurd, daarvan kan hij niemand
noch zichzelf rekenschap geven. De
vrouwen vergaat het nog erger,
zij worden de levenslange gevangenen
van deze binnenstad, hetzij als ver
kommerende naaistertjes, ergens hoog
in een verlaten achterkamertje, ge
bogen van de zorg voor een paar
bloedarme kindertjes, hetzij als een
van de talrijke vrouwen van lederen
denkbaren leeftijd, die op elk uur van
den nacht door de bochtige straatjes
dwalen, bedelend om een stuiver ter
liefde Gods of om een peseta ter liefde
van Venus. De oude stad geeft geen
kamp: telkens verdwijnen er bewoners
van een der beide buitenkringen in
dit centrum en worden verzwolgen
door deze wijk die, net als een maal
stroom, als een trechter werkt, wer
velend en zonder pardon.
Er is tijd voor noodig en een onver
schrokken aandacht, om een stad
zoo door te krijgen. Wandelingen
alleen helpen niet vee], zelfs niet
wanneer ze over jaren loopen. Maar
een goede gids is alles waard. Een, die
vergroeid is met zoo'n stad, haar
geheimste wonden kent, zelf op haar
meest verziekte plekken heeft ge
leden; zoo iemand kan in weinige
dagen opeens het beeld voltooien
en je de oogen openen voorgoed.
Het is hierom vooral dat ik dankbaar
ben een man als Carlos Gironella te
hebben ontmoet. Hierom, en om iets
nders dat aanstonds nog ter sprake
komt.
Types gelijk Gironella behooreit
bij een stad als deze: ze moeten in.
elke soortgelijke stad te vinden zijn.
Albert Heiman
Teekenlngen J. F. Doeve
Hij heeft geen beroep, maar ziet er
ook niet al te sjofel uit. Ik ben er
niet achter kunnen komen waar hij
woont, maar hij maakt slechts een
zér, zeer bescheiden gebruik van de
gastvrijheid, die ik hem aanbied. Hij
is geen vrouwengek, en bezit ook
geen bizonder aantrekkelijk uiterlijk.
Toch wordt hij elke dag door tien
tallen vrouwen toegelachen, die heusch
niet te versmaden zijn en zich heusch
niet allen om professioneele redenen
vriendelijk toonen. Het moet zijn
dat Gironella, zonder bizonder op
te vallen, toch volkomen bij de stad
hoort, zooals de kathedraal en de
haven, de verschillende torens en de
twee voornaamste heuvels. Als die
menschelijke kwaliteiten bezaten, zou
den ze waarschijnlijk ook zoo mild
worden toegelonkt. Verder is het mij
opgevallen, dat Gironella nooit aal
moezen geeft, het is zeker dat hij
krap in de centen zit maar steeds
een woord weet te zeggen of een grimas
trekt, waarin de bedelenden meer be
hagen toonen, dan in de halve-stuiver
die ik soms geef. Ik heb hem ervan
verdacht dat hij na onze gezamenlijke
aperitief ijlings ergens anders een
koffie gaat drinken en niet een
tandenstoker de honger uit zijn gebit
wegsteekt (zooals anderen daarmee de
olijven van hun schoteltjes
wegprikken). En toch neemt hij bijna nooit de
invitatie aan om ook gezamenlijk te
eten. Hij heeft meestal een andere
afspraak", of begint te tieren op alle
restaurants en pensions van de stad,
waar je overal afgezet wordt en
nergens behoorlijk te eten krijgt."
In dit geval schrikt hij voor geen
enkele onwaarheid terug.
Met Gironella dan, heb ik de stad
doorkruist, op menige avond en meni
ge morgen. Hij heeft mij alles laten
zien wat ik weten wou, en nog veel
meer, waarvan hij dacht dat het goed
zou zijn als ik het gezien had.
Vriend Cubano," zei hij ten
slotte tegen mij (want hier word ik
meest voor een Cubaan versleten),
zoon van je moeder, wat is er in deze
heerlijke rotstad wat ik je nog kan
laten zien? Je kent er nu meer van
dan menigeen die hier geboren is,
want het is niet te gelooven hoeveel
menschen hun oogen ergens anders
hebben zitten dan in hun gezicht.
Maar als je nog iets te binnen schiet,
spreek. Als ik het weet, zal ik mijn
laatste druppel weten aan je ver
spillen. En anders moeten we samen
op zoek gaan."
Ja," zei ik, op stuk van zaken
is er toch nog iets. Ik heb je er al
vaker naar gevraagd, maar nooit een
voldoend antwoord gekregen. Of
schoon jij het wel weten moet. Maar
je schijnt het niet te willen zeggen."
Mijn gids keek mij verbaasd aan
en een beetje boos. En deze kleine
boosheid was juist het effect dat ik
bij hem wilde teweegbrengen, want
ik dacht: wat hij mij niet goedschiks
wil vertellen, krijg ik misschien wel
te hooren als hij een beetje nijdig is.
Maar zijn gewone hoffelijkheid
verIk bedoel menschen als die
dóór gaan .