De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1933 30 december pagina 1

30 december 1933 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

irsj.";,"1"^ a-I". i *,, ? DE GROENE AMSTERDAMMER Weekblad voor Nederland Onder hoofdredactie van A. C Josephos Jitta Redacteuren: L. J. Jordaan,F. O. Scheltema en A&Kann. Secretaris der redactie: C. F. v. Dan Keizersgracht 3S5, Amsterdam C - Tel. (tijdelijk) 80872 - Oem. Giro 0.1000 < Post 72880 Opgericht in 1877 No. 2952 Zaterdag 30 December 1933 Een halve eeuw van strijd i*l' Hit de herinneringen van J. H. Schaper. Eerste deel. Wolters, Groningen, 1933 Gisteren viel een opgeschoten jongen, die bezig was aan den gevel van het hoedenmagazijn van den heer Culp in 'de Stoeldraaierstraat te werken, op straat. Hij werd zwaar gekwetst opgenomen-en naar zijn woning gebracht en onder geneeskundige behandeling gesteld". Met dit krantenbericht, dat in de maand Juli van het jaar 1884 verscheen en dat op hem zeil betrekking heeft, vangt de heer J. H. Schaper, lid en onder-voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal het eerste deel zijner herinneringen aan, dat enkele weken geleden door Wolters werd gepubliceerd. Dat boek is merkwaardig, omdat niemand, die den heer Schaper kent aan zijn oprechtheid en goede gezindheid kan twijfelen. Het geeft niet alleen een levensbeeld van den schrijver, maar tevens een beeld van de ontwikkeling der denk beelden in de halve eeuw, waarover de herinne ringen zich uitstrekken. De patroon van den door dit ongeval getroffen schilder bracht den patiënt een bezoek en hij bood hem n kwartje" om het leed te verzachten. Hij zal wel weinig meer gehad hebben," schrijft de heer Schaper in zijn herinneringen en er was in dien tijd geen enkel besef, dat een patroon in zulk een geval verplicht was tot geldelijke hulp." De eerste Ongevallenwet kwam eerst in 1901 tot stand. En het gezin van den schilder moest gedurende zijn ziekte het loon van ruim 6 gulden per week, dat hij met een werkdag van 13 uren verdiende, derven. Deze simpele getallen 13 uren werken per dag, een loon van ruim 6 gulden per week en een uitkeer ing van n kwartje stellen duidelijk in het licht, hoe zeer de positie der arbeiders in deze halve eeuw is gewijzigd. De heer Schaper heeft daartoe het zijne bij gedragen. Met de volgende treffende woorden geeft de heer Schaper zelf in de inleiding tot zijn herinne ringen aan, welke geweldige veranderingen in de positie der arbeiders in een halve eeuw heeft plaats gevonden. Welke ontzaglijke veranderingen zijn ingetre den, welke verbeteringen in moreel, intellectueel en stoffelijk opzicht verkregen! De strijd in de oude beweging was daartoe een aanloop, maar ook een voorbereiding. De arbeider, vroeger een paria, die niets te verliezen had dan zijn ketenen, is thans staatsburger geworden. Hij mag dat niet uit het oog verliezen, al werd hij ouder het al gemeen kiesrecht geboren. Hoevele arbeiders zitten thans niet in de besturen van gemeente en provincie! Op de schouders der arbeiders steunt thans mede ons staatswezen. In stoffelijken zin, in het bijzonder, heeft de arbeiders klasse nog veel te winnen, met name wat betreft de zekerheid van bestaan. Maar de bittere en vernederende armoede van vroeger is in het algemeen niet meer zijn deel. Wat thans armoede beteekent, scheen vroeger welstand l Zelfs de gemiddelde werklooze met zijn karigen steun heeft het in absolute» zin beter dan de harde, geregelde werker van vroeger". Vrijwel de geheele pers, in het bijzonder de socialistische arbeiderspers, heeft in de beschou wingen, die zij aan het boek van den heer Schaper heeft gewijd, de volle aandacht gericht op de bladzijden in het laatste hoofdstuk van het boek, die handelen over Troelstra. In die bladzijden worden de persoon en het werk van Troelstra gecritiseerd. De heer Schaper ontwikkelt de stelling, die iuj reeds vroeger heeft verkondigd, dat Troel stra tegen de groote momenten niet opgewassen is gebleken. Troelstra zelf heeft zich in het derde deel van zijn gedenkschriften aan die stelling gestooten en blijkbaar ha antwoord op deze bewering geschre ven, dat men van Schaper nu eenmaal niet allereerst bilhjke en goed-gemotiveerde oordeelen over personen verwacht". Ziedaar het heele conflict. Het zou op zichzelf niet de moeite waard zijn. Het laat het karakter en de bekwaamheden van de beide partijgenooten, die er in betrokken zijn, onaangetast. Maar de vraag is voor de geschiedenis en de toekomst van de sociaal-democratie in Nederland van het grootste gewicht, omdat zij ten nauwste verband houdt met de andere vraag, of de S.D.A.P. is een revolutionnaire partij of een'hervormingspartij. Op vier critieke momenten in onze parlemen taire geschiedenis bleek 'Troelstra tegen de moei lijke problemen niet opgewassen. Ziedaar de stelling van den heer Schaper. Het komt mij voor, dat hij er in geslaagd is aan te toonen, dat die stelling volkomen juist is. In 1903, ten tijde van de groote spoorwegstaking, heeft Troelstra de zijde van de revolutie en niet die van het gezag gekozen. Hij heeft zich na eenige aarzeling in 1906 verzet tegen de nieuwe regeling van het arbeidscontract, welke regeling ten slotte is gebleken een groot voordeel te zijn voor de arbeidersklasse. Hij heeft in 1913, toen Dr. D. Bqs als kabinetsformateur aan de S.D.A.P. drie ministerportefeuilles bood en de partij der halve de gelegenheid gaf te toonen, dat zij in staat en bereid was mede de verantwoordelijkheid voor 's lands regeering te dragen, dat aanbod afgewezen, zonder daarover voldoende overleg te plegen met de verschillende instanties in de partij. En in November 1918 heeft hij zich niet alleen vergist in de machtsverhoudingen, maar wat erger is, aan de zaak van de democratie groote schade toegebracht. ?»? Het komt mij voor, dat er zelfs van het partij standpunt der S.D.A.P. geen enkele reden is den heer Schaper over dit oordeel hard te vallen. Het oordeel is in de eerste plaats juist en het tast bovendien het karakter van Troelstra in het geheel niet aan. Het bevestigt slechts, wat juist een der aantrekkelijkheden is van den persoon van Troelstra, dat hij behalve groote deugden ook groote gebreken vertoonde. Bestond er aanleiding om juist op dit oogenblik deze critiek te uiten, of zou het in dezen tijd, waarin de leiding in de S.D.A.P. groote moeilijk heden moet overwinnen om de partij in een nieu wen koers te sturen, beter zijn geweest deze critiek uit te stellen? Het komt mij voor, dat de heer Schaper er ook in geslaagd is aan te toonen, dat zijn beschou wingen en zelfs zijn critiek op Troelstra op een juist oogenblik zijn verschenen. In een interview met een redacteur van de On» telefoonnummer l» tijdens do storing 8O872 Inhoud: i. Prof. Mr. A. C. Josephus Jitta, Halve eeuw. ?z. Mr. M. Kann, Het land dat neen" kan zeggen. i 3. Mr. Frans Coenen, Na het proces. J. F. Doeve, Brand in de telefooncentrale. 4. Melis Stoke, De oude grijsaard, teekeningen Harmsen van der Beek. 5. L. J. Jordaan, Jeugd. 6. Jan van Nijlen, Boekbespreking. ?j. Dr. Jac. P. Thijsse, 's Lands Plantentuin. 8. B. J. Stokvis, Vincent in Arles. 9. Otto van Tussenbroek, Toegepaste kunst. Constant van Wessem, Muziek. 10-11. L. J. Jordaan en G. Simons, Bioscopy. 13. C. A. Klaasse, Armlastige spoorwegen. 15. Mr. H. Scholte, Tooneel. 16. Albert Heiman, Oriënteeringen en groepee ringen. 17. Agnes Maas-van der Moer, Het zijden hemd, teekeningen J. F. Doeve. 18. H. Engel, Radio-programma. Mr. E. Elias, Boekbespreking. ig.JAlida Zevenboom, Croquante croquetjes. l Uit het kladschrift van Jantje. 20. Letterraadsel. Charivaria. ^Felix, Awel zulle. Omslag: spelproblemen. Viooltjes Voor»reff«IQk« chocolodo in don vorm van vtoobta. Een spectahtw. RINGER5 Lef op den i Avondpost, heeft de heer Schaper dezer dagen verklaard: De zaak van het socialisme en van de demo cratie gaat mij boven alles. Juist in deze moeilijke tijden, met hun raadselachtige en pijnlijke ge beurtenissen ten oosten van ons, is het plicht zijn meening te zeggen en desnoods zijn waar schuwende stem te laten hooren. Ik heb de S.D.A.P. mede opgericht, bij haar geboorte heb ik stormen moeten trotseeren, ik laat de partij niet zonder meer sloopen door onbekwaamheid en gebrek aan moed. Het opgroeiend geslacht kan uit mijn herinne ringen zien, hoe ondoordachtheid en gebrek aan werkelijkheidsbesef een beweging kunnen ver oorzaken, die noodlottig moet worden voor volk en land, voor iedereen, bovenal voor de arbeiders zelf. Dit mochten onze anti-parlementariërs van heden wel eens bedenken: hoe het parlement de revolutie kan doen mislukken". Moge de jeugd van heden, in en buiten de S.D. A. P., uit deze herinneringen de lessen putten, die de schrijver er blijkbaar in heeft willen leggen. A. O. JOSEPHUS JITTA

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl