De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1933 30 december pagina 10

30 december 1933 – pagina 10

Dit is een ingescande tekst.

l N DE FILMSTUDIO Amerikaansche Filmkomieke karles Ruggles en Mary Boland ht. fcf? ! ?**?< Charles Bngglea lm Mc.* Leod's Hama lo-ves Papa" Daar was een tijd, dat de filmkomiek en in het bijzonder de Amerikaansche filmkomiek zich niet lekker voelde zonder een groote druipsnor, een, woedende menigte op zijn hielen en een kalkbak om in te vallen. Hij sleet zijn dagen met vechten, vallen en gekastijd worden, waarbij hem als eenig verzetje vergund was eens andermans meisje te kussen of zich door een welgemikte slagroomtaart te revancheeren. Deze episode uit de filmhistorie heeft zich zeer in de gunst der critiek mogen verheugen, sinds Ohaplin taboe verklaard is en iemand den slogan van de commedia dell' arte" ontdekte. Vooral de laatste omstandigheid verleende den filmclown een zekere glorie in de oogen van het intellectueele publiek, dat altijd nog naar excuses zoekt voor zijn cinema-zonden. Die affaire met de commedia dell' arte" was een dankbare vinding het impliceerde een deftige en zelfs oud-adellijke parentage, waarvan de gag-speler (die overigens geen flauwe notie had van deze 18e-eeuwsche kunst) tot den huldigen dag profiteert. Het merk waardige en ietwat humoristische van het geval is, dat toen de filmburleske werkelijk iets gemeen scheen te hebben met de oude Italiaansche impro visaties, geen sterveling er naar omkeek. Een dikke vijf-en-twintig jaar geleden werd de film-gag n.l. inderdaad a Pimproviste gefabriekt. De filmregis seur voorzag zich bij deze, zijn opzet, van 200 meter onbelichte film, een camera en een zeer dikken of zeer mageren speler zijnde een combinatie van beide elementen destijds nog boven de financieele draagkracht der onderneming. Dit individu werd de held van een doorgaans ter plaatse bedacht en afgesproken (nimmer neergeschreven !) scenario. N £en reeks perikelen werden voor hem uitgestippeld : hij moest over bananenschillen vallen, tegen ' ladders oploopen, in het water tuimelen en ransel partijen ondergaan indien mogelijk werd het , geheel bekroond door een grootsche achtervolging, waarby het straatpubliek zijn belangelooze mede werking verleende. Men draaide tot de filmvoorraad op was aan het eind van de 200 meter negatief plakte men het woordje einde" en daarmee was de zaak bekeken. Wie tijdens het draaien een goeden inval had, laschte dien zonder nadere aankondiging in en men zou toen (mutatis mutan dis) werkelijk over iets als de commedia dell' arte" kunnen spreken. Maar men sprak toen nog in het geheel niet over de film en bewaarde deze geleerde term liever tot zij f eitelijk onjuist geworden ?was. Maar de filmburleske werd er bijna zoo onaan tastbaar door als de teekenf ilm of de documentaire hetgeen zoo bleef tot op dezen^dag. Met dat al was het een eigenaardig, ruw en primitief slag van volkje ---- deze oude f ilmkomieken van vóór de sound". Hun humor was evident, handtastelijk en hartig zij leefden bij de gratie van tempo en beweging en waren daardoor voor de zwijgende film als geboren. Maar de komst van, het geluid heeft hen feitelijk en definitief van het projectiedoek verbannen: met het geluid kwam een sterker realiteitsbesef met het woord kwam de bezinning. Voor beide elementen nu was in hun wereldje geen plaats als de onwerkelijke vallende en Buitelende schimmen waren zij alles zins aanvaardbaar, als onderdeelen eener aan de realiteit verwante verbeelding werden zij absurd en meelijwekkend. Daarbij verlegde zich het zwaartepunt van de snelle handeling, die geen tijd liet tot overwegen, in de richting van de tragere gesproken claus, die een onoverkomelijke handicap bleek. Enïot»*zien wij ze stuk voor stuk verdwijnen, de .Lupino Lanes en de Buster Keatons de Ben Turpins en de Harry Langdons. Behalve Ohaplin, wiens onfeilbare intuïtie terecht aan de zwijgende film vasthoudt, trachten nog alleen Harold Lloyd en het team Laurel-Hardy zich te handhaven. Intusschen mocht men zich met eenige zorg af vragen, op welke wijze Hollywood dit bedenkelijke) hiaat zou aanvullen. De slapstick"-burleske was namelijk niet alleen essentieel film" zij was ook essentieel Amerikaansch. En wij konden ons langzamerhand den Yankee-humor niet meer ' voorstellen zonder levensgevaarlijke grappen en schoppen tegen het achterste. Maar met het fabel achtige regeneratievermogen, waarvoor het felste anti-Amerikanisme de wapens moest strekken, heeft ook op dit stuk Hollywood het roer radicaal omgegooid. Achteloos graaiende in het onuit puttelijke reservoir van menschen en ideeën brengt zij een nieuw type van lach-generatoren te'jvoorschijn een type, zoo verbijsterend verschillend van den vroegeren komiek, dat men zich ver wonderd afvraagt, hoe twee zulke uiteenloopende karakters bij een zelfde volk kunnen voorkomen. Op,een schoenen dag duiken in de formidabele schlager's, Love me to-night" en Trouble in. Paradise" twee onberispelijke gentlemen, op be scheiden, correcte heeren, die evenmin aan vechten en vallen denken als de Lord-Mayor van Londen. Integendeel zij toonen een zorg voor hun waar digheid en fatsoen, die menige star" hen zou benijden. Zij zijn even onberispelijk van dictie. als van uiterlijk en kleeding zij mijden iedere uitbundigheid en onwelvoeglijkheid.... kortom zij zouden het onuitstaanbaarste en vervelendste stel philisters ter wereld zijn als daar niet een kleine maar" bijkwam. Zij bewaren, moet men weten, hun onberispelijkheid en welvoeglijkheid precies een fractie van een seconde te lang zij komen altijd iets te laat uit de plooi zij beginnen den humor van een situatie steeds eerst dan in. te zien, wanneer de onpartijdige toeschouwer reeds schaterlacht. Dit was een nieuwe ,.note gaie" in de filmproductie, die zich niet alleen wonderwel bij het cerebrale karakter van de geluidsfilm aansloot, doch bpvendien voor het meer intellectueele bioscooppubliek der laatste jaren in de traditioneele behoefte voorzag. Zoo maken de heeren Charles Ruggles Esq. en Hon. Edward Everett Norton hun intrede in de filmwereld. L. J. JORDAAh zoowel de openingsepisode van million" als de quasiMamoulianfilm Chou-j chou",?f leverden daar voor het bewijs. Ruggles' vis comica is gereserveerd, vol distinc tie en van* een tinte lenden humor. Hij heeft dat opgewektargelooze en blijgeestig-kinderlijke, dat altijd aarzelt op de grens van glimlach en ontroering. Hij is nimmer agres sief, ironisch of dwaas, maar al tijd te goeder trouw, welmeeUit Man ,,If I had a * * * Van deze beide fijne en voortreffelijke lightcomedians" schijnt Ruggles voorloopig de veelzijdigste en de sterkste. Een filmcomedie met Norton als hoofdfiguur laat zich alsnog moeilijk indenken zijn exclu sief | karakter als de stijf deftige tegenpool van een brillant en luchtig type zit hem, daartoe te_ veel in den weg. Maar Ruggles heeft reeds meermalen getoond een' fh'm alle'en te kunnen ,dragen:

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl