Historisch Archief 1877-1940
l N DE FILMSTUDIO
Amerikaansche Filmkomieke
karles Ruggles en Mary Boland
ht.
fcf? !
?**?<
Charles Bngglea lm Mc.* Leod's
Hama lo-ves Papa"
Daar was een tijd, dat de filmkomiek en in
het bijzonder de Amerikaansche filmkomiek
zich niet lekker voelde zonder een groote druipsnor,
een, woedende menigte op zijn hielen en een
kalkbak om in te vallen. Hij sleet zijn dagen met
vechten, vallen en gekastijd worden, waarbij hem
als eenig verzetje vergund was eens andermans
meisje te kussen of zich door een welgemikte
slagroomtaart te revancheeren.
Deze episode uit de filmhistorie heeft zich zeer
in de gunst der critiek mogen verheugen, sinds
Ohaplin taboe verklaard is en iemand den slogan
van de commedia dell' arte" ontdekte. Vooral
de laatste omstandigheid verleende den filmclown
een zekere glorie in de oogen van het intellectueele
publiek, dat altijd nog naar excuses zoekt voor
zijn cinema-zonden. Die affaire met de commedia
dell' arte" was een dankbare vinding het
impliceerde een deftige en zelfs oud-adellijke
parentage, waarvan de gag-speler (die overigens
geen flauwe notie had van deze 18e-eeuwsche
kunst) tot den huldigen dag profiteert. Het merk
waardige en ietwat humoristische van het geval
is, dat toen de filmburleske werkelijk iets gemeen
scheen te hebben met de oude Italiaansche impro
visaties, geen sterveling er naar omkeek. Een dikke
vijf-en-twintig jaar geleden werd de film-gag n.l.
inderdaad a Pimproviste gefabriekt. De filmregis
seur voorzag zich bij deze, zijn opzet, van 200 meter
onbelichte film, een camera en een zeer dikken of
zeer mageren speler zijnde een combinatie van
beide elementen destijds nog boven de financieele
draagkracht der onderneming. Dit individu werd
de held van een doorgaans ter plaatse bedacht en
afgesproken (nimmer neergeschreven !) scenario. N
£en reeks perikelen werden voor hem uitgestippeld :
hij moest over bananenschillen vallen, tegen
' ladders oploopen, in het water tuimelen en ransel
partijen ondergaan indien mogelijk werd het
, geheel bekroond door een grootsche achtervolging,
waarby het straatpubliek zijn belangelooze mede
werking verleende. Men draaide tot de filmvoorraad
op was aan het eind van de 200 meter negatief
plakte men het woordje einde" en daarmee was
de zaak bekeken. Wie tijdens het draaien een
goeden inval had, laschte dien zonder nadere
aankondiging in en men zou toen (mutatis mutan
dis) werkelijk over iets als de commedia dell'
arte" kunnen spreken. Maar men sprak toen nog
in het geheel niet over de film en bewaarde deze
geleerde term liever tot zij f eitelijk onjuist geworden
?was. Maar de filmburleske werd er bijna zoo onaan
tastbaar door als de teekenf ilm of de documentaire
hetgeen zoo bleef tot op dezen^dag.
Met dat al was het een eigenaardig, ruw en
primitief slag van volkje ---- deze oude f
ilmkomieken van vóór de sound". Hun humor was
evident, handtastelijk en hartig zij leefden bij
de gratie van tempo en beweging en waren daardoor
voor de zwijgende film als geboren. Maar de komst
van, het geluid heeft hen feitelijk en definitief van
het projectiedoek verbannen: met het geluid
kwam een sterker realiteitsbesef met het woord
kwam de bezinning. Voor beide elementen nu was
in hun wereldje geen plaats als de onwerkelijke
vallende en Buitelende schimmen waren zij alles
zins aanvaardbaar, als onderdeelen eener aan de
realiteit verwante verbeelding werden zij absurd
en meelijwekkend. Daarbij verlegde zich het
zwaartepunt van de snelle handeling, die geen tijd
liet tot overwegen, in de richting van de tragere
gesproken claus, die een onoverkomelijke handicap
bleek. Enïot»*zien wij ze stuk voor stuk verdwijnen,
de .Lupino Lanes en de Buster Keatons de
Ben Turpins en de Harry Langdons. Behalve
Ohaplin, wiens onfeilbare intuïtie terecht aan de
zwijgende film vasthoudt, trachten nog alleen
Harold Lloyd en het team Laurel-Hardy zich te
handhaven.
Intusschen mocht men zich met eenige zorg af
vragen, op welke wijze Hollywood dit bedenkelijke)
hiaat zou aanvullen. De slapstick"-burleske was
namelijk niet alleen essentieel film" zij was
ook essentieel Amerikaansch. En wij konden ons
langzamerhand den Yankee-humor niet meer
' voorstellen zonder levensgevaarlijke grappen en
schoppen tegen het achterste. Maar met het fabel
achtige regeneratievermogen, waarvoor het felste
anti-Amerikanisme de wapens moest strekken,
heeft ook op dit stuk Hollywood het roer radicaal
omgegooid. Achteloos graaiende in het onuit
puttelijke reservoir van menschen en ideeën brengt
zij een nieuw type van lach-generatoren
te'jvoorschijn een type, zoo verbijsterend verschillend
van den vroegeren komiek, dat men zich ver
wonderd afvraagt, hoe twee zulke uiteenloopende
karakters bij een zelfde volk kunnen voorkomen.
Op,een schoenen dag duiken in de formidabele
schlager's, Love me to-night" en Trouble in.
Paradise" twee onberispelijke gentlemen, op be
scheiden, correcte heeren, die evenmin aan vechten
en vallen denken als de Lord-Mayor van Londen.
Integendeel zij toonen een zorg voor hun waar
digheid en fatsoen, die menige star" hen zou
benijden. Zij zijn even onberispelijk van dictie.
als van uiterlijk en kleeding zij mijden iedere
uitbundigheid en onwelvoeglijkheid.... kortom
zij zouden het onuitstaanbaarste en vervelendste
stel philisters ter wereld zijn als daar niet een
kleine maar" bijkwam. Zij bewaren, moet men
weten, hun onberispelijkheid en welvoeglijkheid
precies een fractie van een seconde te lang zij
komen altijd iets te laat uit de plooi zij beginnen
den humor van een situatie steeds eerst dan in. te
zien, wanneer de onpartijdige toeschouwer reeds
schaterlacht. Dit was een nieuwe ,.note gaie" in de
filmproductie, die zich niet alleen wonderwel bij
het cerebrale karakter van de geluidsfilm aansloot,
doch bpvendien voor het meer intellectueele
bioscooppubliek der laatste jaren in de traditioneele
behoefte voorzag.
Zoo maken de heeren Charles Ruggles Esq. en
Hon. Edward Everett Norton hun intrede in de
filmwereld.
L. J. JORDAAh
zoowel de openingsepisode van
million" als de
quasiMamoulianfilm Chou-j
chou",?f leverden daar
voor het bewijs.
Ruggles' vis comica is
gereserveerd, vol distinc
tie en van* een tinte
lenden humor. Hij
heeft dat
opgewektargelooze en
blijgeestig-kinderlijke, dat
altijd aarzelt op de
grens van glimlach
en ontroering. Hij
is nimmer agres
sief, ironisch of
dwaas, maar al
tijd te goeder
trouw,
welmeeUit Man
,,If I had a
* *
*
Van deze beide fijne en voortreffelijke
lightcomedians" schijnt Ruggles voorloopig de
veelzijdigste en de sterkste. Een
filmcomedie met Norton als hoofdfiguur laat
zich alsnog moeilijk indenken zijn exclu
sief | karakter als de stijf deftige tegenpool
van een brillant en luchtig type zit hem,
daartoe te_ veel in den weg. Maar
Ruggles heeft reeds meermalen getoond
een' fh'm alle'en te kunnen ,dragen: