Historisch Archief 1877-1940
i Ir!
De Groene Amsterdammer van 30 December 1933
15
Dramatische kroniek
Hart en verstand
Henrik Scholte
Marcel Achard's Petrus"
bij het Centraal Tooneel
De ongehoorde virtuositeit, waarmee Achard
menschen schept, of liever met de bestaande
menschentypen jongleert tot het gewoonste de
'wonderlijkste figuren vormt, belet niet, dat er
toch maar twee of drie grondtypen, aangekleede
elementen van mensen-zijn, door al zijn stukken
? heen wandelen, n elk van hen moet, dunkt mij,
een goed deel van Achard zelf in zich hebben, die
, zich, als alle geboren dichters, immers toch niet
verloochenen kan.
?' Achard behoort tot die fantasten, diemeenen,
j dat het goede der aarde en zulks in den
ruimsten zin van het woord -?nog materiaal is om op te
' bouwen. Hij behoeft geen constructies, geen vir
tuositeit van den geest, geen hersengymnastiek.
Of zooals hij het zelf zijn Petrus laat zeggen
tegen zijn raadsman en leider: Zie je, jij bent
aardig en wat, je zegt is ook erg aardig, maar die
onzin van jou is alleen maar geschikt voor iemand,
die intelligent is." Achard is een man, die ovq^
de intelligentie heen tot het hart gaat. Hij is wijs,
1 zooals een clown, een dichter en een goed man
, wijs kan zijn. Die wijsheid is een aangeboren even
wicht, waardoor hij kan jongleeren, zoo kunstig,
dat menschen, die in de eenvoudige wijsheid niet
' gelooven, het voor intelligentie houden. Maar die
menschen missen de finesse van Achard. Om die
. finesse te omschrijven bestaat er eigenlijk maar
n woord, een woord, dat, in het tweede Fransche
stuk van deze week, een intelligent stuk, maar
, niet een wijs stuk, genoemd wordt het domste en
leegste woord der aarde: het woord charme".
Charme is een physieke en sensitieve reactie, die
buiten de rede ligt. In tegenstelling tot sex
appeal" zou men het heart appeal" kunnen
noemen. Het is de charme van Achard, waardoor
hij tenslotte in een soort geheimtaal spreekt tot
hen, die hem verstaan, en niet spreekt tot hen, die
een heele massa achter hem zoeken wat hij niet
bedoelde te geven. Nog daargelaten de drommen,
? die achteloos aan dit kleine paviljoen uit groene .
en uit witte porcelein voorbijgaan, omdat zij
zeggen, dat charme een zinsbedrog is voor ver
standelijk benevelden. Hun zal de lucide wijsheid
en de wetende glimlach van Achard nimmer iets
zijn, te minder waar een schrijver als hij noch wil
noch kan overtuigen ia het harnas der sluitredenen
en met de wapenen van het toegespitste argument.
Achard heeft in Petrus het wonder van den
eenvoud ge teekend: een bescheiden en goede man,
deze Petrus, een strandfotpgraaf tot wien alleen
gelukkige menschen komen om gekiekt te worden
en aan wie hij geluksbewijsjes en sentimenteele
herinneringen verkoopt. Hij is het mannetje der
verrassingen, de man van het vogeltje voor de
kinderen en van de kartonnen auto's en
vliegmachines voor pleziermakende menschen, die met
elkaar en in elkaar als in doorzichtige sprookjes
vereeuwigd wenschen te worden. En deze Petrus
loopt op straat en aan den overkant trekt een
geplaagde revue-girl in het zenuwachtige besef
van het groote moment van haar leven een re
volver en schiet op den gigoio, die haar bedroog
zooals hij allen zal bedriegen, en de kogel treft
den arm van Petrus, den toevalligen voorbijganger.
En op het politie-bureau wordt Petrus verliefd
op het meisje, dat hem bij vergissing raakte toen
zij scho'ot op den man, dien zij lief had.
Aangezien uu het meisje de dochter van een
braven brievenbesteller was en zich eigenlijk in
haar leventje heel erg dik maakte alleen maar
omdat het haar niet de kans bood om dood
eenvoudig iemand, die van spelletjes en kleine
pretjes evenveel hield als zij, lief te hebben met
heel haar hart en heel haar ziel, en aangezien Petrus
toch wel pienter genoeg was om te weten, dat de
liefde stekeblind maakt, teneinde de eenvoudigen
van geest door den gecompliceerden schijn der
dingen heen den weg tot een argeloos geluk te
doen vinden, komt het allemaal best in orde. Al
kan Achard, met dat prachtige realisme, dat het
uitgangspunt van zijn vermooiing der dagelijksche
dingen is, de verleiding niet weerstaan, een parallel
te trekken tusschen een schot, dat miste en een
schot, dat doel trof; een nuance van een armbe
weging, een kwestie van oefening en temperament,
waaruit het verschil tusschen comedie en tragedie
geboren wordt. Aan het slot komt het andere
revue-meisje binnen, dat intusschen raak ge
schoten had op den gigoio, die trouwens niet beter
verdiende. En het is een der triomfen van dien
speelschen in ernst, waarmee Achard, de meester
jongleur, zijn toeschouwers zoo fascineert, dat hij ons
bijna tot het laatste oógenblik in twijfel laat of
niet toch het eerste meisje nogeens en beter had
geschoten.... een twijfel, die hij noodig had, om
ons den angel van het leven te doen voelen, al
vorens wij glimlachen en toegeven: het is toch
mogelijk, dat twee elkaar lief hebben en niets
anders dan lief.
Het fijne van dit stuk, de sierlijkheid van zijn
realistische details, de fantasie van zijn gedachten
rondom zeer alledaagsche dingen, de suave zeker
heid van zijn gepointeerden dialoog geniet men
eerst ten volle uit de vertooning, ook al was deze
in de Nederlandsche opvoering niet vlekkeloos.
Wat echter de vertooning redde, was de prachtige,
heldere wijze, waarop Laseur in zijn regie de
quintessens naar voren bracht, hoe zeer hij mocht
falen in de details (zulks wellicht ook door een
gemis aan voldoende voorbereiding) en, alle vir
tuositeit ten spijt, in zijn eigen rol van Petrus.
Het spel van Laseur zoowel als van Mary
Dresselhuys als Migot, alias het Knolraapje, was immers
te intelligent van nature, te zeer van goeden
huize", om ons den nederigen eenvoud dezer twee
alleen-maar-goede en daarom een beetje dwaze,
een beetje getikte" menschen, die au fond
karakterrollen van het moeilijkste soort zijn, in
alle geledingen te doen gevoelen. Het eerste
bedrijf met de révolte op het kale politiebureau
zat" weliswaar als maar zelden een stuk zich bij
de première ontrolt en men verwachtte een brillant
succes. Het tweede was echter, ook in den tekst,
te lang en voor dezen praat van revue-meisjes,
voor deze morgen-oefeningen van dansende beenen
op den vloer van een pensionkamer, wordt nog
wel iets anders verlangd dan dit rijtje actrices
kon geven. Daarentegen waren er voortreffelijk
geslaagde typen: zoo'n gigoio van Frits van
Dongen, volmaakt in zijn bijna onbewogen en los
langs zijn neus weg gespeelde nonchalance, zoo'n
stel politieagenten als van Cor Hermus en Chris
Baay, die, omdat zij om elkaar niet lachen konden,
de zaal deden schateren, zoo'n doldriftige Parijsche
politiecommissaris, die niet wachten kan tot de
klok slaat en hij naar zijn maitresje kan, en later
zoo'n ietwat zuidelijk getinte accompagnateur,
beiden van Joan Bemmelts.... ja van zulke
typen moest de vertooning het hebben en het
pleit voor den regisseur, dat hij waar een vol
maakte bezetting voor dit stuk hem niet ten dienste
stond dit althans in zijn acteurs naar voren
wist te brengen.
Denys Amlel's Eva 1933" bij
het Kott. Hofstadtooneel
Het tweede Fransche stuk, eveneens uit de
jongste jaargangen van het Parijsche repertoire,
heeft met het eerste den Bijbelschen titel 'en den
allerminst Bijbelschen inhoud gemeen. Haar verder
is er geen grootere tegenstelling denkbaar dan
tusschen Achard, den dichter, wiens .wijsheid men
niet leeren kan, en Amiel, den schoolmeester,
wiens leering geen wijsheid is. Het is niet voor
de eerste keer, dat Amiel zijn ietwat nooddruftige
stekjes op den voedingsbodem van Ibsen ent.
Het gaat bij hem, den intelligenten maar altijd
Wat dorren kunstenmaker, tenslotte altijd om de
these" en het is hem bittere ernst ofschoon
hij het zonder zwaarheid weet te volbrengen
om aan de hand van dit of dat huwelijk te getuigen,
dat er iets met ónze moraal en meestal met onze
behandeling van de vrouwen niet in orde is. In
den glimlach van Madame Beudet" beschreef
hij althans het navrante lijden van een verkeerd
getrouwde, in l'Image" lag althans de
Schnitzleriaansche weemoed van twee vroegere gelieven, die
een vervlogen droom niet meer kunnen oproepen.
Maar in het al te iel gehouden Decalage", een
der kleinere AmiePs uit de vruchtbare serie der
laatste jaren, beschreef hij allerminst het type
van de moderne Eva, die de Nederlandsche titel
wenscht aan te duiden. (En men vergete daarbij niet,
dat deze titel inderdaad een geoorloofde trans
positie is uit de'door Amiel zelf gegeven lijst der
dramatis personae). Amiel wil ons doen gelooven,
dat in deze ziel- en richtinglooze, onredelijke,
ondankbare, op haar zinnelijkheid en zucht tot
luxe in eenigszins komisch-openhartige termen
prat gaande jonge modepop een beeld van de
vrouw van dezen tijd gegeven is, zooals zij
onbegrepen door twee generaties van mannen
-?klaar staat om zich aan een willekearigen derde
te geven. Zelden had Constance meer ongelijk. Is
dit modern? Het is Eline Vere met een tic. En
deze generaties" van mannen, is het niet veel
meer eenvoudig het verschil in leeftijd, zoo oud
als de wereld ? De oudere man, vijftiger, huwelijkt
haar uit aan den jongeren, alleen omdat hij geen
afstand van haar kan doen, hij duwt zich zelf
tusschen een huwelijk, dat hij uit innerlijken
naijver niet wil doen opbloeien (hij komt zelfs als
een schoonmama-in-het-mannelijke bij hen in
wonen) en laat dan toch het fraaie masker der on
zelfzuchtigheid vallen, hetgeen bijna zelfmoord
tengevolge heeft. En na deze tweede acte, volgend
op een goed exposéin de eerste, maar zelve ver
zandend in psychologisch onverklaarbare reacties,
volgt een leerstellig en bloedarm betoog in de derde:
eerst worden man en vrouw bij elkaar gebracht
door middel van een schrikverhaaltje, dat hij haar
voor den spiegel vertelt betreffende rimpeltjes
en de van ouds bekende binnenlanden van
Marokko" en zoo en dan komt de vijftiger weer
binnen en zegt dat het zoo goed is, maar dat de
jeugd van tegenwoordig zacht moet zijn voor de
vrouwen. Het riekt naar dierenbescherming, waar
Nietzsche's zweep meer deugd had gedaan.
Niettemin, men moet Amiel, den geroutineerden
tooneelschrijver en den man met een waren zin
voor wat du théatre" is, toegeven, dat de dialoog
enkele losse scènes oplevert, die het, als het ware
buiten het verband van het stuk, zoer wel doen.
Maar het stuk wordt droger, ouder en valer,
naar men er meer op staart, terwijl Achard's
Petrus", als een gedragen camee, juist bij voort
during aan interieuren glans wint. En dit teekent
meer .dan iets het verschil tusschen den poëet
par droit de naissance en den gekunstelden
thesenbouwer.
Cor van der Lugt is er echter, als regisseur,
voortreffelijk in geslaagd, deze drie anaemische
bedrijfjes zoo gaaf mogelijk over het voetlicht te
brengen. Het werd, in uiterst smaakvolle omlijsting,
een vertooning, doorwerkter en subtieler dan het
stuk zelf, en dit vooral dank zij de diep en ver
stild gespeelde hoofdrol, waarlijk een hoofdrol in
tegenstelling tot wat de titel beloofde, van van
der Lugt als de man-van-gisteren Siegler, meer
malen zeer goed ter zijde gestaan door Dick van
Veen als den jongen, koelen Jacques Forestier.
Als een mislukking moet echter het spel van Annie
van Ees in de trouwens onmogelijke rol van de
jonge vrouw beschouwd worden, temeer waar zij
niets onbeproefd liet om in een rijkdom van toi
letten het onnatuurlijke, hartelooze en egoïste
van deze wel heel dom geteekende Eva als een
soort koel en daarom in den grond onaanvaard
baar wassenbeeldenspel naar voren te brengen.
";