Historisch Archief 1877-1940
De Qroene Amsterdammer van 80 December 1933
Na het proces Brand in de telefooncentrale
r!
irfc,» H
'SL
J. F. Doeve
Nu het Leipziger proces ten einde is, treft
ons, onder veel anders, toch vooral de mentaliteit,
welke deze zonderlinge beweging inzette en op
gang hield. Wat hadden de machthebbers er toch
mee voor, toen zij dit.melodrama zoo geruchtelijk
ensceneerden? Wat meenden zij te bereiken en
wat meenen zij te hebben bereikt mét den uiterst
schralen maar ook dubbelzinnigen oogst hunner
gerechtigheid? Hoe zien zij toch het buitenland
en hoe zichzelf? Zijn zij tegelijk geslepen, brutaal
n onnoozel? Zijn zij fijne menschen- en massa
kenners of zoo maar primitieve Draufg&nger? Men
zou geneigd zijn op grond van het proces tot dit
laatste te besluiten, als het toch niet al te kras
scheen en het er meer op lijkt of hier zeer hetero
gene neigingen en machten tot een voor elk
hunner ongewenscht resultaat samenwerkten.
Misschien waren er inderdaad onder de hooge en
hoogere gezaghebbers, die aan de onschuld hunner ?
collega's en der Nazi-partij geloofden en meenden
door een oprecht en openbaar proces tegenstanders
en vooral het buitenland te kunnen overtuigen.
Als dit zoo is, zullen de minder naleven nu wel
berouw hebben, dat zij de zaak niet expediet met
de vermoording der aangeklaagden hebben af- ?
gedaan. Want eenmaal in zee gestoken, moest
dit schip der formeele gerechtigheid wel overal
op klippen stooten, op die der uiterst lichtvaar
dige, stumperige beschuldiging het ergste, nu
bleek, dat van alle verdachten alleen een
onnoozele jongen zoowat strafbaar bleek. Terwijl
ondertusschen automatisch op pijnlijke wijze nog andere
dingen bleken, nl., dat de hoofdman der commu
nisten aan 't geval onschuldig was en men ook
verder geen enkelen schuldigen communist na
maanden speurens had kunnen machtig worden,
dat echter de onnoozele jongen godsonmogelijk
alleen het groote werk der brandstichting in zoo
korten tijd had kunnen volbrengen, zoodat er
medeplichtigen moeten geweest zijn. Wat meent
men in Duitsche Nazi-kringen, dat het buiten
land" daar nu van denken zal? Het zal eenvoudig
De Stedemaagd: Even ophouden, nu niet zoo ongeduldig, meneer de zakenman,
binnen een week of zes zijn wij klaar".
denken, dat, waar met alle machtsmiddelen in
vele maanden geen communistische schuldigen
te vinden, waren, en schuldigen er moeten zijn
dezen allicht aan den overkant zaten, waar niet
gezocht werd. Maar waar deze uitkomst te voor
zien was, als men op ongeveer rechtvaardige wijze
te werk ging, waarom, bij alle goden, ging men dan
niet op onrechtvaardige, maar doelmatiger wijze
te werk óf door heel geen proces te voeren óf
door het, standrechtelijk, in een dag af te werken?
De wereld" had dit, onder het motto revolutie is
revolutie, tenslotte begrijpelijk, zij 't dan ook
verkeerd, gevonden, terwijl men nu enkel bereikte,
dat de aanvankelijk schandelijke geruchten aan
waarschijnlijkheid ten zeerste wonnen, en de
hoogste machthebbers daarginds een ietwat lou
che" gezelschap lijken. Hetgeen dan door het
vonnis nog eens bijzonder uitkomt. Het vervolgt
de monsterlijke onhandigheid van het gansche
proces door nog eens tegen het Bruinboek te
polemiseeren, inplaats van het te negeeren; het spreekt
uitdrukkelijk de hooge heeren vrij, die hier niet
aangeklaagd waren; het betoogt, tegen de evidentie
van het gansche proces in, dat toch de communis
ten aan de brandstichting debet waren, en zelfs
marxisten en pacifisten, omdat die nu eenmaal
altijd aan alles schuldig zijn, en veroordeelt ten
slotte dat magere schaap, den psychopaat, omdat
de wraakzuchtige menigte van hooger en lager
allooi, tenslotte wat moet hebben....
Aldus werd dit eclatant proces een hopeloos
misgewas van zwakheid, menschenvrees,
onnoozelheid en inconsequentie, van brutalen durf,
zonder doorzicht en zonder doorzettingskracht,
van naïeve inbeelding en miskenning van het
allergewoonste, nuchtere verstand, van pompeuze
zelfverblinding en bangelijk trachten naar de
instemming der wereld.
Met een kleine variant op Goethe kan men van
het officicele Duitschland zeggen:
Da steht nun der unreine Thor, ist bang und
frech als wie zuvor.
En de eenige, die wel frech maar niet bang was
en, zoo al Thor, dan toch een onverschrokken en
heldhaftige, was Dimitrof, de Bulgaar, schier het
eenig lichtpunt van waardigheid en adel van
persoonlijkheid in deze smadelijke
Menschendammerung. Maar het Nationaal-Sadisme zal
hem nu wel doodslaan.
FRANS COENEN