De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1933 30 december pagina 3

30 december 1933 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

De Qroene Amsterdammer van 80 December 1933 Na het proces Brand in de telefooncentrale r! irfc,» H 'SL J. F. Doeve Nu het Leipziger proces ten einde is, treft ons, onder veel anders, toch vooral de mentaliteit, welke deze zonderlinge beweging inzette en op gang hield. Wat hadden de machthebbers er toch mee voor, toen zij dit.melodrama zoo geruchtelijk ensceneerden? Wat meenden zij te bereiken en wat meenen zij te hebben bereikt mét den uiterst schralen maar ook dubbelzinnigen oogst hunner gerechtigheid? Hoe zien zij toch het buitenland en hoe zichzelf? Zijn zij tegelijk geslepen, brutaal n onnoozel? Zijn zij fijne menschen- en massa kenners of zoo maar primitieve Draufg&nger? Men zou geneigd zijn op grond van het proces tot dit laatste te besluiten, als het toch niet al te kras scheen en het er meer op lijkt of hier zeer hetero gene neigingen en machten tot een voor elk hunner ongewenscht resultaat samenwerkten. Misschien waren er inderdaad onder de hooge en hoogere gezaghebbers, die aan de onschuld hunner ? collega's en der Nazi-partij geloofden en meenden door een oprecht en openbaar proces tegenstanders en vooral het buitenland te kunnen overtuigen. Als dit zoo is, zullen de minder naleven nu wel berouw hebben, dat zij de zaak niet expediet met de vermoording der aangeklaagden hebben af- ? gedaan. Want eenmaal in zee gestoken, moest dit schip der formeele gerechtigheid wel overal op klippen stooten, op die der uiterst lichtvaar dige, stumperige beschuldiging het ergste, nu bleek, dat van alle verdachten alleen een onnoozele jongen zoowat strafbaar bleek. Terwijl ondertusschen automatisch op pijnlijke wijze nog andere dingen bleken, nl., dat de hoofdman der commu nisten aan 't geval onschuldig was en men ook verder geen enkelen schuldigen communist na maanden speurens had kunnen machtig worden, dat echter de onnoozele jongen godsonmogelijk alleen het groote werk der brandstichting in zoo korten tijd had kunnen volbrengen, zoodat er medeplichtigen moeten geweest zijn. Wat meent men in Duitsche Nazi-kringen, dat het buiten land" daar nu van denken zal? Het zal eenvoudig De Stedemaagd: Even ophouden, nu niet zoo ongeduldig, meneer de zakenman, binnen een week of zes zijn wij klaar". denken, dat, waar met alle machtsmiddelen in vele maanden geen communistische schuldigen te vinden, waren, en schuldigen er moeten zijn dezen allicht aan den overkant zaten, waar niet gezocht werd. Maar waar deze uitkomst te voor zien was, als men op ongeveer rechtvaardige wijze te werk ging, waarom, bij alle goden, ging men dan niet op onrechtvaardige, maar doelmatiger wijze te werk óf door heel geen proces te voeren óf door het, standrechtelijk, in een dag af te werken? De wereld" had dit, onder het motto revolutie is revolutie, tenslotte begrijpelijk, zij 't dan ook verkeerd, gevonden, terwijl men nu enkel bereikte, dat de aanvankelijk schandelijke geruchten aan waarschijnlijkheid ten zeerste wonnen, en de hoogste machthebbers daarginds een ietwat lou che" gezelschap lijken. Hetgeen dan door het vonnis nog eens bijzonder uitkomt. Het vervolgt de monsterlijke onhandigheid van het gansche proces door nog eens tegen het Bruinboek te polemiseeren, inplaats van het te negeeren; het spreekt uitdrukkelijk de hooge heeren vrij, die hier niet aangeklaagd waren; het betoogt, tegen de evidentie van het gansche proces in, dat toch de communis ten aan de brandstichting debet waren, en zelfs marxisten en pacifisten, omdat die nu eenmaal altijd aan alles schuldig zijn, en veroordeelt ten slotte dat magere schaap, den psychopaat, omdat de wraakzuchtige menigte van hooger en lager allooi, tenslotte wat moet hebben.... Aldus werd dit eclatant proces een hopeloos misgewas van zwakheid, menschenvrees, onnoozelheid en inconsequentie, van brutalen durf, zonder doorzicht en zonder doorzettingskracht, van naïeve inbeelding en miskenning van het allergewoonste, nuchtere verstand, van pompeuze zelfverblinding en bangelijk trachten naar de instemming der wereld. Met een kleine variant op Goethe kan men van het officicele Duitschland zeggen: Da steht nun der unreine Thor, ist bang und frech als wie zuvor. En de eenige, die wel frech maar niet bang was en, zoo al Thor, dan toch een onverschrokken en heldhaftige, was Dimitrof, de Bulgaar, schier het eenig lichtpunt van waardigheid en adel van persoonlijkheid in deze smadelijke Menschendammerung. Maar het Nationaal-Sadisme zal hem nu wel doodslaan. FRANS COENEN

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl