De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1933 30 december pagina 4

30 december 1933 – pagina 4

Dit is een ingescande tekst.

De Qroer9 Amsterdammer van 30 December 1933 No. 2952 Een grijsaard, die er genoeg van heeft Melis Stoke Teekeningen HarmBen van Beek «ww /uzrf zyn zeis Interview met het jaar 1933 Het was geen org geschikt moment waarop we bij den heer 1933 binnenkwamen. Hij was juist bezig zijn koffers te pakken en op het oogenblik waarop we hem bezochten trachtte hij vruchteloos zijn zeis in een foudraal te wurmen. De kamer lag bezaaid met rommel en stukken papier. Ik heb niet eens meer een stoel om u aan te bieden, zeide de heer 1933, maar ga uw gang maar.... Het spijt me, zeiden we, dat we u zoo op het laatste moment komen lastigvallen, nu u in den rommel zit. riet oude jaar keek ons sarcastisch aan. Zegt u dat wel En om u de waarheid te zeggen is mijn eenige troost en voldoening dat ik Jien rommel hier achterlaat.... Foei, ik zal blij zijn als ik word afgelost. Dat was geen baantje.... Wil u wel gelooven, dat ik niet eens getuigen heb gevraagd.... ? Wat neemt u zooal mee ? ? Ben .massa illusie en weinig of geen zorgen. Hij zuchtte en we keken den ouden heer aan dachtig aan. Merkwaardig toch, op plaatjes ziet men hem altijd afgebeeld in een lang wit hemd en met een grooten grijzen baard. Het jaar 1933 beantwoordde in geen enkel op zicht aan die voorstelling. Voor ons stond een elegante grijsaard met glad geschoren wangen, gekleed in plus fours en lage bruine schoenen. Gaat u wintersporten.... ? vroegen we naïef. Maar hij haalde de schouders op. Ik weet niet waar ik heenga.... Dat weet trouwens geen mensch tegenwoordig. Ook over hetgeen hij had meegemaakt wenschte hij zich niet uit te laten. v Binnen eenige dagen ziet u de couranten immers weer vol met die opsommingen die ze den menschen nog eens als overzicht aanbieden? Daar behoef ik niets aan toe te voegen. Ik heb gedaan wat ik kon. De menschen hebben geen dag en geen uur te weinig gehad. En nog beklagen ze zich over te veel tijd. Men kan het ze nooit naar den zin maken. Nijdig begon de oude heer stapels beloften in zijn koffers te duwen. Op sommigen zagen we gedrukt staan Goudclausule" en op andere weer Rente betaling". Wat zijn uw indrukken van de wereld? De heer 1933 haalde de schouders op. Een jaar zegt niets. Ik houd niet van journa listen. Alleen de geschiedschrijvers begrijpen ons. Die raadplegen ons in massa en in verband. Als ik u vragen mag, bestaat er een verband van jaren.... ? De oude man lachte. Natuurlijk.... en welk een. Het heet historie. En als u het precies weten wilt welnu dan, daar ga ik over eenige dagen naar toe en daar blijf ik. Misschien zullen de menschen me dan nog eens beter leeren begrijpen. We probeerden den heer 1933 op actueeler terf-ein te brengen. Wat is uw indruk, vroegen we, van den he§r Colijn ? "* Zooals u weet heb ik hem meegebracht. Ik kan alleen maar wenschen dat u genoegen aan hem zult beleven. Een jaar is nu eenmaal een soort impressario. Hij brengt de menschen op het tooneel en daar moeten ze zich dan maar zien te handhaven. Ik persoonlijk beschouw den neer Colijn als een groot talent, speciaal in n-persoons-stukken. Het is echter niet zeker dat hij als zoodanig zal wenBekijk nu eens deze jas Moeilijkheden aan de grens schen op te treden. Daar zijn de meeningen over verdeeld. En de vrede.. . . ? De heer 1933 leidde ons naar een muurkast en opende die. Er hing een aantal gelapte en verstelde jassen in. Ziehier, zeide hij dat is de garderobe die we elkaar gewoon zijn achter te laten. Het zijn de z.g. ambtscostuums voor bijzondere gelegenheden. De vredesjas heeft^ dit jaar erg veel te verdurer gehad en ik ben bijna beschaamd haar zoo over te dragen aan mijn opvolger... . Kijk eens, vol gaten en de voering is ook al getornd. Dat komt van al die ellendig mislukte conferenties. En de voorspoed. ... ? Tja, zeide de heer 1933.... zooals u weet heb ik die niet meegebracht. Die is zoekgeraakt onder mijn voorgangers. Die heeft jaren lang aan die haak daar gehangen en het is maar te hopen, dat de een of andere collega er een meebrengt. Ik voor mij heb veel rondgeloopen in dat moderne Autarkiejasje dat u daar ziet.' Hij wees ons op een jasje met glimmende knoopen, zooals die wel door douane-ambtenaren worden gedragen. Vlak er naast trok een bruin hemd onze aandacht. Maar de heer 1933 besteedde daar weinig aan dacht aan. Het is een goedkoop stofje, zeide hij.... Mijn voorganger had het min of meer voor de aardigheid, maar ik vraag me af of het soliede is. Grof goedje, ziet u. Op dat oogenblik ging de telefoon. Zoo vent, zeide de heer 1933 in het toestel... . Ben je je aan het gereed maken? Mooi zoo. Ik zal blij zijn als ik je de spullen kan overgeven. Excuseert u me, zeide hij, dat is mijn op volger. ... Die stakker zit aan de grens met een massa hoop en verwachting die zooals u weet gecontingenteerd zijn. Zooals u weet is hij al aan het overleggen geweest met de regeering. Hij heeft zooveel narigheid bij zich dat ze er al vast met de begrooting op gerekend hebben.... We verbleekten.... Narigheid ? wat dan.... ? Nu moest de heer 1933 toch hartelijk lachen. Maar waarde heer, zeide hij.... hoe kan ik dat nu zeggen? Dat weet hij zelf niet eens. We weten alleen wat we meenemen.... en dat is voor een groot deel wat de menschen hebben wegge gooid, wat ze niet hebben kunnen gebruiken.... of materiaal dat ze niet hebben kunnen omzetten in nuttige dingen Kijk, ik ga nu toch haast weg, maar weet u wat voor ons jaren het ellendige is en hetgeen waar we altijd onbillijke verwijten door krijgen... . ? Dat is de eigenwijsheid van de menschen.. . . Dat is hun herrie en krakeel waar door ze alle hoop, alle goede voornemens die mijn voorgangers en ik hebben meegebracht, moedwillig hebben stukgeslagen Net als kinderen die speelgoed krijgen De klok sloeg twaalf maal en de oude heer haastte zich naar een lijstje aan denmuur waarop hij een streepje zette.... Nog maar zoo weinig gelukkig, zuchtte hij Dan ga ik het traditioneele reisje om de wereld maken en dan.... oef.... Toen, met iets van weemoed in de oogen wendde hij zich tot mij: Straks komt die jongen, zeide hij Hij heet 1934 en meer weten we er niet van. ... Toe, wees goed voor hem.... Probeer de hoop en de verwachting en de goede wil die hij meebrengt niet te verknoeien Maak d'r wat van Als jullie dat kunt.... Geef niet ons alleen den schuld.... Boekbespreking Scotch and Water, by Ouy Gilpatric. DoddMead en Company, New York. De Amerikaansche Saturday Evening Post heeft de eigenaardige gewoonte om tusschen de ver halen van keurige, ernstige lieden, het werk van mannen met baarden te poten. Ik bedoel dan van die mannen, die gaarne met een luide stem spreken en langs hun neus weg, eerlijk en vertrouwenwekkend kunnen liegen. Die lukraak door het leven waden en van een goeden dronk houden, doch door ervaring voor vrouwe rokken beducht geworden zijn. Van die mannen om mee uit visschen te gaan. Het moet voor sommige Amerikanen onder het régime van Pussyfoot dan ook een Tantaluskwelling zijn geweest om de grappen van Guy Gilpatric te lezen. Er wordt in al zijn verhalen gevaren, en stevig, doch met kennis van zaken gedronken. En nu heb ik een bundel van dergelijke schetsen in handen gekregen: Scotch and Water. De Scotch is de melk der Hooglanden, waardoor de Schotten als scheepsmachinisten en chirurgen hun weerga niet vinden. Het water is in de zee. Dit lijkt me uitmuntende lectuur voor degenen, die nog een raar gevoel krijgen, wanneer ze Azi Afrika of Huil op den muur van een veem' zien staan, die altijd blijven denken, dat de hemel in Philadelphia blauwer is dan in Lutjebroek. Die er van houden om lang en hard te lachen, om te schuddebuiken en te hikken van plezier. Die be wogen worden door de romantiek in den naam: Mary, Queen of Scots. Dit is ontspanningslectuur voor menschen, die de doedelzak en het grootsche geslacht der Mac Crimmons van Gairloch zouden verwensenen, die door het pijpen van de ceol beag, de lichtere muziek van Schotland, tot vreemde daden zouden worden bewogen. Die het nuttelooze, pijnende zoeken naar het verloren woord van een volmaakt onbelangrijke limerick begrijpen. Een boek voor doodgewone mannen, die den kostelij ken waanzin vatten in het leven op de bark The Flaming Ohariot, die door den profeet Ezechiël, met behulp van de stuurlieden Sadrach, Mesach en Abednego werd gecommandeerd. Een kostelijk boek voor mannen, die er graag eens uit zouden zijn en een hartig brok best gebruiken kunnen. WILLEM DE GEUS

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl